[pagina 865]
[p. 865]
Woordregister
a* naam in waterlopen 776 [Künzel] {2.3} |
à voorzetsel 1832 [wei] <Frans {4.2} |
A4 bepaald papierformaat 1992 [gvd] <L {3.4/5} |
aaibaarheidsfactor factor volgens welke de wereld wordt ingedeeld 1969 [De Coster 1999] {4.4} |
aaien* strelen 1717 [Claes Tw. 9] |
aak* schip 1520 [hws] {1.2.4/4.1.11} |
aal* beenvis 755-768 [Künzel] {2.3} |
aalbes* vrucht 1500 [Claes Tw. 12] {4.1.2} |
aalmoes gift 1236 [cg i 1, 22] <Frans |
aalmoezenier katholiek geestelijke 1251-1275 [cg i 1, 292] <Frans {4.1.8} |
aalscholver* pelikaanachtige 1868 [wnt] |
aambeeld* blok waarop metalen bewerkt worden 1599 [Kil.] |
aambei* besachtige opzwelling van de aderen 1485 [mnw] {1.2.1} |
aamborstig* kortademig 1351-1400 [hws] |
aan* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
aanappelen* rotzooien, onverschillig te werk gaan 1974 [Endt] {1.2.5/3.1} |
aanbakken* vastkleven 1632 [wnt] |
aanbevelen* aanraden 1656 [wnt abuseeren Suppl] |
aanbidden* met geestdrift vereren 1240 [Bern.] {1.2.5} |
aandacht belangstelling 1430 [hws] <Duits |
aandoening* gewaarwording 1553 [wnt haast] |
aaneen* bijwoord van tijd: elkaar in tijd opvolgend 1436 [hws] {4.1.7} |
aanfluiting* voorwerp van bespotting 1637 [Statenvertaling (2 Kronieken 29:8)] |
aangaande* voorzetsel 1854-1855 [wnt] {4.2} |
aangenaam* behaaglijk 1475 [hws] |
aangeschoten* dronken 1880 [wnt weg i] |
aangezicht* gezicht 1477 [Claes Tw. 9] {1.2.4/1.2.5} |
aangezien* onderschikkend voegwoord 1637 [wnt] {4.2} |
aanhangwagen wagen die door andere wordt voortgetrokken 1934 [Vd Sijs 1996, 236] <Duits {1.4/4.1.10} |
aanhankelijkheid innige gehechtheid 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
aanklampen* staande houden 1672 [wnt Suppl] |
aanleiding* omstandigheid die iets ten gevolge heeft 1614 [wnt] |
aanlengen* verdunnen 1592 [wnt] |
aanmatigen, zich wederrechtelijk aanspraak maken op 1658 [wnt] <Duits |
aanminnig* bekoorlijk 1348 [mnw] |
aanranden* te lijf gaan (al dan niet met ontucht) 1544 [hws] |
aanrecht* keukenblok 1542 [Dasypodius] {1.2.5} |
aanrichten* veroorzaken 1597 [wnt Suppl] |
aanschijn* gelaat 901-1000 [wps] |
aanstonds* bijwoord van tijd: gauw 1673 [wnt Suppl] {3.1} |
aantal onbepaalde veelheid 1634 [wnt land] <Nederduits {3.2} |
aantijgen* beschuldigen 1562 [Naembouck] |
aanvaarden* beginnen 1240 [Bern.] |
aanvallig* bekoorlijk 1633 [wnt abel] {1.2.5} |
aanvangen* beginnen 1350 [mnw] |
aanvankelijk bijwoord van tijd: in het begin 1784-1785 [wnt] <Duits {4.1.7} |
aanwezig* voorhanden 1561 [wnt verdrinken] |
aap* primaat 1451-1500 [mnw] {4.1.3} |
aapje* huurrijtuig 1880-1885 [wnt] {4.1.10} |
aar* bovenste deel van de halm van graangewassen 1240 [Bern.] |
aard* akker 1019-1030 [Claes] {1.2.6/2.3} |
aard* geaardheid 1287 [cg NatBl] {1.2.6} |
aardappel* eetbare knol 1712 [wnt] {4.1.6} |
aardbei vrucht 1597 [wnt] {4.1.2} |
aarde* grond 901-1000 [wps] {1.2.6} |
aarde* onze planeet 1624 [wnt] {1.2.6} |
aardewerk* vaatwerk van aarde 1596 [wnt vreemdigheid] |
aardig* bekoorlijk, mooi 1420 [hws] {1.2.3} |
aardig* vriendelijk, beleefd 1786 [wnt] {1.2.3} |
aardrijkskunde geografie 1769 [Geographische Oefening schetzende de geheele aardrykskunde] |
aardvarken buistandig zoogdier 1779 [wnt] <Afrikaans {3.2/4.1.3} |
aardwolf hyena-achtige 1882 [wnt z.j.] <Afrikaans {3.2/4.1.3} |
aars* anus 1410 [mnw] {4.4} |
aartsbisschop metropoliet 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
aartsdom zeer dom 1866 [wnt] |
aarzelen* weifelen 1600 [wnt] {1.2.3/3.1} |
aas* lokspijs, voedsel 1287 [cg NatBl] {1.2.3} |
aas de één in het dobbel- en kaartspel 1350 [mnw] <Frans {1.2.3/4.1.18} |
abactis secretaris 1899 [dbl] |
abacus telraam 1515 [wnt trezoor] <Latijn |
abattoir slachthuis 1861 [wnt villen i] <Frans |
abces ettergezwel 1669 [mey] <Frans |
abdicatie troonsafstand 1824 [wei] <Frans |
abdiceren troonsafstand doen 1824 [wei] <Latijn |
abdij klooster 1240 [Bern.] <me Latijn {3.2} |
abdis overste van vrouwenklooster 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8} |
[pagina 866]
[p. 866]
abdomen onderbuik 1661 [Aanv wnt] <Latijn {3.2} |
abductie wegvoering 1658 [mey] <Latijn |
abeel populier 1240 [cg i Gent] <Frans |
abel bekwaam 1350-1420 [mnw] <Frans |
abel spel Middelnederlands wereldlijk toneelspel 1410 [mnw] {4.1.15} |
aberratie afwijking 1658 [mey] <Frans |
abessijn kattensoort 1951 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
abituriënt eindexamenkandidaat 1824 [wei] <Duits |
abject verachtelijk 1824 [wei] <Frans |
ablatief zesde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
ablaut regelmatige klankwisseling 1846 [wnt wortel] <Duits |
abnormaal tegen de norm 1864 [wnt] |
abolitie afschaffing 1540 [hws] <Frans |
A-bom atoombom 1945-1950 [Van Nierop 1975] <Engels {4.1.14} |
abominabel afschuwelijk 1301-1400 [hws] <Frans |
abonneren intekenen 1824 [wei] <Frans |
aborteren een miskraam hebben of opwekken 1650 [mey] <Latijn |
abortief vruchtafdrijvend 1824 [wei] <Frans |
abortus ontijdige geboorte, miskraam 1663 [mey] <Latijn |
abracadabra toverspreuk 1726 [wnt] <Grieks {3.1/3.2/4.3} |
abri wachthuisje 1886 [kku] <Frans |
abrikoos vrucht 1625 [wnt Suppl] <Frans {4.1.2} |
abrupt plotseling plaatshebbend 1650 [mey] <Frans |
abscis afstand van een punt tot de y-as 1847 [kku] <modern Latijn |
abseilen zich langs een touw naar beneden laten zakken 1997 [Kampioen dl. 112, 4, 606-66, 7] <Duits {3.2} |
absent afwezig 1404 [Claes] <Frans |
absenteren, zich zich verwijderen 1448 [hws] <Frans |
absentie afwezigheid 1370-1378 [hws] <Latijn |
absint likeur 1775 [wnt] <Frans {4.1.6} |
absolutie vergiffenis van zonden 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
absolutisme onbeperkte heerschappij 1872 [gvd] <Frans |
absoluut volstrekt 1553 [Vd Werve] <Latijn |
absolveren kwijtschelden 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
absorberen inzuigen 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn |
absorptie inzuiging 1824 [wei] <Frans |
abstinent iemand die zich vrijwillig onthoudt 1301-1350 [hws] <Frans |
abstinentie vrijwillige onthouding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
abstract afgetrokken 1650 [Claes Tw. 12] <Latijn |
abstractie afgetrokken begrip 1824 [wei] <Frans |
abstraheren in gedachte afzonderen 1824 [wei] <Latijn |
absurd ongerijmd 1548 [wnt] <Frans of Latijn |
absurditeit ongerijmdheid 1658 [mey] <Frans |
abt overste van monnikenklooster 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn {4.1.8} |
abuis vergissing 1410 [mnw] <Frans |
acacia boomsoort 1554 [Dod.] <Latijn |
academicus iem. met academische opleiding 1648 [wnt raken] <Latijn |
academie genootschap ter bevordering van wetenschap en kunst, hogeschool 1575 [wnt wassen i] <Latijn |
acanthus doornachtige plant 1608 [wnt berenklauw] <Latijn |
a capella zonder instrumentale begeleiding 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
accelerando bijwoord: in versneld tempo 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
acceleratie versnelling 1625 [wnt Suppl] <Frans |
accelerator versneller 1896 [kui] <Engels |
accelereren versnellen 1553 [Vd Werve] <Frans |
accent klemtoon 1240 [Bern.] <Frans |
acceptabel aannemelijk 1720 [mey] <Frans |
acceptant iem. die op zich neemt een wissel te betalen 1631 [wnt] <Frans |
acceptatie aanneming, aanvaarding 1511 [hws] <Frans |
accepteren aannemen 1452-1494 [hws] <Frans |
accessoires bijkomende zaken 1503 [Boutillier] <Frans |
accijns verbruiksbelasting 1629 [wnt] <me Latijn |
acclamatie toejuiching 1688 [wnt knevelarij] <Frans |
acclimatiseren aan een ander klimaat gewennen 1824 [wnt] |
accolade haakje tot verbinding van twee of meer regels 1824 [wei] <Frans |
accommodatie aanpassing 1624 [wnt] <Frans |
accommoderen aanpassen 1582 [wnt Suppl nalezing] <Frans |
accompagneren begeleiden 1598 [wnt] <Frans |
accordeon toetsinstrument 1847 [kku] <Frans {4.1.16} |
[pagina 867]
[p. 867]
accorderen overeenkomen, overeenstemmen 1281 [cg i 1, 564] <Frans |
accountant rekeningkundige 1897 [koe] <Engels |
accrediteren van geloofsbrieven voorzien 1734 [wnt] <Frans |
accu energiereservoir 1919 [wnt] {1.1/1.2.4/1.2.5} |
acculturatie aanpassing aan de cultuur 1952 [Aanv wnt] |
accumulatie opeenhoping 1786 [wnt] <Frans |
accumulator energiereservoir 1875 [wnt] <Latijn {1.2.4} |
accumuleren opeenhopen 1524 [hws] <Frans |
accuraat nauwkeurig 1654 [mey] <Duits |
accuratesse zorgvuldigheid 1698 [wnt] <Duits |
accusatief vierde naamval 1605 [P. Heyns, Cort onderwys] <Latijn |
ace bij tennis: service die niet kan worden geretourneerd 1984 [gnn] <Engels |
acetaat zout van azijnzuur 1847 [kku] |
aceton oplosmiddel 1898 [gvd] |
acetyleen koolwaterstof 1895 [wnt volume] |
ach* tussenwerpsel: uitroep van droefheid 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3} |
achenebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1961 [gvd] <Jiddisch {3.2/4.3} |
achilleshiel kwetsbare plaats 1872 [gvd] |
achillespees pees aan de hiel 1908 [wnt] |
achromatisch kleurloos 1824 [wei] |
acht* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
acht* aandacht 1350 [hws] {1.2.5} |
achtel* achtste hectoliter, oude inhoudsmaat 1460-1514 [mnw] {3.1} |
achteloos* onoplettend 1550 [wnt] {1.2.5} |
achten* acht slaan op 1265-1270 [cg Lut.K] |
achter* voorzetsel 876-900 [cg ii 1, 39] {1.2.5/4.2} |
achterbaks* stiekem 1451-1500 [mnw] |
achterban* onderafdelingen 1350 [mnw] |
achterdocht* argwaan 1599 [Kil.] |
achtereen* bijwoord van tijd: zonder tussenpozen 1285 [cg Rijmb.] {4.1.7} |
achterhoede* achterste troepen van een leger 1376-1384 [mnw] {4.1.14} |
achterklap* kletspraat achter iemands rug 1301-1400 [mnw] |
achterkleinkind* kind van een kleinkind 1784-1785 [wnt] {4.1.4} |
achterlijk* ten achteren zijnde 1758 [wnt Suppl] {1.2.5} |
achterstallig* niet op tijd betaald 1299 [cg i 1 Holland graf. kans.] |
achterste* billen 1567 [wnt] {1.2.1/4.4} |
achterwaarts* naar achteren 1445 [mnw] {1.2.5} |
achterwerk* billen 1882 [wnt z.j.] {4.4} |
achttien* telwoord 1266-1268 [cg i Gent] {4.2} |
achturig acht uur durend 1892 [wnt vakvereeniging] {3.1} |
acid lsd 1970 [R75] <Engels {4.1.6} |
acid house elektronische discomuziek 1988 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
acne vetpuistje 1832 [wei] <Grieks {3.2} |
acquisiteur werver van advertenties e.d. 1908 [Baale, Handboek vreemde woorden] {3.3} |
acquisitie aanwinst 1518 [hws] <Frans |
acquit kwitantie 1370-1378 [hws] <Frans |
acquitteren kwijten 1650 [Aanv wnt] <Frans |
acrobaat kunstenmaker 1824 [wei] <Frans |
acroniem letterwoord 1990 [wp] <Engels |
acrostichon naamvers 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
acryl kunststof 1974 [Aanv wnt] {4.1.9} |
act nummer 1965 [R75] <Engels |
acteren toneelspelen 1843 [wnt] |
acteur toneelspeler 1553 [Vd Werve] <Frans |
actie handeling 1390 [hws] <Latijn {1.2.3} |
actief werkzaam 1580 [wnt] <Frans |
actinium radioactief chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
activeren aanwakkeren 1847 [kku] <Frans |
activeren een computerprogramma actief maken 1999 [R99] <Engels |
activiteit werkzaamheid 1663 [mey] <Frans |
activum bedrijvende vorm 1633 [Ruijs] <Latijn |
actreutel actrice met een stijl van acteren uit de jaren vijftig 1970 [R84] {1.2.5/4.4} |
actualiteit onderwerp van de dag 1754 [wnt] <Frans |
actuaris wiskundig adviseur 1754 [wnt] <Latijn |
actueel op het ogenblik bestaand 1535 [wnt] <Frans |
acupressuur druktherapie 1910-1914 [Bauwens] |
acupunctuur geneeswijze d.m.v. naalden 1832 [wei] {1.2.5} |
acuut plotseling opkomend (van ziekte) 1832 [wei] <Latijn |
acuut dringend 1916 [wnt] <Latijn |
adagio bijwoord: bedaard 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
adagium spreuk 1650 [mey] <Latijn |
adamsappel strottenhoofd 1757 [Claes Tw. 9] |
adaptatie aanpassing 1863 [kku] <Frans |
adapter apparaat tussen stekker en stopcontact als de systemen niet passen 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
adapteren aanpassen 1847 [wnt] <Frans |
adat traditie 1804 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
adder* slang 1340 [mnw] {1.2.4} |
addict verslaafde 1984 [gnn] <Engels |
[pagina 868]
[p. 868]
additief m.b.t. optelling 1847 [kku] <Frans |
additioneel toegevoegd 1672 [wnt] <Frans |
adel stand der edelen 1447 [hws] <Duits |
adelaar roofvogel 1477 [Teuth.] <Duits |
adelborst aspirant-officier bij de marine 1813 [wnt] {4.1.14} |
adellijk lang bewaard (van vlees) 1780 [wnt Suppl] |
adem* ingeademde lucht 1240 [Bern.] {3.1} |
adept ingewijde 1660 [wnt Suppl nalezing] <Latijn |
adequaat overeenkomstig 1658 [mey] <Latijn |
ader* bloedvat 1236 [cg i 1, 27] |
aderlaten* door het openen van een ader bloed aftappen 1537 [wnt Suppl] |
adhesie aantrekkingskracht 1820 [wnt] <Frans {1.2.6} |
adhesie instemming 1847 [wnt Suppl] <Frans |
ad hoc voor deze zaak 1839 [wnt assimileeren Suppl] <Latijn {1.2.6} |
adie tussenwerpsel: groet 1477 [Teuth.] {4.3} |
adieu tussenwerpsel: groet 1475 [hws] <Frans {4.3} |
adjectief bijvoeglijk naamwoord 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
adjudant officier van de staf 1706 [wnt] <Frans {4.1.14} |
adjunct toegevoegd functionaris 1503 [Boutillier] <Latijn |
administrateur bestuurder 1540 [wnt Suppl] <Frans |
administratie bestuur 1299 [cg I4, 2709] <Frans |
administratief m.b.t. de administratie 1805 [mey] <Frans {3.2} |
administreren besturen 1488 [hws] <Frans |
admiraal opperbevelhebber van oorlogsvloot 1492 [wnt Suppl] <Frans {4.1.14} |
admissie toelating 1460-1486 [mnw verhalen] <Frans |
adolescent jongeling 1886 [kku] <Frans {4.1.4} |
adolescentie jeugdjaren 1847 [kku] <Latijn |
adopteren aannemen als kind 1553 [Van Mussem] <Frans |
adoptie aanneming als kind 1566 [wnt voorzicht] <Frans |
adoptief aangenomen (als kind) 1503 [Boutillier] <Frans |
adorabel aanbiddelijk 1720 [mey] <Frans |
adoratie aanbidding 1553 [Vd Werve] <Frans |
adoreren aanbidden 1553 [Vd Werve] <Frans |
ad rem ter zake, snedig 1824 [wei] <Latijn |
adrenaline bijnierhormoon 1910 [kwt] |
adres woon- of verblijfplaats 1574 [Claes] <Frans |
adresseren aan iem. richten 1512 [hws] <Frans |
adstructie toelichting, staving 1683 [wnt] <me Latijn |
adstrueren toelichten 1656 [wnt] <Latijn |
advent naderende komst (des Heren) 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
adverbiaal bijwoordelijk 1895 [wnt] <Frans of Latijn |
adverbium bijwoord 1633 [Ruijs] <Latijn |
advertentie aankondiging in krant e.d. 1785 [wnt Suppl] <Frans |
adverteren openbaar bekendmaken 1451 [hws] <Frans |
advertorial advertentie die gepresenteerd wordt als redactionele tekst 1988 [De Coster 1999] <Engels |
advies mening, raad 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn |
adviseren raad geven 1467-1490 [hws] |
adviseur raadgever 1847 [wnt] {3.3} |
advocaat rechtsgeleerde 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
advocaat tropische boom en vrucht 1770 [wnt] {4.1.2} |
advocaat eierdrank 1781 [wnt] {4.1.6} |
advocatuur werkkring van een advocaat 1924 [gvd] <Duits {3.2} |
aerobics gymnastische dans die de ademhaling bevordert 1984 [gnn] <Engels {4.1.18} |
aërodynamica leer van de beweging der gassen 1824 [wei] |
aëroob de zuurstof rechtstreeks onttrekkend aan de omgeving 1909 [wnt reincultuur] <Frans |
aëroplaan vliegmachine 1911 [wnt] <Frans {4.1.10} |
aërosol de in de lucht zwevende deeltjes 1949 [Kath. Enc.] |
af* bijwoord van plaats 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
afasie onvermogen tot taalgebruik 1863 [kku] <modern Latijn |
afbouwen* de bouw voltooien 1845-1849 [wnt] {1.2.3/1.2.5} |
afbouwen verminderen 1971 [Theissen 1978] <Duits {1.2.3/1.2.5/3.2} |
afbranden* vernietigend beoordelen 1985 [De Coster 1999] {1.2.1/1.2.5/3.1} |
afdanken* afwijzen, uit de dienst ontslaan 1546 [wnt Suppl] |
affabile lieflijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
affaire zaak 1300 [mnw] <Frans |
affect gemoedsaandoening 1557 [wnt Suppl] <Latijn |
[pagina 869]
[p. 869]
affectatie gemaaktheid 1699 [wnt] <Frans |
affecteren voorgeven 1582 [wnt] <Frans |
affectie genegenheid 1433 [hws] <Frans |
affettuoso met veel gevoel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
affiche aanplakbiljet 1823 [wnt] <Frans |
afficheren aanplakken 1864 [wnt Suppl] <Frans |
affidavit attest 1832 [wei] <me Latijn |
affiliëren als kind aannemen 1824 [wei] <Frans |
affiniteit verwantschap 1553 [Vd Werve] <Frans |
affirmatief bevestigend 1656 [wnt] <Frans |
affirmeren bevestigen 1353 [hws] <Frans |
affix toevoegsel 1911 [Gonggrijp, Brieven van Opheffer aan de Redactie van het Bataviaasch Nieuwsblad, 140-41] <modern Latijn |
affreus afschuwelijk 1785 [wnt] <Frans |
affricaat klank die als explosief begint en als spirant eindigt 1912 [kku] |
affronteren krenken 1678 [wnt] <Frans |
affuit onderstel van een vuurmond 1564 [wnt Suppl] <Frans |
afgezaagd* zo dikwijls ter sprake gebracht dat het nieuwe er allang af is 1838 [wnt] |
afgezant (van staatswege) afgevaardigde 1637 [wnt] <Duits |
afghani munteenheid van Afghanistan 1925 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Afghaans {4.1.12} |
afgod* valse godheid 1240 [Bern.] |
afgrijzen* afschuw 1440 [mnw] |
afgrond* grondeloze diepte 901-1000 [wps] {1.2.6} |
afgunst* jaloezie 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
aficionado bewonderaar, fan 1986 [De Coster 1999] <Spaans {3.2} |
afijn tussenwerpsel: kortom 1903 [wnt] {4.3} |
afkalven* afbrokkelen (van aarden wanden) 1578 [wnt Suppl] |
afkatten afsnauwen 1970 [Aanv wnt] |
afkeer weerzin 1611-1620 [wnt] <Duits |
afkicken ontwennen van drugs 1968 [R75] <Engels |
afko afgekort woord, zoals aso of depri 1987 [Kuitenbrouwer] {4.4/5} |
afkondigen* in het openbaar bekendmaken 1477 [hws] {3.1} |
aflaat* kwijtschelding van zonden 901-1000 [wps] |
afmatten uitputten 1654 [wnt] |
afnemer koper 1903 [wnt Suppl] <Duits |
afnokken weggaan 1937 [wnt] <Engels |
aforisme korte spreuk 1615 [wnt] <me Latijn |
a fortiori bijwoord: met meer reden 1600 [wnt reden i] <Latijn |
afrodisiacum geslachtsdrift stimulerend middel 1824 [wei] <modern Latijn |
afrorock combinatie van rock en Afrikaanse muziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
afrossen* een pak slaag geven 1641 [wnt walgen] |
afscheid* het scheiden 1450 [mnw] |
afschuw gevoel van afkeer 1736 [wnt] <Duits |
afstijgen* naar beneden gaan 1561 [wnt] |
aft spruw 1896 [kui] <Latijn |
aftaaien weggaan 1974 [Endt] <Engels |
aftakelen* een schip aftuigen 1809-1811 [wnt] |
aftands* oud 1650 [Lezen in Geld. en Overijs. bronnen p, 53] |
aftershave scheerlotion 1965 [R75] <Engels |
aftrekken* in de wiskunde: verminderen 1445 [Claes Tw. 9] |
aftrekken* bevredigen 1906 [wnt Suppl] {4.4} |
aftroggelen* afhandig maken 1644 [wnt] |
aftuigen* afranselen 1912 [wnt] |
afvaardigen* iem. zenden en machtigen 1580 [wnt Suppl] {3.1} |
afvalbaron industrieel die de milieuwetten schendt 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
afvallig ontrouw 1637 [wnt] <Duits |
afwasmachine toestel dat de afwas doet 1961 [gvd] {4.1.9} |
afwezig* absent 1599 [Kil.] {1.2.5} |
afzakkertje glaasje sterkedrank na maaltijd of andere drank 1730 [Sanders 1997a] {4.1.6} |
afzet het verkopen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
afzichtelijk* wanstaltig 1856 [wnt] |
afzien* (in de sport) lijden 1970 [Recht voor raap] {1.2.2/3.1} |
afzonderlijk* op zichzelf staande 1650 [wnt] |
agaat kwartsgesteente 1240 [Bern.] <Frans |
agar-agar gedroogd zeewier, de gelatine daaruit gemaakt 1765 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
agave vetplant 1852 [wnt] <modern Latijn |
agenda aantekenboek 1769 [wnt] <Latijn |
agenderen tot een agenda verenigen 1880 [wnt agenda Suppl] |
agens werkende kracht 1829 [wnt vocatief] <Latijn |
agent vertegenwoordiger 1554 [Stallaert] <Frans |
agent beambte bij de politie 1841 [wnt] <Frans |
agentuur handelsvertegenwoordiging 1847 [kku] <Duits |
ageren optreden 1490 [hws] <Latijn |
[pagina 870]
[p. 870]
aggiornamento aanpassing van de kerk aan maatschappelijke ontwikkelingen 1975 [R75] <Italiaans {3.2} |
agglomeraat opeenhoping 1932 [wnt] <Frans |
agglomeratie opeenhoping 1926 [wnt Suppl] <Frans |
agglutinatie samenkleving 1847 [kku] <Frans |
agglutineren samenkleven 1824 [wei] <Frans |
aggregaat samenstel van werktuigen 1937 [wnt] <Duits |
aggregatie samenvoeging 1548 [wnt clausule] <me Latijn |
agio opgeld 1565 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
agitatie opgewondenheid 1553 [Vd Werve] <Frans |
agitato onrustig 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
agitator onruststoker 1847 [kku] <Latijn |
agiteren verontrusten 1553 [Vd Werve] <Frans |
agitprop communistische afdeling 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
agnostisch volgens de leer dat wij het transcendente niet kunnen kennen 1926 [wnt] <Engels |
agogiek vormingswerk 1992 [gvd] |
agogisch m.b.t. de agogiek 1929 [kwt] |
agoog welzijnswerker 1969 [Aanv wnt] |
agora centraal plein in oude Griekse steden 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
agorafobie pleinvrees 1910 [kwt] |
agrafie onvermogen om schriftelijk te formuleren 1903 [koe] |
agrariër landbouwer 1888 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13} |
agrarisch m.b.t. de landbouw 1769 [wnt] <Latijn |
agressie vijandelijke aanval 1592 [wnt] <Frans |
agressief aanvallend 1847 [kku] <Frans |
agressiviteit het agressief-zijn 1933 [wnt] <Frans |
agressor aanvaller 1961 [gvd] <Engels |
ah* tussenwerpsel: uitroep van verwondering, smart e.d. 1285 [mnw] {4.3} |
aha* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1850 [wnt] {4.3} |
aha-erlebnis plotseling dagend inzicht 1951 [wp (inzicht)] <Duits {3.2} |
ahob overwegboom 1950 [wp jaarboek 1962] <L {1.2.5/3.4} |
ahoi tussenwerpsel: uitroep om schip te praaien 1897 [wnt trechter] <Engels {4.3} |
ahorn esdoorn 1479 [Claes] <Duits |
ai* tussenwerpsel: uitroep van onaangename gewaarwording 1220-1240 [vmnw] {4.3} |
ai tandarm zoogdier 1718 [Van Donselaar Tw. 12] <Portugees {3.2/4.1.3} |
Aibo robothond 1999 [Sanders 2000] <Japans of Engels {3.2/4.1.18} |
aids ziekte 1983 [R84] <Engels {4.4} |
aikido Japanse gevechtssport 1972 [Grote Sport Enc.] <Japans {3.2/4.1.18} |
aimabel beminnelijk 1777 [mey] <Frans |
air houding 1694 [wnt Suppl] <Frans |
airbag ballon in het dashboard van een auto die zich bij botsing opblaast 1994 [Vd Sijs 1996, 306] <Engels |
airconditioning luchtbehandeling 1939 [kwt] <Engels {4.1.9} |
airedaleterriër hondensoort 1919 [kwt] <Engels {4.1.3} |
airmile waardepunten die inwisselbaar zijn tegen reischeques 1994 [De Coster 1999] <Engels |
aïs met een halve toon verhoogde a 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
ajakkes tussenwerpsel: uitroep van tegenzin 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb. 118] {4.3} |
ajour opengewerkt 1824 [wei] <Frans |
ajuin ui 1285 [cg I2, 1021] <Latijn {1.2.4/4.1.6} |
ajuus, aju tussenwerpsel: groet 1747 [wnt] {1.2.4/1.2.5/4.3} |
akela leidster van de welpen bij de padvinders 1926 [Aanv wnt] <Engels |
akelei plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <me Latijn |
akelig* naar 1615 [wnt] |
aker emmer 1276-1300 [cg Lut.A] <me Latijn |
akkefietje karweitje, zaakje 1808 [wnt] |
akker* stuk bouwland 821-823 [Claes] {2.3} |
akkerbouwer* landbouwer 1556 [wnt Suppl] {4.1.13} |
akkoord overeenkomst 1290 [cg I2, 1454] <Frans |
akoestiek gehoorleer 1751 [wnt Suppl] <Frans |
akropolis stadsburcht 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
aks* bijl 901-1000 [wps] |
akte schriftelijk stuk 1453 [hws] <Frans |
akte hoofddeel van toneelstuk 1798 [wnt] <Frans {3.2} |
al* onbepaald voornaamwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {1.3/2.5/4.2} |
al* bijwoord van tijd: reeds 1634 [wnt Suppl] {4.1.7} |
alaaf* tussenwerpsel: carnavalskreet 1863 [kku] {4.3} |
alang-alang reuzengrassoort 1744 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
alarm noodsein, onrust 1488 [hws] <Frans |
albast gipssoort 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
[pagina 871]
[p. 871]
albatros stormvogel 1763 [wnt] <Engels of Frans {3.2} |
albe wit miskleed 1240 [Bern.] <Latijn |
albertijn munt 1600 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12} |
albino mens of dier zonder pigmentkleurstof 1824 [wei] <Portugees {3.2} |
album boek met witte bladen om versjes of foto's te verzamelen 1700 [wnt] <Latijn |
album grammofoonplaat of cd 1974 [R75] <Engels |
albumine in water oplosbaar eiwit 1847 [kku] |
alcalde burgemeester 1695 [Schimpdicht op Jacob van Zuylen van Nyevelt] <Spaans {3.2} |
alcazar burcht 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2} |
alchemie goudmakerij, primitieve scheikunde 1556 [wnt Suppl] <me Latijn |
alcohol kleurloze vloeistof 1770 [wnt Suppl] <modern Latijn |
alcoholica alcoholische dranken 1922 [wnt] <modern Latijn {4.1.6} |
alcomobilist autobestuurder onder invloed 1993 [De Coster 1999] |
al dente beetgaar (van deegwaren) 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Italiaans {3.2} |
alert bijdehand 1751 [wnt] <Frans |
alexandrijn versvorm 1832 [Lulofs, Lessen over de Redekunst i, 179] <Frans |
alexie woordblindheid 1910 [kwt] |
alfa eerste letter van het Griekse alfabet 1560 [wnt Suppl] <Grieks {3.2} |
alfabet letters van een spellingsysteem 1484 [Claes] <Latijn |
alfanumeriek zowel met letters als cijfers werkend 1969 [Dijkman, Computer-abc 56] |
alg wier 1663 [Claes] <Duits |
algebra letterrekening 1612 [wnt Suppl] <me Latijn |
algemeen* gemeenschappelijk, universeel 1562 [Dict. Tetraglotton 328C] |
algoritme rekenschema 1734 [HubWes] |
alias bijwoord: ook wel genaamd 1391 [Claes Tw. 9] <Latijn |
alibi het aanwezig-zijn elders 1510 [wnt] <Latijn |
alikruik slak 1634 [wnt] <? {3.5} |
alimentatie toelage voor levensonderhoud van bloed- of aanverwanten 1737 [wnt] <Frans |
alinea nieuwe regel 1838 [wnt] <Frans |
alk steltloper 1763 [hou i, 5, 81] <Deens of Noors {3.2} |
alkali hydroxide van een alkalimetaal 1583 [Claes Tw. 12] <me Latijn |
alkoof klein vertrekje 1708 [wnt] <Frans |
Allah naam van God bij de moslims 1686 [wnt verwoedheid] <Arabisch {3.2} |
allee laan 1513 [wnt] <Frans |
allee tussenwerpsel: komaan 1654 [wnt] <Frans {4.3} |
alleen* bijwoord: zonder gezelschap 1240 [Bern.] |
alleenstaande* vrijgezel 1984 [gvd] {3.1/4.1.4} |
allegaar* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i 1, 24] {4.2} |
allegorie zinnebeeldige voorstelling 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] <Frans |
allegretto bijwoord: levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
allegrissimo in de muziek: zeer snel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
allegro bijwoord: vrolijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
allehens onbepaald voornaamwoord 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb. i] <Engels {4.2} |
alleluja tussenwerpsel: lofkreet 1330 [mnw] <Latijn {4.3} |
allemaal* onbepaald voornaamwoord 1287 [cg NatBl] {4.2} |
allemachtig* tussenwerpsel: uitroep van verwondering 1878-1881 [wnt] {4.3} |
allemande een dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15} |
allengs* bijwoord van tijd: langzamerhand 1615 [wnt] {3.1} |
allergeen allergie veroorzakende stof 1910-1914 [Bauwens] |
allergie overgevoeligheid voor bepaalde stoffen 1910 [Claes Tw. 12] <Duits |
allerhande* onbepaald voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
allerlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2} |
alles* onbepaald voornaamwoord 1599-1607 [Claes] {4.2} |
alliage verbinding 1862 [wnt] <Frans |
alliantie bondgenootschap 1451 [hws] <Frans |
allicht* bijwoord van modaliteit: zeker wel 1749 [wnt relatie] |
alligator krokodilachtige 1734 [wnt] <Engels {3.2} |
all-in alles, iedereen 1971 [R75] <Engels |
alliteratie stafrijm 1824 [wei] <Frans |
allocatie toewijzing 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
allochtoon niet-inheems 1920 [wnt allo-] |
allochtoon buitenlander 1971 [Burger en De Jong 182] {4.4} |
[pagina 872]
[p. 872]
allocutie toespraak 1654 [wnt] <Latijn |
allooi innerlijk gehalte 1360 [Pauw, Voorgeboden der stad Gent 78] <Frans |
allopathie geneeswijze met tegenwerkende geneesmiddelen 1832 [wei] <Duits |
allotropie het voorkomen van stoffen in andere toestanden 1872 [gvd] |
allottava met een octaaf verschil 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
allround in alle opzichten bedreven 1924 [Aanv wnt] <Engels |
alluderen zinspelen op 1561 [Mak] <Latijn |
allure houding 1824 [wei] <Frans |
allusie zinspeling 1654 [wnt] <Frans |
alm bergweide 1876 [Bos, Beknopt leerboek der aardijkskunde 34, 38] <Duits |
almachtig* onbeperkt in macht 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/5} |
almanak kalenderboekje 1401-1450 [hws] <me Latijn |
aloë plantengeslacht 1240 [Bern.] <Latijn |
aloen-aloen stadsplein 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië] <Indonesisch {3.1/3.2} |
alpaca hoefdier 1807 [wnt Suppl] <Spaans {3.2/4.1.3} |
alpaca legering 1879 [wnt] <Duits |
alpino baret 1938 [wnt] {3.3/4.1.9} |
alruin mandragora 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Duits |
als* onderschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.5/4.2} |
alsjeblieft, alstublieft* tussenwerpsel: verzoek 1721 [wnt] {4.3} |
alsmaar bijwoord van tijd: voortdurend 1928 [Vd Sijs 1996] <Jiddisch {3.2/4.1.7} |
alsmede* nevenschikkend voegwoord 1672 [wnt] {4.2} |
alt lage vrouwenstem 1795 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
altaar offertafel 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn |
alteratie verandering 1528 [Vorstermanbijbel] <Frans |
altereren veranderen 1351-1400 [hws] <Frans |
alternatie afwisseling 1654 [wnt] <Frans |
alternatief elkaar afwisselend 1544 [wnt] <Frans |
alterneren afwisselen 1553 [Van Mussem] <Frans |
althans* bijwoord van modaliteit 1642 [wnt] {3.1} |
althans* onderschikkend voegwoord 1715 [wnt] {4.2} |
altijd* bijwoord van tijd: voortdurend 1248-1271 [vmnw] {4.1.7} |
altimeter hoogtemeter 1847 [kku] |
altoos* bijwoord van tijd: altijd 1200 [cg ii 1 Servas] {3.1} |
altruïsme onbaatzuchtigheid 1898 [wnt] <Frans |
aluin dubbelzout 1240 [Bern.] <Frans |
aluminium chemisch element 1835 [wnt] <modern Latijn |
alvast* bijwoord van tijd: voorlopig 1784-1785 [wnt] {4.1.7} |
alveolair bij de tandkassen gevormd (van spraakklanken) 1847 [kku] |
alvleesklier* pancreas 1856-1859 [wnt] {1.2.4} |
alvorens* onderschikkend voegwoord 1674 [wnt] {4.2} |
alzheimer een bepaalde ziekte 1919 [Picarta: titel van R. Tumbelaka] |
ama alleenstaande minderjarige asielzoeker 1993 [De Coster 1999] <L {3.4} |
amabile lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
amalgaam legering 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 204] <me Latijn |
amandel steenvrucht met eetbare pit 1251 [Claes Tw. 9] <Latijn {4.1.2} |
amandelpers lekkernij 1746 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.6} |
amanuensis schrijver, helper 1615 [wnt] <Latijn |
amaril polijststeen 1567 [wnt Suppl] <Frans |
amaryllis sierplant 1780 [wnt] <modern Latijn |
amateur beoefenaar uit liefhebberij 1654 [wnt] <Frans |
amazone strijdbare vrouw 1582 [wnt] <Latijn |
amazone sierlijke paardrijdster 1867 [wnt] <Frans |
ambacht handwerk 772-776 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2} |
ambassade gezantschapsgebouw 1878 [wnt] <Frans |
ambassadeur gevolmachtigd gezant 1416 [hws] <Frans |
amber barnsteen, harssoort 1516 [wnt Suppl] <Frans |
ambiance sfeervolle omgeving 1959 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ambiëren dingen naar 1619 [wnt] <Frans |
ambigu dubbelzinnig 1666 [wnt duister] <Frans |
ambiguïteit dubbelzinnigheid 1654 [wnt] <Frans |
ambitie eerzucht 1555 [wnt reverentie] <Frans |
[pagina 873]
[p. 873]
ambivalent twee waarden hebbend 1934 [wnt] <Duits |
ambrosia godenspijs 1561 [wnt] <Latijn |
ambt openbare, hogere betrekking 1580 [wnt Suppl] <Duits |
ambulance ziekenauto 1910-1914 [Bauwens] <Frans {4.1.10} |
ambulant steeds op weg, zonder vaste standplaats 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
amechtig* sterk hijgend 1574 [wnt Suppl] |
amelkoren spelt, tarwe 1567 [Junius 126b] {4.1.2} |
amen slotwoord van gebeden, tussenwerpsel 1001-1050 [cg ii 1, 118] <Latijn {4.3} |
amendement wijzigingsvoorstel 1849 [wnt beraadslaging] <Frans |
amenderen verbeteren 1862 [wnt] <Frans |
amenorroe uitblijven van menstruatie 1847 [kku] |
americium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
amethist kwarts 1240 [Bern.] <Latijn |
ametropie afwijking van het normale zien 1886 [kku] |
ameublement bij elkaar horende meubels 1707 [wnt] <Frans {4.1.9} |
amfetamine stimulerend middel 1968 [R75] <Engels {4.1.6} |
amfibie periodiek in het water levend dier 1698 [wnt menigte] <Latijn |
amfibrachys een versvoet 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
amfitheater rond, oplopend theater 1658 [mey] <Latijn {3.2} |
amfoor kruik 1873 [wnt twee] <Latijn |
amicaal vriendschappelijk 1782 [wnt] <Frans |
amice vriend 1654 [wnt] <Latijn |
amigocratie bestuur d.m.v. vriendjespolitiek 1987 [De Coster 1999] |
aminozuur organische verbinding die zowel amino- als carboxylgroep bevat 1935 [wnt anaconda Suppl] |
ammehoela tussenwerpsel: nooit van mijn leven! 1928 [Sanders 1993] {4.3} |
ammonia oplossing van ammoniak in water 1831 [wnt] |
ammoniak verbinding van stikstof en waterstof 1562 [Claes Tw. 9] <Latijn |
ammoniet fossiele schelp 1771 [hou i, 16, 415] |
ammunitie schietvoorraad 1576 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
amnesie geheugenverlies 1847 [kku] <modern Latijn |
amnestie generaal pardon 1610 [wnt] <Frans |
amoebe slijmdiertje 1858 [wnt] <modern Latijn |
amogger asielzoeker met onacceptabel gedrag 1999 [nrc-h 10/2/2001] <L {3.4} |
amok razernij 1622 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
amontillado sherry 1910 [E.A. Poe, Een tiental verhalen, xxi] <Spaans {3.2/4.1.6} |
amorette liefdesgodje, cupidootje 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
amorf vormloos 1856 [wnt] <modern Latijn {1.2.6} |
amoroso teder 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
amoureus verliefd 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
amoveren verwijderen 1553 [wnt] <Latijn |
ampel omstandig 1566 [wnt] <Frans |
amper* bijwoord van hoedanigheid: ternauwernood 1771 [Claes] |
ampère eenheid van elektrische stroomsterkte 1887 [wnt] <Frans |
ampersand bepaald typografisch teken 1992 [gvd] <Engels |
ampex beeldband 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.17} |
amplificeren vergroten 1553 [wnt] <Latijn |
amplitudo schommeling, slingerwijdte 1769 [wnt] <Latijn |
ampul buisje met injectievloeistof 1933 [wnt Suppl] <Latijn {1.2.4} |
amputatie afzetting van lichaamsdeel 1553 [wnt] <Frans |
amputeren (lichaamsdeel) afzetten 1553 [wnt] <Frans |
amsterdammertje* paaltje tegen parkeren op de stoep 1974 [Aanv wnt] {1.2.5/3.1} |
amulet talisman 1669 [Claes] <Frans |
amusant vermakelijk 1824 [wei] <Frans |
amuse-gueule hapje bij het aperitief 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
amusement vermaak 1721 [wnt] <Frans |
amuseren vermaken 1593 [wnt] <Frans |
anaal m.b.t. de anus 1923 [wnt] <Frans |
anabaptist wederdoper 1534 [wnt] <Frans {4.1.8} |
anabool opbouw van eiwit bevorderend 1973 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
anachronisme fout m.b.t. tijdrekening 1734 [wnt] <Frans of Latijn |
anaconda slang 1847 [kku] <Engels |
anaëroob zonder zuurstof plaatsvindend of levend 1909 [wnt reincultuur] |
anafylaxie vorm van allergie 1948 [kwt] |
anagram letterkeer 1654 [wnt] <Frans |
anakoloet niet-lopende zin 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
[pagina 874]
[p. 874]
analgesie gevoelloosheid 1734 [HubWes] <modern Latijn |
analgeticum pijnstiller 1910-1914 [Bauwens] <modern Latijn |
analoog overeenkomstig 1824 [wei] <Frans |
analyse ontbinding 1806 [wnt Suppl] <Frans {3.2} |
analyseren een analyse toepassen op 1635 [wnt] |
analyticus die analyseert 1847 [kku] <me Latijn |
anamnese het terugroepen in de herinnering 1824 [wei] <Latijn |
anamorfose vertekende figuur die in gebogen spiegel normaal beeld oplevert 1734 [HubWes] <Frans |
ananas vrucht 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.2} |
anapest versvoet 1821 [wnt] <Latijn |
anarchie regeringloosheid, wanorde 1584 [wnt] <Frans |
anathema vervloeking 1532 [wnt] <Latijn |
anatomie ontleedkunde 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn |
anchorman vaste presentator 1988 [De Coster 1999] <Engels |
anciënniteit ouderdom in rang 1764 [wnt] <Frans |
andante bijwoord: rustig voortgaande 1795 [wnt] <Italiaans {3.2} |
andantino bijwoord: rustig voortgaande 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
ander* telwoord: de tweede, niet dezelfde 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
ander* onbepaald voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
anderhalf* telwoord 1272 [cg i 1, 211] {4.2} |
anders* bijwoord van modaliteit: op andere wijze 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {3.1} |
andijvie plant, groente 1351-1400 [hws] <me Latijn {4.1.6} |
andreaskruis liggend kruis 1857 [wnt sint] |
androgeen leidend tot mannelijke ontwikkelingsvormen 1961 [gvd] |
androgyn hermafrodiet 1601 [wnt verpottenbakken] <Frans |
anekdote amusant verhaal 1800 [wnt wijzen] <Frans {3.2} |
anemie bloedarmoede 1669 [wnt] <modern Latijn |
anemoon plantengeslacht 1593 [wnt Suppl] <Latijn |
anencefalie deels ontbreken van hersenen 1886 [kku] |
anesthesie gevoelloosheid 1663 [mey] <Latijn |
angehaucht tenderend naar 1992 [gvd] <Duits {3.2} |
angel* haak, hengel 1276-1300 [cg ii 1, 2] {1.2.3/3.1} |
angelus drieledig gebed 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Latijn |
angina keelziekte 1553 [wnt] <Latijn |
angioom vaatgezwel 1912 [kku] |
anglaise dans 1832 [wei] <Frans {4.1.15} |
anglicaan lid van de anglicaanse Kerk 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb.] <Engels {4.1.8} |
anglicisme uit het Engels overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1824 [wnt] <Frans of Latijn |
anglofiel voorliefde voor Engels of Engelsen tonend 1886 [kku] |
angora wol 1821 [wnt] <Frans {4.1.9} |
angorakat kattensoort 1770 [Papillon] {4.1.3} |
angst* vrees 901-1000 [cg wps Gloss.] |
angstgegner tegenstander van wie men vaak verliest 1991 [De Coster 1999] <Duits {3.2} |
angsthaas bangerd 1984 [gvd] <Duits {1.2.1/3.2} |
ångströmeenheid eenheid voor kleine golflengten 1950 [gvd] |
ani-ani rijstmesje 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 78] <Indonesisch {3.1/3.2} |
anijs plant 1240 [Bern.] <Frans |
aniline grondstof voor kleurstoffabricage 1856 [wnt] <Duits |
animaal dierlijk 1568 [wnt] <Frans |
animatie activering 1657 [wnt] |
animatie bewegend beeld 1984 [gvd] <Engels |
animato levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
animator hij die stimuleert 1924 [wnt] <Engels |
animeermeisje meisje dat in nachtclubs klanten verleidt tot consumeren 1948 [wnt] <Duits {3.2/4.1.13} |
animeren opwekken 1451-1500 [hws] <Frans |
animisme opvatting dat alle dingen een ziel hebben 1873 [wnt] |
animo opgewektheid 1836 [wnt] <Italiaans {3.2} |
animositeit vijandigheid 1660 [wnt] <Frans |
animoso bezield 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
anion negatief geladen ion 1912 [kku] |
anisette likeur uit anijszaad 1866 [wnt] <Frans {4.1.6} |
anjer plantengeslacht 1554 [Dod.] |
ankeiler covertekst, intro 1986 [De Coster 1999] <Duits {3.2} |
anker gestel om schip vast te leggen 1240 [Bern.] <Latijn |
[pagina 875]
[p. 875]
anker inhoudsmaat 1330 [Claes] <me Latijn |
anklet korte sok 1955 [Stoop] <Engels {3.2} |
annalen jaarboeken 1553 [wnt] <Latijn |
annex aangrenzend 1562 [wnt] <Latijn |
annexatie inlijving 1870 [wnt] <Frans |
annexeren inlijven 1859 [wnt Suppl] <Frans |
anno bijwoord van tijd: in het jaar 1513 [wnt verponding] <Latijn {4.1.7} |
annonceren aankondigen 1669 [wnt] <Frans |
annotatie aantekening 1634 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
annoteren aantekenen 1510 [wnt] <Frans of Latijn |
annuïteit jaarlijkse uitkering 1736 [wnt] <Frans |
annuleren vernietigen 1344 [Moors 286, 39] <Frans |
anode positieve elektrode 1862 [wnt] |
anomalie onregelmatigheid 1824 [wei] <Frans |
anoniem naamloos 1824 [wei] <Frans |
anonymus een ongenoemde 1721 [wnt] <me Latijn |
anorak windjak 1961 [gvd] <Engels {3.2} |
anorexie gebrek aan eetlust 1663 [mey] <Latijn |
anorganisch niet-levend 1860 [wnt] |
anorgasmie het ontbreken van orgasme 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
ansicht prentbriefkaart 1912 [kku] <Duits {1.4} |
ansjovis beenvis 1518 [wnt Suppl] <Spaans {3.2} |
antagonist tegenstander 1689 [wnt] <Frans |
antecedent voorafgaand feit 1862 [wnt] <Frans |
antedateren voorzien van vroegere dagtekening 1668 [wnt Suppl] <Frans |
antediluviaal m.b.t. de tijd vóór de zondvloed 1872 [gvd] |
antenne draad voor het zenden en ontvangen van elektromagnetische golven 1906 [wnt Suppl] <Italiaans {3.2} |
anthologie bloemlezing 1769 [wnt] <Frans |
anti voorzetsel 1824 [wei] <Grieks {3.2/4.2} |
antibioticum microbedodend middel 1924 [gvd] <modern Latijn |
antichambre wachtkamer 1650 [wnt] <Frans |
anticipatie het vooruitgrijpen 1502 [hws] <Frans |
anticiperen vooruitlopen op 1784 [wnt] <Frans |
anticlimax teleurstellende afloop 1847 [kku] |
anticonceptie het verhinderen van bevruchting 1953 [Aanv wnt] |
antidotum tegengif 1608 [wnt ruit] <Latijn |
antiek afkomstig uit de Griekse of Romeinse Oudheid, afkomstig uit oude tijden 1553 [Vd Werve] <Frans |
antifoon beurtzang, liturgisch vers 1240 [Bern.] <me Latijn |
antigeen stof die in organisme tegengif vormt 1950 [gvd] |
antilope herkauwer 1622 [wnt] <Frans {4.1.3} |
antimakassar kleedje over rugleuning 1856 [Sanders 1995] <Engels |
antimonium chemisch element 1544 [wnt Suppl] <me Latijn |
antipasto voorgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
antipathie afkeer jegens iemand 1604 [wnt] <Frans |
antipode tegenvoeter 1613 [wnt] <Latijn |
antipyrine geneesmiddel tegen koorts 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Duits |
antiqua Latijnse drukletter 1843 [wnt] <Latijn |
antiquaar handelaar in oude boeken 1870 [wnt] <Duits {4.1.13} |
antiquair handelaar in oude kunst 1660 [wnt] <Frans {4.1.13} |
antiquiteit voorwerp uit vroeger tijd 1561 [Mak] <Frans |
antisepsis ontsmetting 1910 [kwt] <modern Latijn |
antithese tegenstelling 1773 [wnt] <Frans |
antoniem tegengesteld van betekenis 1912 [kku] <Frans |
antonomasia naamsverwisseling 1654 [mey] <Grieks {3.2} |
antraciet steenkoolsoort 1832 [wei] <Frans |
antrax miltvuur 1871 [wnt anthrax Suppl] <Latijn |
antropofaag menseneter 1824 [wei] <Latijn |
antropoïde mensachtig 1986 [wnt welving] <Frans |
antropologie natuurkennis van de mens 1734 [wnt] |
antropomorf mensvormig 1859 [wnt] <Frans |
antroposofie een bepaalde levensleer 1933 [wnt anthropo-] |
antwoord* bescheid 1100 [Willeram] |
antwoordapparaat telefoonbeantwoorder 1979 [Wijnands&Ost] {4.1.17} |
anus aars 1833 [wnt visch] <Latijn {3.2/4.4} |
aoristus werkwoordstijd 1638 [Ruijs] <Latijn |
aorta lichaamsslagader 1663 [mey] <modern Latijn {3.2} |
apart afgescheiden 1498 [hws] <Frans |
apartheid rassenscheiding 1961 [gvd] <Afrikaans {3.2} |
apathie ongevoeligheid 1824 [wei] <Frans |
apekool onzinpraat 1763 [wnt pluizen i] |
[pagina 876]
[p. 876]
apenstaart(je) typografisch teken, at-sign 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 69] |
apepsie onvoldoende spijsvertering 1734 [HubWes] <Frans |
aperitief drank voor de maaltijd 1895 [wnt] <Frans {4.1.6} |
apert duidelijk 1401-1450 [mnw] <Latijn |
apestoned erg onder invloed van drugs 1979 [De Coster 1999] {4.4} |
apex top 1834 [wnt vlakte] <Latijn |
apicultuur bijenteelt 1929 [kwt] |
apin* wijfjesaap 1451-1500 [mnw] |
aplomb doortastendheid 1847 [wnt Suppl] <Frans |
apneu tijdelijke ademstilstand 1669 [mey] <modern Latijn |
apocope wegval van een eindletter(greep) 1550 [wnt Suppl] <Latijn |
apocrief niet als gezaghebbend erkend 1599 [wnt Suppl] <Latijn |
apodictisch onweerlegbaar 1799 [wnt Suppl] <Duits |
apologetisch verdedigend 1824 [wei] <Duits |
apologie verdediging 1567 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
apoplexie beroerte 1553 [wnt Suppl] <Frans |
apostel Godsgezant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
a posteriori bijwoord: achteraf gedacht 1824 [wei] <Latijn |
apostille kanttekening op akte 1351-1400 [mnw] <Frans |
apostolaat apostelambt 1847 [wnt] <Latijn |
apostolisch m.b.t. de apostelen 1495 [wnt Suppl] <Latijn |
apostrof weglatingsteken 1550 [wnt] <Frans |
apotheek geneesmiddelenwinkel 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2} |
apotheker geneesmiddelenbereider en -verkoper 1513 [wnt Suppl] <Frans {4.1.13} |
apotheose vergoddelijking 1769 [wnt] <Frans |
apparaat toestel, mechanisch hulpmiddel 1862 [wnt] <Frans |
apparatsjik bureaucraat 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
apparatuur samenstel van apparaten 1933 [wnt] <Duits |
appartement wooneenheid 1687 [wnt] <Frans |
appassionato hartstochtelijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
appel* vrucht 1146 [Künzel] {2.3/4.1.2} |
appèl beroep, verzet 1336-1339 [mnw] <Frans |
appelflap* appelgebak 1919 [wnt flap iii] {4.1.6} |
appelflauwte lichte flauwte 1646 [wnt] |
appellant iem. die in hoger beroep gaat 1467-1490 [hws] <Frans |
appelleren in hoger beroep gaan 1281 [cg i 1, 564] <Frans |
appelsap* drank van appels 1562 [wnt] {4.1.6} |
appelsien zuidvrucht 1676 [Sanders 1995] {4.1.2} |
appendicitis blindedarmontsteking 1901 [kui] <modern Latijn |
appendix aanhangsel 1538 [wnt uitp(anden)] <Latijn |
appetijt eetlust 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
appetizer kleine consumptie om de eetlust te stimuleren 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
appiekim tussenwerpsel: Bargoens: in orde! 1974 [Endt] {4.3} |
applaudisseren in de handen klappen 1794 [wnt] |
applaus handgeklap 1859 [wnt] <Latijn |
applicatie toediening, toepassing 1595 [wnt] <Frans {1.2.3} |
applicatie computerprogramma voor bepaalde toepassing 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 9] <Engels {1.2.3} |
applicatuur vingerzetting 1824 [wei] <Duits {3.2} |
apporteren terugbrengen 1650 [wnt Suppl] <Frans |
appositie bijstelling 1650 [mey] <Latijn |
appreciatie schatting, waardering 1553 [wnt] <Frans |
appreciëren op of naar waarde schatten 1553 [wnt] <Frans |
approach benadering 1948 [De Vooys] <Engels |
approbatie goedkeuring 1515 [hws] <Frans |
apraxie storing van gerichte bewegingen 1946 [Jongbloed, Overzicht physiologie van den mensch 218] <Frans |
april vierde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
a prima vista bijwoord: van het blad (zingen of spelen) 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
a priori bijwoord: vooraf 1658 [mey] <Latijn |
à propos tussenwerpsel: wat ik wilde zeggen 1704 [wnt] <Frans {4.3} |
apsis halfronde uitbouw in kerken 1858 [wnt koor] <Latijn {3.2} |
aquaduct waterleiding op een gemetselde boog 1599 [wnt] <Latijn {3.2} |
aqualong luchtreservoir 1963 [Aanv wnt] <Engels |
aquamarijn zeegroene edelsteen 1824 [wei] <Latijn |
aquaplaning glijden over nat oppervlak 1968 [kwt] <Engels |
[pagina 877]
[p. 877]
aquarel schilderij in waterverf 1872 [gvd] <Frans |
aquarium bak voor waterdieren 1769 [wnt] <Latijn |
aquatint prentdrukprocédé 1872 [gvd] <Italiaans {3.2} |
aquavion draagvleugelboot 1960 [wp jaarboek 1960] <Frans {3.2/4.1.11} |
aquavit Scandinavische sterkedrank 1912 [wnt whisky] <Deens, Noors of Zweeds {3.2/4.1.6} |
ar door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1832 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
ara papegaaiachtige 1630 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans {3.2} |
arabesk versiering 1558 [wnt] <Frans |
arak rijstbrandewijn 1598 [De Jonge ii, 40] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
arbeid* inspanning 901-1000 [wps] |
arbeidsloon* vergoeding 1311 [tntl 1943, 40] {3.1} |
arbeidsvitaminen muziek die het werk en de werklust bevordert 1950 [Van Gelder 1993] {4.1.16/4.4} |
arbiter scheidsrechter 1488 [hws] <Frans |
arbitraal scheidsrechterlijk 1494-1512 [hws] <Frans |
arbitrage bemiddeling 1503 [wnt] <Frans |
arbitrair willekeurig 1503 [wnt] <Frans |
arboretum bomentuin 1768 [wnt] <Latijn |
arcade boogstelling 1618 [wnt] <Frans |
arcadisch landelijk, idyllisch 1647 [wnt] |
arcato met de strijkstok te doen 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
arceren lijnen trekken 1604 [wnt Suppl] <Frans |
archaïsch m.b.t. oud tijdperk 1913 [wnt] <Frans |
archeologie oudheidkunde 1824 [wei] |
archetype oerbeeld 1768 [wnt] <Latijn |
archief verzameling van geschreven stukken 1462 [wnt Suppl] <Latijn |
archipel eilandengroep 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Frans |
architect bouwmeester 1553 [wnt] <Frans |
architraaf hoofdbalk 1553 [wnt] <Italiaans {3.2} |
archivaris die zorgt voor een archief 1763 [wnt] <modern Latijn |
arctisch noordpool- 1740 [wnt] <Latijn |
ardente vurig 1839 [Natan] <Italiaans {3.2} |
are vierkante decameter 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
areaal gebied 1918 [wnt] <me Latijn |
areka soort palm 1596 [wnt] <Portugees {3.2} |
arena middendeel in amfitheater 1661 [wnt] <Latijn {3.2} |
arend* roofvogel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.4} |
areometer vochtweger 1768 [wnt] <Frans |
argeloos onschuldig 1794 [wnt] <Duits |
arglist* boze bedoeling 1276 [vmnw] |
argon chemisch element 1910 [kwt] |
argot boeventaal 1847 [wnt] <Frans |
argument bewijsgrond 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
argumentatie bewijsvoering 1573 [wnt] <Frans |
argumenteren bewijsgronden aanvoeren 1553 [Van Mussem] <Frans |
argwaan verdenking 1599 [Kil.] <Duits |
aria zangstuk 1754 [wnt] <Italiaans {3.2} |
ariary munteenheid van Madagaskar 1978 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Malagasi {4.1.12} |
arioso gezang met vrije melodie 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
aristocraat lid van adellijke oligarchie 1782 [wnt] <Frans |
aristocratie regering van de besten 1583 [wnt] <Frans |
aritmetica rekenkunde 1591 [wnt Suppl] <Latijn |
ark woonschuit 1642 [wnt ark ii] <Latijn {4.1.11} |
arm* lichaamsdeel 901-1000 [wps] {3.1} |
arm* behoeftig 901-1000 [wps] |
armada oorlogsvloot 1588 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.11} |
armadil tandarm zoogdier 1596 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2} |
armageddon plaats waar demonen zich verzamelen 1637 [Statenvertaling] <Latijn |
armagnac alcoholhoudende drank 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Frans {4.1.6} |
armatuur draagconstructie 1665 [wnt] <Frans |
armborst soort van boog 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14} |
armee leger 1350 [mnw] <Frans {4.1.14} |
armoede* gebrek 901-1000 [wps] |
armoedzaaier* zeer arm persoon 1901 [wnt] |
armoriaal wapenboek 1710 [wnt wapen] <Frans |
armzalig pover 1669 [wnt Suppl] <Duits |
aroma geur 1869 [wnt ysop(e)] <Latijn |
aronskelk plantengeslacht 1836 [wnt] |
arpeggio na elkaar laten klinken van tonen die tegelijk klinkend zijn geschreven 1795 [wnt] <Italiaans {3.2} |
arrangeren schikken 1669 [wnt] <Frans |
[pagina 878]
[p. 878]
arrenbie computersoulvariant 1997 [Oor 7] <L {3.4/4.1.16} |
arrenslee door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1740 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
arrest hechtenis 1308-1346 [mnw] <Frans |
arrestatie inhechtenisneming 1445 [hws] <Frans |
arresteren in hechtenis nemen 1276-1300 [cg i 1, 19] <Frans |
arrivé iem. die een positie in de maatschappij veroverd heeft 1919 [kwt] <Frans |
arrivederci tussenwerpsel: afscheidsgroet 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.3} |
arriveren aankomen 1240 [Bern.] <Frans |
arro arrogant persoon 1986 [Sanders 1999] {1.2.4/4.4} |
arrogant verwaand 1553 [wnt] <Frans |
arrondissement onderdeel van ambtsgebied 1795 [wnt] <Frans {3.2} |
arsenaal bewaarplaats van wapens 1569 [Toll.] <Frans |
arsenicum chemisch element 1552 [wnt] <Latijn |
art deco artistieke stijl 1975 [wp] <Frans {3.2} |
artefact door mensenhand gemaakt voorwerp 1824 [wnt] |
arterie slagader 1553 [wnt] <Latijn {3.2} |
arteriosclerose aderverkalking 1910-1914 [Bauwens] |
articulatie spraakklankvorming 1824 [wnt] <Frans |
articuleren duidelijk uitspreken 1568 [wnt] <Frans |
artiest kunstenaar 1553 [Vd Werve] <Frans |
artificieel kunstmatig 1566 [wnt Suppl] <Frans |
artikel onderdeel van geschrift of verhandeling 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
artikel als grammaticale term: lidwoord 1576 [Ruijs] <Latijn |
artillerie wapen van de landmacht, uitgerust met geschut 1550 [wnt] <Frans {4.1.14} |
artisjok plant 1573 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
artisticiteit het artistiek zijn 1890 [wnt] |
artistiek kunstvaardig 1864 [wnt] <Frans |
art nouveau Jugendstil 1948 [wp] <Frans |
artotheek instelling die kunst uitleent 1972 [Aanv wnt] |
artritis gewrichtsontsteking 1734 [HubWes] <modern Latijn |
artrografie het maken van röntgenfoto's van gewrichten 1990 [wp] |
artroscopie onderzoek van de binnenzijde van gewrichten 1990 [wp] |
artrose gewrichtsontsteking 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
arts geneesheer 1586 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13/5} |
artsenij geneesmiddel 1401-1450 [mnw] <Duits |
as* verbrandingsresidu 901-1000 [cg wps Gloss.] |
as* spil 1240 [Bern.] |
as Romeinse munt 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn |
asbest delfstof 1782 [wnt] <Latijn |
asceet iem. die zich op godsdienstige gronden beperkingen oplegt 1824 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
ascendant teken van dierenriem dat op het moment van de geboorte boven de horizon komt 1557 [wnt Suppl] <Frans |
ascendenten verwanten in opklimmende lijn 1546 [wnt] <Latijn |
ascese onthouding 1832 [wnt] <Latijn |
ascetisch m.b.t. ascese 1824 [wei] <Duits of Frans |
ascorbinezuur vitamine C 1950 [gvd] |
aseksueel geslachtloos 1906 [wnt] |
aselect niet uitgekozen 1975 [wp] |
asem* ingeademde lucht 1351-1400 [mnw] |
asepsis wering van infectie 1912 [wnt] <modern Latijn |
aseptisch bescherm(en)d tegen infectie 1847 [kku] |
asfalt mineraal hars 1852 [wnt] <Frans {1.1} |
asfyxie verstikking 1824 [wei] <modern Latijn |
ashram leefgemeenschap van aanhangers van Indische religies 1992 [gvd] <Sanskriet |
asiel toevlucht(soord) 1650 [wnt asyl Suppl] <Frans |
asjemenou* tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1950 [gvd] {4.3} |
aso asociaal persoon 1987 [Kuitenbrouwer] {1.2.4} |
asobot gezelschapsrobot 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18} |
aspect aanzicht, uitzicht in de toekomst, verschijningsvorm 1842 [wnt] <Frans |
asperge plant 1583 [Dod.] <Frans {4.1.6} |
aspic vlees- of visgelei 1863 [wnt] <Frans {4.1.6} |
aspidistra plantengeslacht 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <modern Latijn |
aspirant aanzoeker 1824 [wnt] <Frans |
aspiratie eerzucht 1857 [wnt Suppl] <Frans |
aspireren met h uitspreken 1553 [Vd Werve] <Frans |
aspireren haken naar 1553 [Vd Werve] <Frans |
[pagina 879]
[p. 879]
aspirine acetylsalicylzuur 1910 [kwt] <Duits {1.2.5} |
assai vrij sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
assegaai houten werpspies 1600 [wnt] <Engels {3.2} |
assemblage het ineenzetten 1931 [wnt] <Frans |
assemblee algemene vergadering 1669 [wnt] <Frans |
assembleren samenvoegen 1948 [wnt] <Frans |
assertief zelfbewust 1979 [wp jaarboek 1980] <Frans |
assessment sollicitatieprocedure met praktijkoefeningen 1988 [De Coster 1999] <Engels |
assessor bijzitter, helper 1567 [wnt] <Latijn |
asset iets wat waarde vertegenwoordigt 1989 [Peptalk] <Engels |
asshole klootzak 1990 [De Coster 1999] <Engels |
assignatie aanwijzing 1536 [wnt] <Frans |
assimilatie gelijkmaking 1658 [mey] <Frans |
assimileren gelijkmaken 1650 [wnt] <Frans |
assist beslissende voorzet bij balsport 1984 [gvd] <Engels |
assistent helper 1535 [wnt] <Latijn |
assistentie bijstand 1467-1490 [hws] <Frans of Latijn |
assisteren bijstaan 1496 [hws] <Frans |
associatie het samengaan 1537 [wnt] <Frans |
associé compagnon 1816 [wnt] <Frans |
associëren verbintenis aangaan 1600 [wnt] <Frans |
assorteren naar soort bijeenzoeken 1624 [wnt] <Frans |
assortiment gevarieerde voorraad 1702 [wnt] <Frans |
assumptie het assumeren 1626 [wnt Suppl] <Latijn |
assurantie verzekering 1530 [hws] <Frans |
assureren verzekeren 1530 [hws] <Frans |
astatisch zonder vaste stand 1872 [gvd] |
astatium radioactief chemisch element 1975 [wp] <modern Latijn |
aster plantengeslacht 1633 [Claes] <Latijn |
asterisk sterretje 1824 [wnt] <Frans |
asteroïde planetoïde 1863 [kku] <Frans |
asthenie krachteloosheid 1824 [wnt] <modern Latijn |
astigmatisch met onscherpe beeldvorming 1902 [wnt] |
astma aamborstigheid 1538 [wnt] <Grieks {3.2} |
astraal m.b.t. de sterren 1710 [wnt opheffen] <Latijn |
astrakan bontsoort 1898 [wnt Suppl] <Frans |
astringent samentrekkend 1663 [mey] <Latijn |
astrologie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
astronaut ruimtevaarder 1959 [Aanv wnt] <Engels |
astronomie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
asymmetrie ontbreken van symmetrie 1654 [wnt] <Frans |
asymptoot lijn die nooit door kromme geraakt wordt 1775 [wnt] <Grieks {3.2} |
asyndeton zinsverband zonder voegwoorden 1552 [wnt] <Grieks {3.2} |
atalanta vlinder 1767 [wnt] |
atavisme erfelijke terugslag 1886 [wnt] |
ataxie spierstoring 1824 [wnt] <Latijn |
atelier werkplaats 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
atheïsme godloochening 1608 [Van Meteren, Commentarien 77] <Frans of Latijn |
atheneum schooltype 1962 [Vastgesteld met Mammoetwet van 1962] <Latijn {1.2.2} |
atjar ingelegd zuur 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
atlas soort zijde 1530 [mnw] <Arabisch {3.2/4.1.9} |
atlas boek met kaarten 1595 [Vd Sijs 1998, 89] |
atlas bovenste halswervel 1690 [wnt Suppl] |
atlas vlinder 1705 [Meriam, Metamorphosis insectorum Surinamensium] |
atleet worstelaar, iem. die een lichaamssport beoefent 1769 [wnt] <Latijn |
atletiek krachtsport 1889 [Ned. Voetbal en Athletiekbond] <Duits {4.1.18} |
atmosfeer dampkring 1789 [wnt] <Frans |
atol koraaleiland 1849 [wnt] <Maledivisch |
atomair m.b.t. atomen 1935 [wnt] {3.3} |
atonaal niet in een bepaalde toonaard gecomponeerd 1918 [wnt] |
atonie weefselverslapping 1824 [wnt] |
atoom kleinste deeltje 1826 [wnt] <Latijn |
atoombom nucleaire bom 1945 [Burger en De Jong 117] <Engels {4.1.10/4.1.14} |
atoomonderzeeër door kernenergie voortbewogen onderzeeboot 1984 [gvd] {4.1.11} |
atoomreactor kernreactor 1961 [gvd] {4.1.10} |
atrium centraal deel van Romeinse woning 1661 [wnt voorplaats] <Latijn {3.2} |
atrofie onvoldoende voeding 1669 [wnt] <Latijn {1.2.4} |
atropine vergiftig alkaloïde 1856 [wnt] |
at-sign typografisch teken, apenstaart 1999 [gvd] <Engels |
attachécase diplomatenkoffer 1974 [koe] <Engels |
[pagina 880]
[p. 880]
attachment bestand dat met een e-mail wordt meegezonden 1998 [nrc-h 17/11/98] <Engels |
attaque beroerte 1895 [wnt] <Frans {4.4} |
attaqueren aanvallen 1626 [wnt] <Frans |
attenderen attent maken (op) 1940 [wnt] <Latijn |
attenoje tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1906 [moo] <Jiddisch {3.2/4.3} |
attent oplettend 1513 [wnt Suppl] <Latijn |
attentie aandacht 1540 [wnt Suppl] <Frans |
attest getuigschrift 1786 [wnt] |
attestatie formele getuigenverklaring 1537 [hws] <Frans |
attesteren getuigen 1546 [wnt] <Frans |
attitude houding 1735 [wnt] <Frans |
attractie aantrekking(skracht) 1568 [wnt] <Frans |
attractief aantrekkelijk 1824 [wnt] <Frans |
attraperen betrappen 1551-1600 [Mak] <Frans |
attribuut tot het wezen behorende eigenschap 1811 [wnt] <Frans {3.2} |
atv arbeidstijdverkorting 1987 [De Coster 1999] <L {3.4} |
au* tussenwerpsel: uitroep van pijn 1573 [wnt] {4.3} |
a.u.b. tussenwerpsel: verzoek 1895 [wnt reüssite] <L {3.4/4.3} |
aubade ochtendhulde met muziek 1616 [wnt] <Frans |
aubergine komkommerachtige vrucht 1862 [wnt] <Frans {4.1.6} |
auctie verkoping bij opbod 1620 [wnt wezen ii] <Latijn |
auctoriaal gepresenteerd door een alwetende verteller 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
audicien specialist voor audiologische apparatuur 1984 [gvd] |
audiëntie officieel gehoor 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
audiovisueel op het gehoor en oog werkend 1961 [Aanv wnt] <Engels |
auditeur-militair militaire officier van justitie 1600 [wnt auditeur] <Frans {4.1.14} |
auditie niet-openbare muziekuitvoering 1916 [wnt] <Frans |
auditor toehoorder 1650 [wnt wissewasje] <Latijn |
auditorium gehoorzaal 1634 [wnt] <Latijn {3.2} |
auditorium het gehoor 1834 [wnt] <Latijn |
auerhaan hoendervogel 1763 [hou i, 5, 392] <Duits |
augiasstal een bijna niet te redderen boel 1847 [wnt] |
augurk kleine komkommer 1651 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6} |
augustijn monnik van de orde van Sint-Augustinus 1523 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
augustijn typografische maat 1660 [wnt] |
augustus achtste maand 1289 [cg i 1, 1378] <Latijn {4.1.7} |
aula grote gehoorzaal 1864 [wnt Suppl] <Latijn |
au pair jongere die in buitenland tegen kost en inwoning huishoudelijk werk doet 1986 [koe] |
aura uitstraling van een persoon 1832 [wei] <Latijn |
aureool stralenkrans 1824 [wnt] <Frans |
aurora dageraad 1515 [wnt] <Latijn |
auscultatie het beluisteren van de inwendige organen 1846 [wnt] <Frans |
auspiciën voortekens 1628 [wnt] <Latijn |
ausputzer vrije verdediger (bij voetbal) 1970 [Recht voor raap] <Duits {3.2} |
austraal zuidelijk 1824 [wnt] <Frans |
autarkie het in eigen behoefte voorzien 1669 [wnt] <Grieks {3.2} |
auteur schepper, schrijver 1552 [wnt] <Frans |
authentiek oorspronkelijk 1451 [hws] <Latijn |
autisme op zichzelf gericht zijn 1919 [wnt] <Duits {3.2} |
auto wagen 1899 [wnt auto Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
autobaan autosnelweg 1940 [wnt auto ii Suppl] <Duits {3.2} |
autobiografie eigen levensbeschrijving 1809 [wnt] <Frans {3.2} |
autochtoon de oorspronkelijke bevolking uitmakend 1832 [wnt] <Grieks {3.2} |
autoclaaf papiniaanse pot 1847 [kku] <Frans |
autocratie onbeperkte heerschappij 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
autocross veldrit voor auto's 1968 [kwt] <Engels {4.1.18} |
autocue halfdoorlatende spiegel van de lens van een tv-camera die de tekst voor de spreker aanwijst 1984 [gvd] <Engels |
autodafe ketterverbranding 1820 [wnt] <Portugees {3.2} |
autodidact iem. die kennis heeft door eigen studie 1850 [wnt] <Latijn |
autogeen zonder lasmiddel 1912 [wnt auto-] <Frans |
autograaf eigenhandig geschreven stuk 1552 [wnt] <Latijn |
autogram handtekening 1875 [wnt] |
automaat machine die zelfstandig handelingen verricht 1552 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
automatiek hal voor verkoop van eetwaren in een automaat 1940 [wnt] {3.3} |
[pagina 881]
[p. 881]
automobiel zichzelf bewegend 1896 [wnt] <Frans |
automobiel motorrijtuig 1897 [wnt] <Frans {1.2.4/4.1.10} |
automonteur vakman die auto's onderhoudt en herstelt 1947 [wnt auto Suppl] {4.1.13} |
autonomie zelfregering 1806 [wnt] <Latijn |
autonoom zelfstandig 1877 [wnt] <Frans |
autoped step 1920 [Sanders 2001] <Frans {4.1.10} |
autopsie lijkschouwing 1824 [wnt] <Frans |
autoriseren machtigen 1301-1350 [hws] <Frans |
autoritair eigenmachtig 1869-1870 [wnt] <Frans |
autoriteit gezag 1240 [Claes Tw. 9] <Frans of Latijn |
autostrada autosnelweg 1936 [wnt automobilisme] <Italiaans {3.2} |
autotypie reproductieprocédé 1892 [wnt] |
auxiliair hulp- 1649 [wnt] <Frans |
avance toenaderingspoging 1784 [wnt] <Frans |
avanceren voorwaarts gaan 1490 [hws] <Frans |
avant-garde voorhoede 1567 [wnt] <Frans {4.1.14} |
ave tussenwerpsel: groet 1501-1525 [wnt Suppl] <Latijn {4.3} |
avegaar* grote boor 1404 [Toll.] {1.2.4} |
Ave-Maria gebed 1236 [cg i Gent] <Latijn |
avenue laan 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
averecht* verkeerd 1265-1270 [cg Lut.K] |
averij schade aan schip of lading 1773 [wnt] <Italiaans {3.2} |
aversie afkeer 1593 [wnt] <Frans |
aviateur vlieger 1910 [wnt] <Frans |
aviatiek luchtvaart 1911 [wnt] <Duits |
avicultuur vogelteelt 1898 [wnt] <Frans |
avifauna vogelwereld 1904 [wnt] |
aviso vaartuig om berichten over te brengen 1614 [De Jonge iv, 24] <Spaans {3.2/4.1.11} |
avitaminose ziekte ontstaan door gebrek aan vitaminen 1916 [wnt] |
avocado boom, vrucht 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Spaans {3.2/4.1.2} |
avond* tijd waarin de duisternis intreedt 901-1000 [wps] {4.1.7} |
avontuur lotgeval 1236 [cg i 1, 29] <Frans |
axel figuur bij kunstrijden 1984 [gvd] |
axiaal de as volgend 1862 [wnt] |
axioma onbewezen maar als grondslag aanvaarde stelling 1654 [wnt] <Latijn |
axolotl salamanderachtige 1734 [wnt] <Spaans {3.2} |
ayahuasca geestverruimende Zuid-Amerikaanse drug 1994 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.6} |
ayatollah sjiitisch schriftgeleerde 1979 [wp jaarboek 1980] <Arabisch {3.2} |
azalea sierstruik 1769 [wnt] <modern Latijn |
azen* gretig verlangen 1727 [wnt azen i] |
azijn vloeistof uit azijnzuur en water 1285-1286 [cg i 1, 1153] <Frans {4.1.6} |
Azoïcum geologisch tijdperk 1933 [De Gaay Fortman en Heidinga, Leerboek der Nat. Hist. iii, 284] <modern Latijn |
azuur blauw 1350 [mnw] <Frans {4.1.5} |
B2B business to business, van bedrijf tot bedrijf 2000 [Sanders 2001] <Engels |
ba, bah* tussenwerpsel: uitroep van afkeer 1285 [mnw] {4.3} |
baai inham 1617 [wnt] <Frans |
baai weefsel 1619 [wnt] <Frans {4.1.9} |
baai pijptabak 1860 [wnt] {4.1.6} |
baaierd chaos 1605-1616 [wnt] |
baak vast merk dat vaarwater aangeeft 1484 [mnw] {1.2.4} |
baal zak 1427 [hws] <Frans |
baan* weg 1340-1350 [mnw] |
baan* betrekking 1739 [wnt] |
baanbreker wegbereider 1858-1873 [wnt baan] <Duits |
baar* draagbaar 1080 [Rey] {2.2} |
baar* golf 1240 [Bern.] |
baar nieuweling 1699 [Claes Tw. 11] <Indonesisch {3.2} |
baar staaf metaal 1717 [wnt] <Frans |
baard* haar op kin en wangen 1240 [Bern.] |
baarmoeder* uterus 1542 [Claes Tw. 12] |
baars* beenvis 1240 [Bern.] |
baas* meerdere, hoofd 1280 [cg i 1, 462] |
baat* nut 1240-1260 [vmnw] |
baba gebak 1910-1914 [Bauwens] <Frans {3.1/4.1.6} |
babbelaar snoepje 1872 [gvd] {4.1.6} |
babbelen* praten 1784 [wnt] {3.1} |
babi pangang geroosterd varkensvlees 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
baboe kindermeisje 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 59] <Indonesisch {3.2} |
baby zuigeling 1875 [Aanv wnt] <Engels {4.1.4} |
babybond obligatie met een lagere nominale waarde dan normaal 1995 [Financieel-Economische Tijd 9/12/1995] <Engels |
babyboomer iem. geboren tussen 1945 en 1960 1988 [De Coster 1999] <Engels |
babybox looprek 1929 [kwt] {3.3} |
babyfoon apparaat dat geluiden uit de kinderkamer doorgeeft 1964 [R75] {4.1.17} |
[pagina 882]
[p. 882]
baccalaureaat laagste academische graad 1824 [wei] <Frans of Latijn |
baccarat kansspel met kaarten 1886 [kku] <Frans {4.1.18} |
bacchanaal drinkgelag 1698 [wnt] <Latijn |
bacil bacterie 1904 [wnt slijmig] |
back achterspeler 1899 [dbl] <Engels |
backbencher minder belangrijk politicus 1950 [De Vooys] <Engels |
backgammon bordspel 1847 [kku] <Engels {4.1.18} |
backpacker rugzakreiziger 1992 [Sanders 2000] <Engels |
backslash typografisch teken 1992 [Peptalk] <Engels |
back-up reservekopie van computergegevens 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 20] <Engels |
bacon spek 1949 [wnt asfalt] <Engels {4.1.6} |
bacove bananensoort 1602 [Aanv wnt] <Portugees {3.2/4.1.2} |
bacterie eencellig organisme 1868 [Aanv wnt] <Duits |
bacteriofaag virus dat bacteriën attaqueert 1924 [gvd] |
bacteriologie studie van de bacteriën 1889 [Picarta: titel van A.P. Fokker] |
bacteriostatisch de groei van de bacteriën remmend 1961 [gvd] |
bad* kuip, water waarin men zich baadt 1240 [Bern.] |
badderen* zwemmen, in het water spelen 1906 [Köster Henke] {3.1} |
badge speldje 1958 [R75] <Engels {1.3} |
badineren schertsen 1720 [mey] <Frans |
badminton balspel 1915 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18} |
baedeker reishandboek 1866 [wnt wegdampen] <Duits |
bagage reisgoed 1515-1520 [hws] <Frans |
bagatel kleinigheid 1631 [wnt] <Frans |
bagel rond, hartig hardgebakken broodje met een gat in het midden 1999 [gvd] <Engels {4.1.6} |
bagge* big 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2/4.1.3} |
bagger* slijk 1526-1536 [mnw] |
bagno deportatieoord 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
baguette stokbrood 1976 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
bahco Engelse sleutel 1994 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] |
baht munteenheid van Thailand 1908 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Thai {4.1.12} |
baileybrug noodbrug 1946 [De Vooys] <Engels |
baisse het dalen 1847 [kku] <Frans |
bajes Bargoens: gevangenis 1844 [moo] <Jiddisch {3.2} |
bajonet steekwapen op een geweerloop 1682 [Toll.] <Frans {4.1.14} |
bak kom, trog 1285 [cg I2, 1016] <Frans |
bak* grap 1914 [gvd] |
bakbeest groot, lomp voorwerp 1661 [wnt] |
bakboord* linkerzijde 1599 [Kil.] |
bakeliet harde kunsthars 1909 [Sanders 1993] |
baken vast merk dat vaarwater aangeeft 1284 [hws] <Fries {1.2.4/3.2} |
baker* kraamverzorgster 1699 [Claes Tw. 12] {1.2.5/4.1.13} |
bakkebaard baard alleen op wangen 1840 [wnt] <Duits |
bakkeleien bekvechten 1715 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bakken* braden 1276-1300 [cg Lut.A] |
bakken* zakken voor examen 1924 [gvd] |
bakker* iemand die beroepsmatig brood e.d. bakt 1477 [Teuth.] {4.1.13} |
bakkes* gezicht 1546 [Naembouck] {1.2.3/3.1} |
baklava zeer zoet gebak 1992 [gvd] <Turks {3.2/4.1.6} |
bakra blanke 1969 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
baksjisj fooi 1886 [kku] <Turks {3.2} |
bakvis meisje tussen 14 en 17 jaar 1875 [wnt] <Duits {4.1.4} |
bakzeilhalen terugkrabbelen 1806-1807 [wnt] <Engels |
bal* rond voorwerp 1240 [Bern.] {4.1.18} |
bal danspartij 1643 [Toll.] <Frans {4.1.15} |
bal gulden, (België) frank 1936 [Verschueren] <Frans {4.1.12} |
balalaika snaarinstrument 1832 [wei] <Russisch {3.2/4.1.16} |
balanceren zich in evenwicht houden 1734 [wnt voor ii] <Frans |
balans weegschaal 1294 [cg I3, 2010] <Frans |
balans evenwicht 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
balata rubbersoort 1899 [Van Donselaar 1989] <Caribische indianentaal {3.2} |
balboa munteenheid van Panama 1903 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
baldadig* roekeloos, uitgelaten 1732 [wnt] |
baldakijn troonhemel 1350 [mnw] <Frans |
bale-bale rustbank 1854 [Junghuhn, Licht- en schaduwbeelden 103b] <Indonesisch {3.1/3.2} |
balein walvisbaard 1778 [wnt] <Frans {1.3} |
balen walgen 1970 [Recht voor raap] |
balg* afgestroopte huid, leren zak 1288 [Toll.] |
balie toonbank, rechtbank 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
[pagina 883]
[p. 883]
baliekluiver leegloper 1860-1875 [wnt] |
baljuw ambtenaar die rechtspraak doet 1237 [cg i 1, 30] <Frans |
balk* stuk hout 1064 [Künzel] {2.3} |
balken* schreeuwen van ezels 1704 [Claes] {3.1} |
balkenbrij* spijs 1898 [gvd] {1.2.5/4.1.6} |
balkon open uitbouw van huis 1663 [wnt] <Frans |
ballade episch dichtstuk 1509 [Mak] <Frans |
ballast last 1390 [hws] <Nederduits {3.2} |
ballerina balletdanseres 1875 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
ballet figuurdans 1650 [Claes] <Frans {4.1.15} |
balletje-balletje* gokspel waarin een bal in een van drie bekers wordt verstopt 1985 [De Coster 1999] {3.1/4.1.18} |
balling* verbannene 1237 [cg i 1, 31] {1.2.4} |
ballistiek leer van de kogelbaan 1824 [wei] |
ballon met gas gevulde zak 1636 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ballotage het balloteren 1824 [wei] <Frans |
balloteren stemmen over toelating als lid 1808 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ballpoint bolpuntpen 1949 [De Vooys] <Engels |
balorig* gemelijk 1637 [wnt baloorig] |
balpen bolpuntpen 1975 [wp] <Engels |
balsahout lichte houtsoort 1950 [gvd] |
balsem zalf 1240 [Bern.] <Latijn |
balsemien, balsamien plantengeslacht 1663 [Claes] <modern Latijn |
balsturig* koppig 1477 [Teuth.] |
balts paringsritueel 1938 [Aanv wnt] <Duits |
baluster stijl, kleine zuil van balustrade 1762 [Inventarisatie nalatenschap C.O. Creutz] <Frans |
balustrade hekwerk met stijlen 1825-1827 [wnt] <Frans |
bamamodel onderwijsmodel van brede bachelorfase gevolgd door specialistische masterfase 2000 [Sanders 2001] <L {3.4} |
bambino kleine jongen 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
bamboe grasachtige plantengeslachten 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bami Chinees gerecht 1897 [Aanv wnt] <Chinees of Maleis {3.2/4.1.6} |
bamzaaien loten wie het gelag zal betalen 1943 [Aanv wnt] |
ban* afkondiging, uitsluiting 995 [Gysseling 1960] {2.3} |
ban betovering 1898 [Theissen 1975] <Duits |
banaal alledaags 1866 [wnt] <Frans |
banaan plant, vrucht 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.2} |
bananenschot hoogtebal 1984 [gvd] <Engels |
bancair met betrekking tot banken 1984 [gvd] <Frans |
banco bankgeld 1611 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
banco vijftig gulden 1999 [R99] {4.1.12} |
band* strook stof om te binden 1100-1150 [Rey] {2.2} |
band boekdeel 1734 [wnt] <Duits |
band muziekkorps 1929 [Aanv wnt] <Engels |
bandage verband 1768 [Aanv wnt] <Frans |
banderilla gepunte stok met vlaggetje 1886 [kku] <Spaans {3.2} |
banderol strook met opschrift 1588 [Claes] <Frans |
bandiet struikrover 1599-1607 [Toll.] <Duits |
bandijk* rivierdijk 1284 [mnw] {3.1} |
bandoneon toetsinstrument 1912 [kku] <Duits {3.2/4.1.16} |
bandrecorder apparaat voor het weergeven van een bandopname 1957 [wp jaarboek 1958] {3.3/4.1.17} |
bandy balspel op ijs 1892 [Amsterdamsche Hockey- en Bandy Club] <Engels {4.1.18} |
banen* een weg maken 1401-1500 [mnw] |
bang* angstig 1350 [mnw] |
bang tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1961 [gvd] <Engels {5} |
banier vaandel 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
banistiek kennis van vlaggen 1976 [gvd] |
banjo snaarinstrument 1899 [dbl] <Engels {4.1.16} |
bank* meubelstuk 1240 [Bern.] {4.1.9} |
bank geldbank 1467 [hws] <Italiaans {1.1/3.2} |
banket feestmaal 1483 [hws] <Frans |
banket gevuld gebak 1714 [wnt] <Frans {4.1.6} |
bankier hoofd van bank, geldhandelaar 1451-1454 [hws] <Frans {4.1.13} |
bankroet bankbreuk, faillissement 1555 [Claes] <Frans |
bantamgewicht gewichtsklasse in vechtsport 1933 [Sanders 1995] <Engels |
banzai tussenwerpsel: Japanse heilgroet 1929 [kwt] <Japans {3.2/4.3} |
baptist doopsgezinde 1856 [wnt vereenigd] <Frans {4.1.8} |
bar* naakt 820-822 [Gysseling 1960: 90] {2.3} |
bar* bijwoord van graad: erg 1850 [wnt] |
bar tapkast 1886 [kku] <Engels |
bar eenheid van luchtdruk 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
barak eenvoudig gebouw 1673 [Claes] <Frans |
barbaar onbeschaafd persoon 1348 [mnw] <Frans |
[pagina 884]
[p. 884]
barbarisme leenwoord in strijd met de eigen taalnormen 1780 [wnt] <Frans of Latijn |
barbecue grill 1963 [R75] <Engels |
barbeel beenvis 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
barbiepop speelpopje aangekleed als volwassen vrouw 1990 [De Coster 1999] {4.1.18} |
barbier kapper 1343-1344 [mnw] <Frans {4.1.13} |
barbituurzuur organisch zuur 1950 [Kleine wp 157] |
barcode streepjescode 1984 [gnn] <Engels |
bard (Keltisch) dichter 1772 [wnt] <Duits {3.2} |
barderen vlees met spek omwikkelen 1961 [gvd] <Frans |
barebacking onveilige seks met iemand die mogelijk besmet is met hiv 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.4} |
baren* ter wereld brengen 901-1000 [wps] |
baret muts 1573 [Claes] <Frans {4.1.9} |
barg* gecastreerd mannelijk varken 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
barg* overdekte hooibergplaats 1022 [Slicher] {2.4} |
bariet bariumsulfaat 1824 [wei] |
bariton mannenstem tussen bas en tenor 1772 [Bouvink] <Duits {3.2/4.1.16} |
barium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
bark type zeilschip 1370 [mnw] <Frans {4.1.11} |
barkas zwaarste sloep 1718 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans {4.1.11} |
barkeeper barman 1912 [kku] <Engels {4.1.13} |
barmhartig mededogen hebbend 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] <Duits |
bar mitswa feestelijk gevierde meerderjarigheid van joodse jongen 1929 [De Vries, Joodsche riten en symbolen] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
barn eenheid van oppervlakte in atoomfysica 1975 [wp] <Engels |
barnen* in vuur en vlam staan 1174 [Künzel] {2.3} |
barnsteen harde hars, amber 1315 [hws] <Nederduits {3.2} |
barograaf zelfregistrerende barometer 1886 [kku] |
barok grillig gevormd 1824 [wei] <Frans |
barok bepaalde stijlperiode 1879 [wp, dl. 12, 299] <Duits |
barometer toestel dat luchtdruk meet 1778 [wnt] <Frans |
baron adellijke titel 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3} |
barouchet type rijtuig 1856 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
barracuda beenvis 1984 [gvd] <Spaans {3.2} |
barrage versperring 1929 [kwt] <Frans |
barrel Engelse en Amerikaanse inhoudsmaat 1847 [kku] <Engels |
barrevoets* blootsvoets 1540 [mnw] |
barricade straatversperring 1669 [Claes] <Frans |
barrière versperring 1650 [Claes] <Frans |
bars nors 1617 [Toll.] <Nederduits {3.2} |
barsten* splijten 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] |
barstensvol* stampvol 1824 [wnt ei] {4.4} |
barysfeer aardkern 1950 [gvd] |
barzoi, borzoi hondensoort 1912 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3} |
bas laagste stem 1552 [Claes] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
bas Bargoens: stuiver, dubbeltje 1860 [Endt] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
basaal aan de basis 1933 [Aanv wnt] <Engels |
basalt hard gesteente 1778 [Sanders 1995] <Frans |
bascule weegwerktuig 1847 [kku] <Frans |
base loog 1863 [kku] <Frans |
baseball honkbal 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
baseballpetje pet met klep 1994 [inl Corpus GP94-1.SGZ] {4.1.9} |
basen cocaïne roken via een waterpijp 1982 [R84] <Engels |
baseren doen steunen 1798 [wnt uitvinden] <Frans {3.2} |
basilicum bazielkruid 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn {1.3/4.1.6} |
basiliek christelijke kerk 1869 [wnt] <Frans |
basilisk fabeldier 1240 [Bern.] <Latijn |
basis grondslag 1618 [wnt] <Latijn |
basisch op de wijze van een base 1868 [wnt waterstof] |
basketbal spel waarbij bal door ring met net wordt gegooid 1924 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
bas-reliëf halfverheven beeldwerk 1777 [mey] <Frans |
bassen* blaffen 1287 [cg NatBl] {3.1} |
basset hondensoort 1865 [kvw] <Frans {4.1.3} |
bassethoorn blaasinstrument 1824 [wei] {4.1.16} |
bassin waterbekken 1824 [wei] <Frans |
bast* schors 1105 [Rey] {2.2} |
basta tussenwerpsel: genoeg! 1617 [wnt] <Spaans of Italiaans {3.2/4.3} |
bastaard onwettig kind, rasloos dier 1273 [cg i 1, 250] <Frans {4.1.4} |
bastion bolwerk 1602 [Schulten Tw. 9] <Frans |
bat slaghout 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Engels |
bataat zoete aardappel 1565 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
[pagina 885]
[p. 885]
bataljon troepeneenheid 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
batch groep gegevens die in één keer wordt verwerkt 1976 [accu-map, bul. 15, 25/2, 33] <Engels |
baten* voordeel brengen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bathometer dieptemeter 1847 [kku] |
bathysfeer toestel voor diepzeeonderzoek 1984 [gvd] |
batik gebatikte doek 1721 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.9} |
batist zacht doek 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] {4.1.9} |
batsman die het bat hanteert (bij cricket) 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
batterij artillerieafdeling 1599 [wnt] <Frans {4.1.14} |
batterij toestel waarin elektrische energie is opgeslagen 1889 [wnt] <Frans |
baud eenheid van transmissiesnelheid 1975 [wp] |
bauxiet mineraal 1871 [Sanders 1995] |
bavaroise ijsgerecht 1886 [kku] <Frans {4.1.6} |
baviaan hondsaap 1573 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.3} |
bazaar marktplaats 1572 [Dozy, Oosterlingen] <Perzisch |
bazelen* onsamenhangend spreken 1793 [wnt] {3.1} |
bazooka antitankwapen 1948 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14} |
bazuin blaasinstrument 1240 [Bern.] <Frans {4.1.16} |
beagle hondensoort 1863 [Rijnhart i, 494b] <Engels {4.1.3} |
beambte functionaris 1729 [wnt] |
beamen instemmen met 1678 [wnt] |
bearnaise botersaus 1886 [kku] <Frans {4.1.6} |
beatmusic ritmische popmuziek 1969 [wp Suppl 1969] <Engels {4.1.16} |
beatnik protesterende schrijver 1962 [R75] <Engels |
beaufortschaal schaal voor windkracht 1885 [wnt windkracht] |
beaujolais rode wijnsoort 1933 [Kath. Enc.] <Frans {1.2.3/4.1.6} |
beau monde de uitgaande wereld 1765 [Aanv wnt] <Frans |
beauty schoonheid 1903 [Prick 1903] <Engels |
bébé lange Indische jurk 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2} |
bebop bepaalde stijl van jazz en dans 1954 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
bechamelsaus melksaus 1847 [kku] {4.1.6} |
becquerel eenheid van radioactiviteit 1906 [wp] |
bed* slaapplaats 1100 [Willeram] {4.1.9} |
bedaagd* niet jong meer 1546 [Naembouck] |
bedankje* dankbetuiging 1839 [wnt] |
bedaren* (zich) kalmeren 1451-1500 [mnw] |
bede* gebed 901-1000 [wps] |
bedeesd* verlegen 1615 [wnt wederom] |
bedelen* aalmoezen vragen 1501-1525 [mnw] {3.1} |
bederven* beschadigen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedevaart* reis naar heilige plaats 1240 [Bern.] {3.1} |
bediende hulp 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
bedillen* bevitten, beredderen 1599 [Kil.] |
bedingen* bij overeenkomst bepalen 1546 [Naembouck] |
bedisselen* regelen 1600 [wnt] |
bedoelen* zich ten doel stellen, aanduiden 1731-1735 [wnt] |
bedompt* benauwend 1620 [wnt] |
bedonderd* beroerd 1676-1700 [wnt] |
bedotten* misleiden 1573 [Plantijn] |
bedrag* geldsom 1288 [cg I2, 1255] |
bedremmeld* beteuterd 1642 [wnt] |
bedreven* ervaren 1573 [Plantijn] |
bedriegen* misleiden 901-1000 [wps] |
bedrijf* beroepswerkzaamheid 1293 [cg I3, 1944] {1.2.3} |
bedrijf* deel van een toneelstuk 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
bedroeven* verdriet aandoen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedrog* bedriegerij 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedruipen, zich(zelf)* financieel voor zichzelf kunnen zorgen 1539 [Sartorius, Centuria Syntaxeon 11] |
bedstee* ingebouwde slaapplaats 1240 [Bern.] {3.1/4.1.9} |
beducht* bevreesd 1539 [hws] |
beduiden* betekenen 1301-1400 [mnw] |
beduimelen* door herhaald aanvatten bevlekken 1782 [wnt] {3.1} |
beduusd* beteuterd 1855 [wnt vreemd] |
bedwelmen* benevelen 1401-1425 [mnw] |
beek* smal stromend water 814 [Claes] {2.3} |
beeld* afbeelding, voorstelling 901-1000 [wps] |
beeldscherm* scherm van tv of computer 1961 [Aanv wnt] {1.3/3.1} |
beeldschoon zeer mooi 1866 [wnt] <Duits {4.4} |
beeltenis afbeelding 1569 [Dasypodius] <Duits |
beemd* weiland 1208-1209 [Claes] {2.3} |
[pagina 886]
[p. 886]
been* onderste lichaamsdeel 1100 [Willeram] {1.2.3/1.2.6} |
been* bot 1477 [Teuth.] {1.2.3/1.2.5/1.2.6} |
beer* mensendrek, gier 709 [Claes Tw. 11] {2.3} |
beer* roofdier 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] {4.1.3} |
beer* mannetjesvarken 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
beer schuld 1856 [wnt] <Duits |
beerenburg kruidenbitter 1909 [wnt water] <Fries {3.2/4.1.6} |
beest dier 1253 [cg i 1, 45] <Frans |
beet* hap 1240 [Bern.] {1.2.6} |
beetje* klein deel, klein aantal 1646 [wnt] {1.2.6} |
beetwortel suikerbiet 1652 [wnt] |
bef Bargoens: vrouwelijk geslachtsdeel 1510 [Liber Vagatorum] <? {3.5/4.4} |
bef witte doek voor de borst 1599 [Kil.] <Frans of Latijn |
befaamd vermaard 1535 [hws] |
beffen cunnilingus bedrijven 1972 [Aanv wnt] <? {3.5/4.4} |
begaafd* talentvol 1450 [mnw] |
begaving* flauwte, toeval 1865-1870 [wnt] {4.4} |
begeerte* verlangen 1298 [cg i, 2508] |
begeesteren in geestdrift brengen 1815 [wnt] <Duits |
begeren* verlangen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
begiftigen* beschenken met 1477 [Teuth.] {3.1} |
begijn lid van bepaalde kloosterlijke lekengemeenschap 1266 [cg i, 64] <me Latijn {4.1.8} |
beginnen* aanvangen 901-1000 [wps] |
begonia plantengeslacht 1874 [wnt tuinbouw] <modern Latijn |
begrafenis* het begraven 1450 [hws] {3.1} |
begrijpen vatten, omvatten 1240 [Bern.] <Duits |
begrip inzicht, idee 1265-1270 [cg Lut.K] <Duits |
beha bustehouder 1950 [Aanv wnt] <L {3.4} |
behagen* aangenaam zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
behalve* voorzetsel 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2} |
behartigen* zorgen voor 1488 [hws] {3.1} |
behaviorisme richting in psychologie 1928 [Aanv wnt] <Engels |
behelzen* inhouden 1265-1270 [cg Lut.K] |
behendig* handig 1240 [Bern.] |
behept* lijdend aan een zedelijk gebrek 1691 [wnt] |
beheren* besturen 1357 [mnw] |
behoefte* wat men nodig heeft, gebrek 1253 [cg i] |
behoefte* ontlasting 1898 [gvd] {4.4} |
behoeven* nodig hebben of zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
behoren* toebehoren, nodig zijn, passen 1240 [Bern.] |
behoudens* voorzetsel 1860 [wnt] {4.2} |
bei bes 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.2} |
bei Barbarijse vorst 1542 [wnt] <Turks {3.2} |
beide* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
beiden* wachten 901-1000 [wps] |
beieren* luiden 1373 [hws] {3.1} |
beige grijsachtig geel of bruin 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.5} |
beignet gebak 1875 [wnt appel] <Frans {4.1.6} |
beissie Bargoens: dubbeltje 1844 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
beitel* stuk gereedschap 1320 [Claes Tw. 11] {3.1} |
beitsen kleuren met beits 1892 [wnt] <Duits |
bejaard* oud 1734 [wnt] {4.1.4} |
bejegenen* behandelen 1350 [mnw] |
bek snavel, mond 1240 [Bern.] <Frans |
bekaaid slecht, ongunstig 1611-1620 [wnt bekaaien] |
bekaf uitgeput door te hard lopen 1615 [wnt] |
bekattering Bargoens: uitbrander, bekeuring 1906 [moo] <Jiddisch {1.2.3/3.2} |
bekend* vermaard 1265-1270 [cg Lut.K] |
bekend* kennende 1300 [mnw] |
bekennen* bespeuren, erkennen 901-1000 [wps] |
bekennen* gemeenschap hebben 1351-1400 [mnw] {4.4} |
bekentenis* het erkennen 1552 [Apherdianus 64r] {3.1} |
beker drinkgereedschap 1284 [cg i Dordrecht] <Latijn |
bekeren* tot inkeer brengen 901-1000 [wps] |
bekeuren* verbaliseren 1240 [Bern.] |
bekken kom 1240 [Bern.] <me Latijn |
bekken ring van de heupbeenderen 1702 [wnt] <me Latijn {3.2} |
bekken slaginstrument 1881 [wnt] {4.1.16} |
beklijven* gedijen 1265-1270 [cg Lut.K] |
beklijven* (bij)blijven 1350 [mnw] |
beknopt* kort samengevat 1603 [Toll.] |
bekocht afgezet 1237 [cg i 1, 32] |
bekokstoven heimelijk regelen 1900 [wnt kokstoven] |
bekommeren met zorg vervullen 1276-1300 [cg Lut.A] |
bekommernis* bezorgdheid 1569 [wnt] {3.1} |
bekomst* zoveel als iem. behaagt 1526 [wnt] {3.1} |
bekoren* aantrekken 1530 [wnt] |
bekrompen* niet ruim 1774 [wnt] |
[pagina 887]
[p. 887]
bekwaam* kundig 1265-1270 [cg Lut.K] |
bel* een schel 1236 [cg i Gent] |
bel* gasbolletje 1586 [wnt bel iii] |
bel geluidseenheid 1950 [gvd] |
belabberd* akelig 1451-1500 [mnw] |
belagen* bedreigen 1285 [cg Rijmb.] |
belang* voordeel, belangstelling 1265-1270 [cg Lut.K] |
belazerd bedonderd 1874 [wnt] |
belcanto zingen volgens de Italiaanse techniek 1920 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
beledigen krenken 1588 [Kil.] <Duits |
beleefd* hoffelijk 1613 [wnt] |
beleg* insluiting van een vesting 1351-1400 [mnw] {1.2.6} |
beleg* wat men op een boterham legt 1976 [gvd] {1.2.6/1.4/3.1} |
beleid* wijze van handelen 1291 [cg i 1, 1563] |
beleidsporno bureaucratische stukken zonder inhoud 2000 [Sanders 2001] {4.4} |
belemmeren* (ver)hinderen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
bel-etage onderste verdieping 1866 [wnt nis] {3.3} |
beletten* verhinderen 1254 [vmnw] |
belevenis ervaring 1918 [Picarta: Schönfeld, mijn pastorale belevenissen] <Duits {3.2} |
belezen veel gelezen hebbend 1782 [wnt] <Duits |
belfort toren met klokken 1276 [cg i 1, 306] <Frans |
belgen* toornig maken 901-1000 [wps] |
belhamel* aanvoerder 1562 [Naembouck] |
believen* behagen 1419 [mnw] |
belijden* (een geloof) aanhangen, bekennen 1282 [cg i 1, 662] |
belijdenis* getuigenis omtrent zijn geloof 1637 [wnt] {3.1} |
belladonna wolfskers 1775 [hou ii, 4, 231] <Italiaans {3.2} |
bellefleur appel 1778 [wnt] <Frans {4.1.2} |
bellenblazen* bellen maken door te blazen in een pijpje met zeepsop 1750 [Hallema, Kinderspelen 186] {4.1.18} |
bellettrie (beoefening van de) schone letteren 1881-1888 [wnt] {3.3/5} |
beloega walvisachtige 1847 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3} |
beloven* toezeggen 1240 [Bern.] {1.2.4} |
bel paese handelsnaam van een Italiaanse kaassoort 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
belvédère uitzichttoren 1824 [wei] <Frans |
bemiddeld welgesteld 1844 [wnt velerlei] <Duits |
bemoeien* zich mengen in 1637 [Statenvertaling; 1 Petrus 4:15] |
ben tenen mand 1430 [hws] <Frans |
benard* benauwd 1626 [wnt benarren] |
bende troep 1525 [wnt] <Frans |
beneden* voorzetsel 1236 [cg i 1, 29] {4.2} |
beneden* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
benedictie zegening 1236 [cg i 1, 24] <Latijn |
benedictijn monnik van de orde van Sint-Benedictus 1644 [wnt orde] <me Latijn {4.1.8} |
benedictine Franse likeur 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
benedijen zegenen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
benefice voordeel 1790 [wnt cognac] <Frans |
beneficiair onder beneficie 1929 [kwt] <Frans |
beneficie voorrecht 1462 [hws] <Latijn |
benefiet voorstelling ten bate van een goed doel (persoon of zaak) 1830 [Aanv wnt] <Engels |
benepen* benauwd 1599-1607 [Kil.] |
beneveld* dronken 1884 [gvd] |
benevens* voorzetsel 1624 [wnt] {4.2} |
benevolentie welwillendheid 1507 [hws] <Latijn |
Bengaals vuur bepaald vuurwerk 1847 [kku] |
bengel* deugniet 1635 [wnt] {3.1} |
bengelen* heen en weer slingeren 1897 [wnt] |
benieuwd* nieuwsgierig 1642 [wnt] |
benijden* jaloers zijn 1265-1270 [cg Lut.K] |
benjamin jongste zoon 1649 [wnt] <Hebreeuws {3.2} |
bent* grassoort 918-948 [Künzel] {2.3} |
bent genootschap 1698 [wnt bende] |
benul* begrip 1862 [wnt beslenteren] |
benutten gebruiken 1801 [wnt] <Duits |
benzedrine handelsnaam voor amfetamine 1960 [Aanv wnt] {4.1.6} |
benzine brandstof 1864 [Toll.] <Duits |
benzinemotor met benzine aangedreven explosiemotor 1900 [wnt verlichting i] {4.1.10} |
benzol een koolwaterstof 1867 [Aanv wnt] <Duits |
beo zangvogel 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Indonesisch {3.2} |
beogen* op het oog hebben 1612 [wnt] |
bepalen vaststellen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
beraad* overleg 1265-1270 [cg Lut.K] |
beraadslagen* overleggen 1562 [Toll.] |
beregoed* zeer goed 1966 [R75] {4.4} |
bereid* gereed 1301-1325 [mnw] |
bereid* genegen 1400 [mnw] |
[pagina 888]
[p. 888]
bereiken* aankomen 1350 [mnw] |
beren schulden maken 1898 [gvd] |
berenlul* kroket of frikadel 1987 [De Coster 1999] {3.1/4.1.6} |
beresterk* zeer sterk 1971 [Vertaling Vonnegut, Welkom op aperots] {4.4} |
berg* grote heuvel, hoop 865 [Claes] {2.3} |
bergeend* eendachtige 1598 [wnt] |
bergen* in veiligheid brengen 1642 [wnt] |
bergen* opbergen 1784-1785 [wnt] |
beriberi ziekte 1661 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
berichten* mededelen 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.4} |
berin* wijfjesbeer 1287 [vmnw] |
berispen* laken 1265-1270 [cg Lut.K] |
berk* boomsoort 1050 [Prisma NPl.] {2.3} |
berkelium chemisch element 1960 [ensie] <modern Latijn |
berm* strook langs weg 1288 [cg I2, 1297] {3.1} |
bernage plantengeslacht 1272 [cg i 1, 214] <Frans |
beroemd vermaard 1542 [Dasypodius] <Duits |
beroep* appèl, herziening van vonnis aan hogere rechter vragen 1292 [cg I3, 1717] |
beroep* werkkring 1642 [wnt] |
beroepsverbod verbod een bepaalde overheidsfunctie uit te oefenen 1984 [gnn] <Duits {3.2} |
beroerd* ellendig 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
beroerte* verlamming door bloeduitstorting in de hersenen 1667 [wnt] {4.4} |
berokkenen* veroorzaken 1595 [wnt] |
berooid arm 1488 [mnw] <Fries {3.2} |
berouwen* spijt doen hebben 901-1000 [wps] |
berserkerwoede extatische strijdwoede 1847 [Aanv wnt] <Duits |
berucht* ongunstig bekend 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
beryllium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
bes* kleine vrucht 1350 [Toll.] {4.1.2} |
bes* oudje 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.1.4} |
beschaafd* zorgvuldig opgevoed 1699 [Claes Tw. 12] |
beschadigen* schade toebrengen 1445 [mnw] {3.1} |
bescheid* geschreven stuk 1631 [wnt] |
bescheiden* ingetogen 1276-1300 [cg Lut.A] |
beschermen* behoeden 901-1000 [wps] |
bescheurkalender scheurkalender met geestigheden 1973 [Sanders 1999] {4.4} |
beschikken* regelen 1265-1270 [cg Lut.K] |
beschouwen* overwegen, houden voor 1240 [Bern.] |
beschroomd* bedeesd 1599-1607 [Kil.] |
beschuit baksel 1343-1345 [mnw] <Frans {4.1.6} |
beschuldigen* ten laste leggen 1256-1299 [mnw] {3.1} |
beschutten* beschermen 1285 [cg Rijmb.] |
beseffen* goed begrijpen 1287 [cg NatBl] |
besjoemelen bedotten 1924 [moo] <Duits {3.2} |
beslaan* bekleden, bedekken met iets 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
beslaan* een paard voorzien van hoefijzers 1599 [wnt kil] |
beslag* meel met water aangelengd 1401-1450 [mnw] |
beslechten* een eind maken aan 1503 [mnw] |
beslissen* besluiten 1550 [wnt] |
beslommering* zorg 1642 [wnt] |
besmeuren* vuilmaken 1401-1500 [mnw] |
besmuikt* in stilte, geniepig 1898 [gvd] |
besnijdenis* het wegnemen van de voorhuid 1480 [hws] {3.1} |
besogne zaak, beslommering 1299 [cg I4, 2603] <Frans |
bespieden* beloeren 1285 [cg Rijmb.] |
bespreken praten over iets 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
best* overtreffende trap van goed 1236 [cg i 1, 21] |
bestand* wapenstilstand 1299-1356 [mnw] |
bestand* opgewassen tegen 1731-1735 [wnt] |
bestand verzameling gegevens, beschikbare hoeveelheid 1903 [wnt z.j.] <Duits |
besteden* gebruiken voor 1277 [cg i 1, 354] |
bestek* plan 1514 [hws] |
bestek eetgerei 1934 [Theissen 1978] <Duits |
bestekamer wc 1657 [wnt] {4.4} |
bestel* ordening, regeling 1350 [mnw] |
bestellen* bezorgen (van brieven) 1534 [hws] |
bestemmen* aanwijzen 1348 [hws] |
bestendig blijvend 1569 [wnt] <Duits |
bestiaal beestachtig 1596 [Linschoten 195] <Frans |
bestialiteit beestachtigheid 1720 [mey] <Frans |
bestieren* leiden 1285 [cg Rijmb.] |
bestseller succesboek 1931 [kwt] <Engels |
bèta de Griekse letter b 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
betalen* schulden voldoen 1270 [cg i 1 167] |
betamelijk* gepast 1296 [cg I4, 2279] |
betamen* behoorlijk zijn 1236 [cg i 1, 28] |
bête dom 1824 [wei] <Frans |
betekenis* inhoud 1240 [vmnw] {3.1} |
betel blad van plant waarop men kauwt 1596 [wnt areca Suppl] <Portugees {3.2/4.1.6} |
[pagina 889]
[p. 889]
beter* vergrotende trap van goed 901-1000 [wps] {2.5} |
beteuterd* onthutst 1616 [wnt trouwen ii] |
betichten* beschuldigen 1298 [cg I4, 2524] |
betijen* begaan 1300 [mnw] |
betjah fietstaxi 1961 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.10} |
betoeterd* gek 1903 [wnt z.j.] |
betogen* trachten aan te tonen 1236 [cg i 1, 29] |
beton bouwmateriaal 1847 [kku] <Frans |
betoog* bewijsvoering 1342 [mnw] |
betovergrootmoeder* moeder van iemands overgrootouder 1763 [wnt sterven] {4.1.4} |
betovergrootvader* vader van iemands overgrootouder 1839 [wnt verbreeden] {4.1.4} |
betrachten in acht nemen 1622 [wnt] |
betrappen* verrassen 1265-1270 [cg Lut.K] |
betreffende* voorzetsel 1784-1785 [wnt] {4.2} |
betrekkelijk* in verband staande met 1667 [wnt] |
betrekking* werkkring 1866 [wnt] |
betten* bevochtigen 1460 [mnw] |
betuigen* verzekeren 1270 [cg i 1, 186] |
betuttelen kleine verbeteringen aanbrengen 1632 [wnt wezen ii] |
betweter* die alles beter weet 1600 [wnt] |
betwijfelen ergens aan twijfelen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
beu* zat 1621 [wnt] |
beugel* ijzeren ring 1339-1345 [mnw] {3.1} |
beugelen* een bal door een beugel rollen 1424 [mnw cloot] {4.1.18} |
beuk* boomsoort 806 [Claes] {2.3} |
beuk* schip van een kerk 1477 [Teuth.] |
beuken* hard slaan 1406 [mnw] {3.1} |
beul* scherprechter 1481 [mnw] |
Beulemans slecht Frans 1914 [Aanv wnt] {4.4} |
beun viskaar 1580 [wnt water] |
beunhaas onbevoegd werker 1649 [wnt] <Nederduits {3.2} |
beuren* tillen 1280 [cg I2, 1262] |
beurs portemonnee 1240 [Bern.] <me Latijn |
beurs handelsbeurs 1612 [Vd Sijs 1998] {1.2.5} |
beurs* zacht 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
beurt* geregelde volgorde 1445 [mnw] |
beuzelen* onzin vertellen 1573 [Plantijn] |
bevallen* behagen 1285 [cg Rijmb.] |
bevallen* een kind baren 1616 [wnt] |
bevallig* gracieus 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
bevelen* gelasten 1100 [Willeram] |
bevelhebber* commandant 1532-1537 [mnw] {3.1/5} |
beven* trillen 901-1000 [wps] |
bever* knaagdier 918-948 [Künzel] {2.3/4.1.3} |
bevestigen* vastmaken 1410 [mnw] {3.1} |
bevoegd gerechtigd 1698 [wnt] <Duits |
bevorderen* de ontwikkeling begunstigen 1500-1536 [mnw] |
bevredigen* voldoen aan een behoefte 1784-1785 [wnt] {3.1} |
bevrijden* vrijmaken 1351-1400 [hws] {1.2.4} |
bevroeden* begrijpen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bewaren* houden, handhaven 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
bewegen* in beweging brengen of zijn 1301-1400 [mnw] |
beweging* groep, partij 1886 [wnt] |
beweren zeggen 1477 [Teuth.] <Duits |
bewerkstelligen uitvoeren 1769-1811 [wnt] <Duits |
bewijzen* aantonen 1240 [Bern.] |
bewind* bestuur 1351-1400 [mnw] |
bewonderen eerbied hebben 1827 [wnt] <Duits {1.4} |
bewust bekend, bedoeld 1638 [wnt] <Duits |
bewusteloos buiten bewustzijn 1819 [Vd Sijs 1998] <Duits |
bezaan achterste gaffelzeil 1480 [hws] |
bezadigd* bedaard 1598 [wnt] |
bezant gouden munt 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <me Latijn |
bezem* werktuig om te vegen 1240 [Bern.] {3.1} |
bezemstuiver* munt 1652-1662 [wnt] {4.1.12} |
bezeren* zeer doen 1480 [mnw] |
bezeten* krankzinnig 1265-1270 [cg Lut.K] |
bezetten* innemen, vervullen 1240 [Bern.] |
bezichtigen* bezien 1540 [hws] {3.1} |
bezig* werkzaam 1240-1260 [cg i 1, 69] |
bezigen* gebruiken 1401-1500 [mnw] |
bezijden* voorzetsel 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
bezinnen* nadenken 1477 [Teuth.] |
bezitten* (in bezit) hebben 1240 [vmnw] {1.2.1/1.2.5} |
bezoedelen bevlekken 1562 [Toll.] <Duits |
bezoldigen salaris geven 1642 [wnt] {3.1} |
bezonnen* bedachtzaam 1879 [wnt] |
bezuren* voor iets boeten 1285 [cg Rijmb.] |
bezwaar* last, moeite 1605 [wnt] |
bezwijken* sterven 1682 [wnt] {4.4} |
bezwijken* niet kunnen weerstaan 1784-1785 [wnt] |
biatlon combinatie van langlauf en schieten 1960 [Guinness Olympische Spelen boek] <Engels {4.1.18} |
bibberen* rillen 1794 [Toll.] {3.1} |
bibliofiel boekenliefhebber 1872 [gvd] |
[pagina 890]
[p. 890]
bibliografie literatuurlijst, boekbeschrijving 1824 [wei] <Latijn |
bibliothecaris beheerder van bibliotheek 1682 [wnt] <Latijn |
bibliotheek plaats met verzameling boeken 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
biblist bijbelkenner 1540 [hws] |
biceps tweehoofdige opperarmspier 1793 [wnt twee] <Latijn {3.2} |
biconcaaf dubbelhol (van lenzen) 1847 [kku] |
biconvex dubbelbol (van lenzen) 1847 [kku] |
bidbook prospectus i.v.m. overname of vestigingsplaats 1995 [De Coster 1999] <Engels |
bidden* gebed richten tot God, smeken 901-1000 [wps] |
bidet zitbad 1847 [kku] <Frans |
bidon blikken veldfles 1912 [kku] <Frans |
biecht* belijdenis (van zonden) 901-1000 [wps] {1.2.3} |
bieden* geven, aanbieden 1240 [Bern.] |
biedermeier stijlperiode van 1815 tot 1850 1940 [wnt vaas] <Duits {3.2} |
biefstuk lap vlees van de bovenbil 1832 [wei] <Engels {1.2.5/4.1.6} |
biel(s) dwarsligger 1914 [gvd] <Frans {1.2.4} |
biënnale tweejaarlijkse tentoonstelling of concours 1948 [kwt] |
bier alcoholhoudende drank 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.6} |
bies* plantengeslacht 972 [Claes Tw. 11] {2.3} |
bies* boordsel aan kleding 1854 [wnt] |
biest* eerste melk na het kalven 1351-1400 [mnw] {4.1.6} |
biet plant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
bietsen bedelen 1950 [Aanv wnt] <Engels |
bifocaal met twee brandpunten 1949 [wnt tri-f.] |
big* jong van het varken 1573 [Plantijn] {3.2/4.1.3} |
bigamie dubbel huwelijk 1658 [mey] <Frans |
big bang de oerknal 1975 [wp] <Engels {1.2.6} |
biggelen* (van tranen) naar beneden rollen 1599 [Kil.] |
bij* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
bij* insect 970 [Künzel] {2.3} |
bijbel de Heilige Schrift 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
bijgeloof* superstitie 1595 [wnt] |
bijkans bijwoord van hoedanigheid: bijna 1432-1468 [mnw] |
bijl* werktuig 1240 [Bern.] {4.1.14} |
bijlage geschrift ter aanvulling 1729 [wnt] <Duits |
bijlander* platboomd vaartuig 1702 [wnt] {4.1.11} |
bijna* bijwoord van hoedanigheid: op weinig na 1276-1300 [cg Lut.A] |
bijou kleinood 1690 [Aanv wnt] <Frans |
bijslaap* geslachtsgemeenschap 1656 [wnt] |
bijspijkeren goedmaken, het achtergeblevene gelijk brengen 1855 [wnt] |
bijster* bijwoord van graad: zeer 1598 [wnt] |
bijster* niet meer wetend 1642 [wnt] |
bijt* gat in het ijs 1301-1350 [mnw] {1.2.6} |
bijten* de tanden in iets zetten 1240 [Bern.] {1.2.5/1.2.6} |
bijval toejuiching 1818 [wnt resultaat] <Duits |
bijvallen* de zijde kiezen van 1445 [mnw] |
bijwoord* adverbium 1477 [Teuth.] |
bijzit* concubine 1599 [Kil.] {4.1.4} |
bijzonder* speciaal, opmerkelijk 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
bikini tweedelig badpak 1952 [Sanders 1995] <Frans {1.4/3.2} |
bikkel* pikhouweel 1567 [Claes Tw. 12] {3.1} |
bikkelen* met bikkels spelen 1599 [wnt kil] {4.1.18} |
bikkelhard* zeer hard 1961 [gvd] {1.2.5/4.4} |
bikken* hakken 1401-1450 [mnw] |
bikken* eten 1617 [wnt] |
bil* achterdeel 1240 [Bern.] {1.2.5/4.4} |
bilabiaal met beide lippen 1892 [wnt w] |
bilateraal van twee kanten 1847 [kku] |
bildungsroman ontwikkelingsroman 1998 [Van Gorp, Lexicon lit. termen] <Duits {3.2} |
bilharzia tropische parasiet 1924 [gvd] <modern Latijn |
bilinguïsme tweetaligheid 1933 [Aanv wnt] |
biljard telwoord 1933 [John Kooy, Enc. voor iedereen] <Duits {4.2} |
biljart balspel op tafel 1782-1783 [wnt] <Frans {4.1.18} |
biljet briefje, kaartje 1488 [hws] <Frans |
biljoen telwoord 1591 [Kool] <Frans {4.2} |
billijk* rechtvaardig 1300 [cg I4, 2773] |
bimbambeieren* klokgelui 1501-1550 [wnt bimbam] {3.1} |
binair tweeledig 1847 [kku] <Frans |
binden* met touw vastmaken 1100 [Willeram] |
bingo hazardspel 1968 [kwt] <Engels {4.1.18} |
bingo tussenwerpsel: uitroep na een rake opmerking 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.3} |
bink Bargoens: man 1731 [Endt] <Romani {3.2} |
binnen* bijwoord van plaats 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
binnen* voorzetsel 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {4.2} |
[pagina 891]
[p. 891]
binocle dubbele veld- of toneelkijker 1778 [wnt verrekijker] <Frans |
bint* balk 1642 [wnt] |
bintje* aardappel 1905 [Sanders 1993] {4.1.6/4.4} |
biobak afvalbak voor groente-, fruit- en tuinafval 1992 [De Coster 1999] |
bioboer boer die biologische landbouw en veeteelt bedrijft 1997 [De Boerderij dl. 82, afl. 35] {4.1.13} |
biochemie afdeling van de scheikunde 1886 [kku] |
biogarde yoghurt met rechtsdraaiend melkzuur 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
biografie levensbeschrijving 1820 [Aanv wnt] <Frans |
bio-industrie gemechaniseerde fokkerij 1975 [R75] |
biologeren onder zijn invloed brengen, hypnotiseren 1866 [wnt] |
biologie leer van de levende wezens 1824 [wei] <Duits |
biometrie meting van eigenschappen van levende wezens 1847 [kku] |
bionisch beschikkend over bovenmenselijke lichamelijke vermogens 1982 [De Coster 1999] <Engels |
biopsie weefselverwijdering voor onderzoek 1910-1914 [Bauwens] |
bioritme ritme in de levensverschijnselen 1980 [De Coster 1999] <Engels |
bioscoop theater waar filmvoorstellingen gegeven worden 1910 [Vd Sijs 1998] |
biosfeer het door levende wezens bevolkte deel van de aarde 1910-1914 [Bauwens] |
biplaan tweedekker 1911 [De Vooys] <Engels {4.1.10} |
bips* achterwerk 1894 [Aanv wnt bibs] {4.4} |
birdie aanduiding bij golf dat een hole in een slag minder dan het vastgestelde aantal is gespeeld 1987 [De Coster 1999] <Engels |
birr munteenheid van Ethiopië 1897 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Amhaars {4.1.12} |
bis bijwoord: tweemaal, nog een keer (in de muziek) 1824 [wei] <Latijn |
bis met een halve toon verhoogde b 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
bis tussenwerpsel: roep van publiek om nagift 1902 [wnt] <Latijn {4.3} |
bisamrat knaagdier 1872 [gvd] <Duits {4.1.3} |
biscuit droog gebak 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans {4.1.6} |
bisdom diocees 1240 [Bern.] |
biseksueel met aanleg voor seksuele omgang met beide geslachten 1886 [kku] |
bismillah tussenwerpsel: uitroep aan het begin van enigerlei onderneming 1976 [gvd] <Arabisch {3.2/4.3} |
bismut scheikundig element 1720 [wnt wit i] <modern Latijn |
bisque soep van vis of kreeft 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
bisschop priester van de hoogste rang 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.8} |
bisschopswijn warme wijn 1847 [kku] {4.1.6} |
bissectrice lijn die een hoek middendoor deelt 1914 [Aanv wnt] <Frans |
bistro restaurant met Franse inslag 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
bit* mondstuk 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
bit kleinste informatie-eenheid 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
bits* vinnig 1617 [wnt] |
bitter* scherp van smaak 901-1000 [wps] |
bitterzoet* plant 1775 [hou ii, 4, 240] |
bitumen aardhars 1550 [Aanv wnt] <Latijn |
bivak legerplaats onder de blote hemel 1824 [wei] <Frans |
bivakmuts wollen muts die het hele gezicht behalve de ogen bedekt 1915 [wnt wasschen] {4.1.9} |
bivalent tweewaardig 1906 [wp] |
bizar grillig, vreemd 1616 [wnt] <Frans |
bizon herkauwer 1770 [Papillon] <Frans {4.1.3} |
blaag* kwajongen 1855 [wnt] |
blaam smet 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
blaar* blaasachtige opzwelling 1240 [Bern.] |
blaar* bles, witte plek op het voorhoofd van dieren 1343-1346 [mnw] |
blaas* urineblaas 1240 [Bern.] |
blaas* bobbel 1401-1425 [mnw] |
blaasbalg* aanjager van vuur 1286 [cg I2, 1175] {3.1} |
blaaskaak* snoever 1562 [Naembouck] {1.2.1} |
blabla gezwam 1964 [Aanv wnt] <Frans {3.1/3.2} |
black box recorder met vluchtgegevens 1989 [Peptalk] <Engels |
blackjack een soort eenentwintigen 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.18} |
blackmail afpersing 1912 [kku] <Engels |
black-out tijdelijk verlies van bewustzijn 1951 [De Vooys] <Engels |
blad* orgaan aan takken 1240 [Bern.] {1.2.3/1.3} |
blad* vel papier 1617 [wnt] {1.2.3/1.3} |
bladeraar bladerprogramma 1996 [Internet: edu.techn] {1.3} |
bladzijde* pagina 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
[pagina 892]
[p. 892]
blaffen* het natuurlijke geluid van honden maken 1350 [mnw] {3.1} |
blakaman neger of negroïde man 1972 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
blaken* branden, gloeien 1240 [Bern.] |
blakeren* zengen 1415 [hws] {3.1} |
blamage afgang 1929 [kwt] <Duits |
blameren berispen 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
blancheren spijzen enkele minuten opkoken, licht van kleur maken 1761 [Aanv wnt] <Frans |
blanc-manger soort van nagerecht 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.6} |
blanco oningevuld 1676 [De Bruijn 1995] <Italiaans {3.2} |
blank* blinkend, wit 1287 [cg NatBl] {4.1.5} |
blasé verveeld 1838 [Aanv wnt] <Frans |
blasfemeren godslasteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
blaten* het natuurlijke geluid van schapen en geiten maken 1240 [Bern.] {3.1} |
blauw* kleurnaam 1121 [Rey] {2.2/4.1.5} |
blauw Bargoens: dronken 1906 [wnt] <Duits |
blauwbaard* wreedaard tegenover vrouwen 1775 [wnt] {3.1} |
blauwblauw* onopgehelderd, met rust 1784 [wnt] {3.1} |
blauwhelm* militair in dienst van de Verenigde Naties 1984 [R84] {3.1/4.1.14} |
blauwkous spotnaam 1872 [gvd] {3.1} |
blazen* met kracht uitademen 1240 [Bern.] |
blazer jasje 1940 [Posthumus] <Engels {3.2} |
blazoen heraldisch wapen 1350 [mnw] <Frans |
bleek* wit 901-1000 [wps] {4.1.5} |
bleek* veld om was te bleken 1520 [hws] |
blei* beenvis 1477 [Teuth.] |
bleken* bleek maken 1240 [Bern.] |
blende mineraal 1780 [hou iii, 1, 112] <Duits |
blender keukenmachine waarin voedsel fijngemaakt wordt 1974 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
blèren* blaten, schreeuwen 1451-1500 [mnw] {3.1} |
bles* witte plek op voorhoofd van paarden 1300 [mnw] |
blessure wond 1794 [Aanv wnt] <Frans |
bleu lichtblauw 1587 [wnt oranje] <Frans {4.1.5} |
bleu* verlegen 1621 [wnt reu] |
bliek* beenvis 1291 [cg i Oudenaarde] |
bliep signaaltoon 1983 [R84] <Engels |
blij* vrolijk 1152 [Claes] {2.3} |
blijde werpgeschut 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] <Latijn {4.1.14} |
blijkbaar* bijwoord van modaliteit: kennelijk 1840 [wnt] |
blijken* aan den dag komen 1265-1270 [cg Lut.K] |
blijkens* voorzetsel 1840 [wnt] {4.2} |
blijspel* komedie 1653 [wnt] {4.1.15} |
blijven* voortgaan (te bestaan) 901-1000 [wps] |
blik* vertind dun plaatstaal 1384-1407 [mnw] |
blik* oogopslag 1608 [wnt] |
blikkeren* flikkeren 1605-1616 [wnt] {3.1} |
bliksem* elektrische vonk bij onweer 901-1000 [wps] {3.1/4.1.1} |
bliksemoorlog* onverhoedse bewegingsoorlog 1961 [gvd] {3.1} |
bliksemsnel* zeer snel 1804 [wnt bliksem] {4.4} |
blikskaters tussenwerpsel: krachtterm 1914 [gvd] {4.3} |
blind* niet kunnende zien 1240 [Bern.] |
blind* vensterluik 1623 [wnt] |
blindelings* bijwoord van hoedanigheid: zonder te kijken 1562 [Naembouck] {3.1} |
blindemannetje* spel waarbij iem. geblinddoekt wordt 1887 [wnt] {4.1.18} |
blinderen kogelvrij of onzichtbaar maken 1865 [kvw] <Frans |
blinde vink* lapje kalfsbiefstuk met gehakt 1910 [wnt vink] {4.1.6} |
blindganger niet ontploft projectiel 1943 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
blini boekweitpannenkoekjes 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2/4.1.6} |
blinken* stralen 1461 [mnw] |
blits naar de laatste mode 1966 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
blitzkrieg onverhoedse bewegingsoorlog 1945 [Schuurman, De Tweede Wereldoorlog 22] <Duits {3.2} |
blo* vreesachtig 1240 [Bern.] |
blocnote aan de kop gelijmd stapeltje papier 1892 [Aanv wnt] <Frans |
bloed* vloeistof in aderen 901-1000 [wps] |
bloedheet* zeer warm 1949 [Aanv wnt] {4.4} |
bloedhond hondensoort 1567 [Junius] <Engels {3.2/4.1.3} |
bloedmooi* zeer mooi 1989 [Hofkamp&Westerman] {4.4/5} |
bloedrood* zeer rood 1504 [wnt] {4.1.5/4.4/5} |
bloeien* in bloei staan 901-1000 [wps] |
bloem* uitgebot deel van plant 1100 [Willeram] {3.1/5} |
bloem* fijn gezift meel 1285 [cg Rijmb.] |
bloemkool koolsoort, groente 1567 [Claes] {4.1.6} |
[pagina 893]
[p. 893]
bloemlezing* verzameling letterkundige stukken 1819 [wnt] |
bloes bovenkledingstuk 1872 [gvd] <Frans |
bloesem* bloem waaruit zich later een vrucht ontwikkelt 1287 [cg NatBl] {3.1} |
bloesjesdag eerste warme lentedag 1984 [gvd] |
blok* regelmatig gevormd stuk van iets 1242 [Claes Tw. 9] |
blokfluit blaasinstrument 1944 [wnt trio] {4.1.16} |
blokhuis* klein verdedigingswerk 1562 [Naembouck] |
blokken* hard studeren 1599 [Kil.] |
blokkeren afsluiten, tegenhouden 1624 [Wonderlicke avontuer van twee goelieven] <Frans |
blond met een lichte kleur 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.5} |
blondine blond meisje 1866 [wnt] <Frans |
bloody mary cocktail met wodka en tomatensap 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
blooper misslag 1991 [gnn] <Engels |
bloot* naakt 1265-1270 [cg Lut.K] |
blootshoofds* met onbedekt hoofd 1698 [wnt] |
blos* rood op de wangen 1546 [Claes Tw. 12] |
blouson wijd jakje 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
blow trek aan marihuanasigaret 1984 [gnn] <Engels |
blozen* rood worden 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
blubber modder 1937 [Aanv wnt] <Engels |
bluefort een in Nederland ontwikkelde kaas 1968 [wp voor de vrouw] {4.1.6} |
bluegrass country music uit Kentucky 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16} |
blue jeans spijkerbroek 1956 [R75] <Engels {3.2} |
blue movie pornografische film 1984 [gnn] <Engels {4.1.15} |
blues muzieksoort 1936 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
bluffen pochen 1855 [wnt] <Engels |
blunder domme fout 1847 [kku] <Engels |
blurb flaptekst 1947 [De Vooys] <Engels |
blussen* uitdoven 1285 [cg Rijmb.] |
blut* geen geld meer hebbend 1903 [wnt z.j.] |
bluts* deuk 1562 [Naembouck] |
boa slang 1287 [cg NatBl] <Latijn {1.2.5/1.3} |
boa halsbont 1844 [wnt] <Frans {1.2.5} |
board bestuurslichaam 1886 [kku] <Engels {1.2.3} |
board bouwmateriaal 1951 [wnt triplet] <Engels {1.2.3} |
bobbel* knobbel, luchtbel 1490 [mnw] |
bobo ‘belangrijk’ bestuurslid in de sportwereld 1988 [Vd Sijs 1996] <Sranantongo {3.1/3.2/4.4} |
bobslee soort slee 1912 [kku] <Engels |
bochel* bult 1599 [Kil.] {3.1} |
bocht* kromming 1588 [Kil.] |
bocht* uitschot 1710 [wnt] {4.1.6} |
bockbier donker bier 1886 [kku] <Duits {4.1.6} |
bod* het bieden 1440 [hws] |
bode* boodschapper 901-1000 [wps] |
bodega wijnhuis 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2} |
bodem* grond 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {3.1} |
body lichaam 1897 [Klöters, Bij ons in de Jordaan 23] <Engels |
bodybuilding spieroefeningen 1983 [Ferrée] <Engels {4.1.18} |
bodyguard lijfwacht 1984 [gnn] <Engels |
bodymilk cosmetische vloeistof voor lichaamsreiniging 1984 [gvd] <Engels |
bodywarmer mouwloos gewatteerd vest 1986 [De Coster 1999] <Engels {3.2} |
boedel* geheel van roerende goederen 1282 [cg i 1, 644] {1.2.4/3.1} |
boef* schurk 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] |
boeg* voorste deel van schip 1599 [Kil.] |
boegseren met sloepen voorttrekken 1599 [wnt] <Portugees {3.2} |
boegspriet* uitstekend rondhout voor touwwerk 1521 [hws] |
boei band 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
boei drijvend baken 1599 [Kil.] <Frans |
boeier vaartuig 1475 [ara Rentmeesterschappen i, 108] {4.1.11} |
boek* leesboek 901-1000 [wps] |
boekanier zeerover 1691 [wnt] <Frans |
boeket bloemruiker 1698 [wnt] <Frans |
boekmaag* deel van maag van herkauwer 1855 [Aanv wnt] |
boekstaven* te boek stellen 1477 [Teuth.] |
boekvink* zangvogel 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
boekweit* graansoort 1413 [hws] {4.1.2} |
boel* inboedel 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] {1.2.4} |
boel* grote hoeveelheid 1785 [wnt winst] |
boeman* afschrikwekkend persoon 1854 [wnt] |
boemelen kroegen aflopen 1894 [Aanv wnt] <Duits |
boemeltrein stoptrein 1876 [Moortgat] <Duits {4.1.10} |
boemerang werpknots 1889 [Vd Sijs 1998] <Engels |
[pagina 894]
[p. 894]
boenen* in de was zetten, schoonmaken 1286 [cg I2, 1176] |
boer* landbouwer 1516 [hws] {1.2.3/4.1.13} |
boer* oprisping 1704 [Claes] {3.1} |
boer* naam van een speelkaart 1828 [wnt uitspelen] {4.1.18} |
boerde klucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.15} |
boerderij boerenbedrijf 1644 [wnt] {1.2.4/1.2.5} |
boerendans volksdans 1719 [wnt zwieren] {4.1.15} |
boerenkool koolsoort 1778 [wnt sluitkool] {4.1.6} |
boerenkoolvoetbal slecht voetbal 1977 [Sanders 2001] {4.4} |
boerenschroom* spel met prentjes en dobbelstenen 1898 [gvd] {4.1.18} |
boernoes mantel 1863 [kku] <Arabisch {3.2} |
boete* (geld)straf 1254 [vmnw] |
boeten* herstellen, goedmaken 1253 [cg i 1, 46] |
boetiek winkel 1847 [Aanv wnt] <Frans |
boetseren kleien 1562 [Naembouck] |
boezem* borsten 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.4} |
boezeroen bepaald kledingstuk 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb.] <Frans |
bof* kinderziekte 1327 [mnw] |
bof* buitenkans 1891 [wnt bof iii] |
boffen* geluk hebben 1866 [wnt] |
bogen* pochen 1477 [Teuth.] |
bohémien zwervend kunstenaar 1889 [wnt sleepjapon] <Frans |
boiler warmwaterreservoir 1938 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
bojaar adellijke grootgrondbezitter 1824 [wei] <Russisch {3.2} |
bok mannetje van de geit 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5/4.1.3} |
bok hijsstellage, werktuig 1523 [hws] <? {1.2.3/3.5} |
bok bok van een rijtuig 1872 [gvd] <? {3.5} |
bokaal grote beker 1451 [hws] <Frans |
bokkenpoot(je) koekje met chocola aan de uiteinden 1949 [wnt z.j.] <? {3.5/4.1.6} |
bokking* gerookte haring 1285 [cg I2, 1021] |
boksen met de vuist vechten 1808 [wnt] <Engels {4.1.18} |
bokser vuistvechter 1824 [wei] <Engels |
boktor insect 1766 [hou i, 9, 518] <? {3.5} |
bol* rond voorwerp 1280 [cg i Gent] {2.3} |
bol* rond 1351 [mnw] |
bolder klamp 1856 [wnt] <Frans |
bolderen* geraas maken 1599 [Kil.] {3.1} |
boleet buiszwam 1901 [kui] <Latijn {1.2.4} |
bolero Spaanse dans 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.15} |
bolero damesjasje 1901 [Aanv wnt] <Frans |
bolhoed* hoofddeksel 1939 [wnt rekker ii] {4.1.9} |
bolide luchtsteen 1895 [Broeckaert] <Frans |
bolide raceauto 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.10} |
bolivar munteenheid van Venezuela 1906 [wp] {4.1.12} |
boliviano munteenheid van Bolivia 1864 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
bolknak* sigaar 1940 [Aanv wnt] {4.1.6} |
bolleboos uitblinker 1866 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
bollen* het bolspel of kegelspel spelen 1555 [Claes Tw. 9] {4.1.18} |
bolsjewiek aanhanger van het Russische communisme 1918 [wnt vertegenwoordiger] <Russisch {3.2} |
bolster* bast van noten e.d. 1477 [Teuth.] |
bolus gebak 1854 [wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
bolus drol 1961 [gvd] {4.4} |
bolwerk* bastion 1477 [Teuth.] |
bolwerken* klaarspelen 1806 [wnt] |
bom stop, spon 1284-1285 [cg I2, 1020] <? {3.5} |
bom projectiel 1667 [wnt] <Frans {4.1.14} |
bom* vissersvaartuig 1871 [wnt] {4.1.11} |
bombarderen met bommen beschieten 1515 [wnt] <Frans |
bombardon blaasinstrument 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16} |
bombarie lawaai, ophef 1720 [wnt] |
bombast gezwollen stijl 1824 [wnt] <Engels |
bombazijn weefsel 1574 [Toll.] <Frans {4.1.9} |
bombe ijsgerecht 1945 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
bomberjack bruinleren jack met bontkraag 1989 [De Coster 1999] <Engels {3.2} |
bomen* punteren 1681 [wnt boomen v] |
bomen* discussiëren 1884 [wnt boomen ii] |
bommen* een hol geluid geven 1452-1494 [hws] {3.1} |
bommoeder vrouw die haar kind alleen wenst op te voeden 1981 [De Coster 1999] <L {3.4/4.1.4} |
bomvol helemaal vol 1898 [gvd] <? {3.5/4.4} |
bon bewijsje 1867-1868 [wnt] <Frans |
bonafide betrouwbaar 1824 [wei] <Latijn |
bonbon snoepgoed 1785 [wnt] <Frans {3.1/4.1.6} |
bonbonnière bonbondoosje 1824 [wei] <Frans |
bond verbond, vereniging 1552 [wnt] <Duits {1.3} |
[pagina 895]
[p. 895]
bondage sadomasochistische omgang met vastgebonden partner 1970 [Recht voor raap] <Engels |
bondgenoot deelgenoot, helper 1599 [wnt] <Duits |
bondig* kernachtig 1642 [wnt] |
bongerd* boomgaard 1240 [vmnw] {3.1} |
bongo slaginstrument 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.16} |
bonhomie natuurlijke wellevendheid 1824 [wei] <Frans |
bonje Bargoens: ruzie 1769 [Endt] <? {3.5} |
bonjour tussenwerpsel: groet 1617 [Aanv wnt] <Frans {4.3} |
bonk* klomp, bot 1477 [Teuth.] |
bonken* hard tegen iets stoten 1844 [wnt] {3.1} |
bonken* geslachtsgemeenschap hebben 1988 [Joustra, Homo-erotisch wrdb.] {3.1/4.4} |
bon-mot kwinkslag 1788 [Aanv wnt] <Frans |
bonnefooi goed geluk 1863 [kku] <Frans |
bonnet muts 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.9} |
bonnetterie textielwinkel 1865 [kvw] <Frans |
bons* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1787-1789 [wnt] {3.1} |
bons, bonze invloedrijk persoon, partijbons 1830 [Aanv wnt] <Duits |
bonsai dwergboompje 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
bont veelkleurig 1272 [cg i 1, 237] <Latijn {4.1.5} |
bont pelswerk 1300 [mnw] <Latijn |
bon ton welgemanierdheid 1765 [Aanv wnt] <Frans |
bonus uitkering 1912 [kku] <Engels |
bon-vivant losbol 1824 [wei] <Frans |
bonze Japanse boeddhistische priester 1824 [wei] <Frans |
bonzen* hevig kloppen 1589 [Claes Tw. 11] {3.1} |
boobytrap valstrikmijn 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.14} |
boodschap* bericht 1240 [Bern.] |
boodschap* behoefte (grote of kleine boodschap) 1804 [wnt] {4.4} |
boodschap* gekocht artikel 1866 [wnt] |
boog* schiettuig voor pijlen 901-1000 [wps] {4.1.14} |
boog* gebogen constructie 1350-1384 [mnw] |
boogie-woogie op piano gespeelde blues met basbegeleiding 1956 [Enc. van de muziek] <Engels {3.1/4.1.16} |
bookmaker bij wie men weddenschappen afsluit 1880 [Aanv wnt] <Engels |
bookmark vastgelegde verwijzing naar het adres van een website 1997 [Adformatie, dl. 25, 48, 20-22, 2] <Engels |
boom* houtachtig gewas 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1} |
boom plotselinge stijging 1912 [kku] <Engels {1.3} |
boomgaard* grond met vruchtbomen 1100 [Willeram] {3.1} |
boon* zaad van peulvrucht 1210-1240 [cg i 1, 2] {4.1.6} |
boor* werktuig om gaten te maken 1440 [mnw] |
boor boorzuur 1893 [wnt boor ii] |
boord* rand 701-750 [Künzel] {2.3} |
boordevol* helemaal vol 1599 [Kil.] {4.4} |
boos* slecht 1240 [Bern.] {1.2.3} |
boos* toornig 1740 [wnt] {1.2.3} |
boosaardig* kwaadaardig 1659 [wnt] |
booster versterker 1984 [gnn] <Engels |
booswicht* schurk 1401-1450 [hws] |
boot vaartuig 1390 [mnw] <? {3.5/4.1.11} |
boots laarzen 1984 [gvd] <Engels {3.2/4.1.9} |
bop jazzstijl 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16} |
borax natriumzout 1599 [Kil.] <Frans of Latijn |
bord* schaal, plank 1138 [Rey] {2.2} |
bordeel hoerenkast 1293 [cg I3, 1920] <Frans |
border rand met bloemen in tuin 1909 [Aanv wnt] <Engels |
borderliner iem. die zich bevindt op de grens van geestelijk normaal en gestoord 1992 [Peptalk] <Engels |
bordes verhoogde stoep 1845 [wnt] <Frans |
bordpapier karton 1698 [wnt] |
borduren figuren naaien 1573 [Plantijn] |
boreaal noordelijk 1824 [wei] <Frans |
boren* een gat maken 1240 [Bern.] |
borg* waarborg 1237 [cg i 1, 30] |
borgtocht* overeenkomst waarbij een derde zich garant stelt 1282 [cg i 1, 631] {3.1} |
borium chemisch element 1831 [Aanv wnt] <modern Latijn |
born* bron 901-1000 [wps] |
borrel* glas sterkedrank 1692 [wnt] {3.1/4.1.6} |
borsalino deukhoed 1930 [Aanv wnt] {4.1.9} |
borsjtsj rodebietensoep 1886 [kku] <Russisch {3.2/4.1.6} |
borst* lichaamsdeel 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
borst jonkman 1623 [wnt] <Duits |
borstbeeld* beeldhouwwerk, buste 1740 [wnt] |
borstel* stijve haren van varkens e.d. 1287 [cg NatBl] {3.1} |
borstel* gereedschap: schuier 1573 [wnt] |
borstplaat lekkernij 1872 [gvd] {4.1.6} |
borstrok* wollen onderkledingstuk 1609 [wnt] |
borststem* natuurlijke zangstem 1885 [wnt register i] {4.1.16} |
[pagina 896]
[p. 896]
borstwering* verhoging waarachter men tot borsthoogte gedekt is 1384-1407 [mnw] |
bos* woud 1089 [Claes] {1.2.6/2.3} |
bos* bundel 1252 [mnw] |
boss baas 1912 [kku] <Engels |
bossanova Zuid-Amerikaanse dans 1984 [gvd] <Portugees {3.2/4.1.15} |
bosschage bosje 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
boston kaartspel 1832 [wei] <Engels {4.1.18} |
boston dans 1924 [gvd] <Engels {4.1.15} |
bot laars 1240 [Bern.] <Frans {4.1.9} |
bot* beenvis 1287 [cg NatBl] |
bot* knop 1351 [mnw] |
bot* been 1477 [Teuth.] |
bot* stomp 1599 [Kil.] |
botanisch plantkundig 1815 [Aanv wnt] <Frans |
botel drijvend hotel 1965 [Verschueren, Bijvoegsel, 9] <L {3.4} |
boten* slaan, kloppen 1080 [Rey] {2.2} |
boter voedingsstof van melk 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
boterham snee brood 1567 [Claes Tw. 11] {4.1.6} |
botje* muntje 1406-1448 [mnw] {1.3/4.1.12} |
botsen* met een schok tegen iets aankomen 1588 [Claes] |
bottel fles 1698 [wnt] <Engels {3.2} |
bottel* rozenbottel 1778 [wnt] {3.1} |
bottelen op flessen tappen 1824 [wei] <Engels |
botten* uitspruiten 1438 [mnw] |
botter* vaartuig 1849 [wnt] {4.1.11} |
bottine halve laars 1479 [hws] <Frans {4.1.9} |
bottleneck knelpunt 1947 [De Vooys] <Engels |
botulisme vergiftiging door bacteriën 1886 [kku] <Duits |
botvieren* vrij spel laten 1784 [wnt bot viii] |
bouclé losse kaardgaren stof 1912 [kku] <Frans {4.1.9} |
boud* stoutmoedig 901-1000 [wps] |
boudoir damesvertrek 1832 [wei] <Frans |
bouffante das 1839 [wnt] <Frans |
bougainville plantengeslacht 1899 [wnt raam i] <modern Latijn |
bougie vonkbrug 1917 [Sanders 1995] <Frans |
bouillabaisse vissoep 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
bouillon vleesnat 1731-1735 [wnt] <Frans {4.1.6} |
boulevard brede straat 1816 [Aanv wnt] <Frans |
boulimie vraatzucht 1910-1914 [Bauwens] <Grieks {3.2} |
bouquet aroma 1847 [kku] <Frans |
bourbon Amerikaanse whisky 1975 [wp (whiskey)] <Engels {4.1.6} |
bourdon diepe bas 1795 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
bourgeois burger 1451-1475 [Mak] <Frans {1.2.3} |
bout* poot van een geslacht dier 1101-1200 [Tavernier] {2.4/4.1.6} |
bout metalen staaf 1330 [Jacobs 12] <Latijn {3.2} |
boutade geestige overdrijving 1824 [wei] <Frans |
bouten* kakken 1731 [moo] {4.4} |
bouvier hondensoort 1936 [wnt trouw i] <Frans {4.1.3} |
bouwen* een huis optrekken 901-1000 [wps] |
bouwen* het land bewerken 1375 [mnw] |
bouwmeester architect 1620 [wnt] |
bouwvakker* iem. die in de woningbouw werkt 1963 [Aanv wnt] {3.1/4.1.13} |
bouwvallig vervallen 1451-1500 [mnw] <Duits |
bouwwerk* gebouw 1848 [wnt] |
boven* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
boven* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
bovenbaas* iemand die het voor het zeggen heeft 1963 [Heer Bommel en de bovenbazen] {4.4} |
bovendien* voegwoordelijk bijwoord 1658 [wnt] |
bowl drank uit wijn, rum en vruchten 1902 [wnt] <Engels {4.1.6} |
bowlen bowling spelen 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18} |
box afgescheiden ruimte 1857 [Aanv wnt] <Engels |
boxenstelsel bepaald belastingstelsel 1999 [Sanders 2000] |
boxer hondensoort 1909-1910 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3} |
boxershort modieuze onderbroek voor mannen 1992 [gvd] <Engels {3.2} |
boy knaap 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1930, 447] <Engels {3.2} |
boy Indische bediende 1853 [Van Schaick, De Manja] <Engels |
boycot uitsluiting van maatschappelijk verkeer 1910 [De Hollandsche Revue 25/7, 441ab] <Engels |
braaf eerzaam, gehoorzaam 1769 [wnt] <Frans |
braak* onbebouwd 1562 [Claes] |
braak* inbraak, huisbraak 1843 [wnt] |
braam* vrucht 1240 [Bern.] {3.1/4.1.2} |
braam* oneffenheid aan mes 1799-1811 [Weiland, Nederduitsch taalkundig wrdb.] |
braambes* bes van de braamstruik 1160 [Rey] {2.2/3.1/4.1.2} |
brabbelen* krom spreken 1613 [wnt] {3.1} |
bracteaat dunne, eenzijdig gestempelde middeleeuwse munt 1824 [wei] <Latijn |
braden* gaar maken op vuur 1240 [Bern.] |
[pagina 897]
[p. 897]
braderie markt 1948 [kwt] <Frans |
brahmaan lid van de Indische geestelijke adel 1596 [Linschoten] <Sanskriet |
braille schrift voor blinden 1898 [gvd] <Frans |
braindrain emigratie van intellectuelen 1968 [wp jaarboek 1969] <Engels {3.1} |
brainstorm collectief opperen van spontane suggesties ter oplossing van een probleem 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
braintrust vertrouwensraad 1937 [A. Viruly, Logboek 82] <Engels |
brainwashing hersenspoeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brainwave prachtige inval 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brak* hondensoort 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
brak* zilt 1477 [Teuth.] |
braken* vlas breken 1350 [mnw] |
braken* overgeven 1546 [Naembouck] {4.4} |
brallen* snoeven 1613 [wnt] {3.1} |
bramzeil* vierkant zeil boven het marszeil 1597 [wnt] |
brancard draagbed 1847 [kku] <Frans |
branche afdeling 1847 [Aanv wnt] <Frans |
brand* vuur 1240 [Bern.] |
brandbrief brief met maning 1842 [wnt] |
branden* in vuur en vlam staan 1445 [mnw] {1.2.4} |
brandewijn gestookte sterkedrank 1301-1350 [hws] {4.1.6} |
brandgans* eendachtige 1599 [Kil.] |
branding* golfslag 1652-1662 [wnt] |
brandschatten* schatting opleggen op straffe van plundering 1488 [hws] |
brandvos* hondachtige 1599 [Kil.] {4.1.3} |
brandweer* dienst voor het blussen 1828 [wnt] |
brandy brandewijn, cognac 1855 [kku] <Engels {4.1.6} |
branie bluffer 1884 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bras schoot van een ra 1598 [wnt waarnemen] <Frans |
brasem* beenvis 1101-1200 [Rey] {2.2/3.1} |
braspenning vroegere munt 1409 [Van Gelder 1965] <? {3.5/4.1.12} |
brassband band van blaasinstrumenten en drums 1984 [gvd] <Engels |
brassen* slempen 1540 [Toll.] {3.1} |
brassen de ra's verstellen 1685 [wnt] |
bravissimo tussenwerpsel: uitmuntend 1784 [wnt satan] <Italiaans {3.2/4.3} |
bravo tussenwerpsel: goed! 1784 [wnt] <Frans {4.3} |
bravoure zelfverzekerdheid 1780 [Aanv wnt] <Frans |
braziel houtsoort 1602 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2} |
break bij tennis: winst van een game waarin de tegenstander serveert 1984 [gvd] <Engels |
breakdance acrobatische dansstijl 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
breakdown geestelijke inzinking 1945 [Aanv wnt] <Engels |
breed* wijd 851-900 [Claes] {2.3} |
breedte* kortste afmeting 1201-1225 [vmnw] {3.1/5} |
breeuwen* naden dichten 1351-1400 [mnw] |
breidel* toom 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1} |
breien* draden strikken 1201-1300 [mnw] |
brein* hersens 1477 [Teuth.] |
breinbaas* zeer knappe man 1949 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4} |
breken* klein of stuk maken 1237 [cg i 1, 31] |
brem* plant 1240 [Bern.] |
brem* zout 1648 [wnt brijn] |
brengen* vervoeren 901-1000 [wps] |
brengun licht machinegeweer 1950 [Sanders 1995] <Engels {4.1.14} |
bres opening in vestingmuur 1588 [Claes] <Frans |
bretel draagband 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] <Frans |
breuk* het breken, barst 1240 [Bern.] |
breuk* gebroken getal 1569 [Kool] |
brevet diploma 1444 [hws] <Frans |
brevier gebedenboek 1461 [hws] <Latijn |
bric-à-brac snuisterijen 1929 [kwt] <Frans |
bridge kaartspel 1918 [wnt rage] <Engels {4.1.18} |
brie kaassoort 1370 [Bouc van den ambachten] <Frans {4.1.6} |
brief geschreven boodschap 1236 [cg i 1, 20] <Latijn |
briefen instrueren, inlichten 1989 [Peptalk] <Engels |
briefing bijeenkomst waarop instructies worden gegeven 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
briefpapier postpapier 1843 [wnt uitstallen i] <Duits {1.4} |
bries koele wind 1596 [Linschoten 179] <Frans {4.1.1} |
briesen* brullen, hoorbaar ademen van paard 1240 [Bern.] {3.1} |
brigade eenheid van bataljons en afdelingen 1650 [Claes] <Frans {4.1.14} |
brigadier rang bij de gemeentepolitie 1858 [wnt] <Frans |
brij* pap 1477 [Teuth.] {1.2.2} |
brik* (gebroken) baksteen 1282 [mnw] |
[pagina 898]
[p. 898]
brik zeilvaartuig 1781 [Toll.] <Engels {3.2/4.1.11} |
brik rijtuig 1898 [wnt] <Engels {4.1.10} |
briket stuk brandstof 1883 [wnt] <Frans |
bril glazen om beter te zien 1401-1500 [mnw] |
briljant schitterend 1745 [mey] <Frans {1.2.6} |
brillantine haarcrème 1912 [kku] <Frans {1.2.6} |
brille uitzonderlijke begaafdheid 1840 [wnt kunst] {3.3} |
brink* erf, plein 1152 [Claes Tw. 9] {2.3} |
brio levendigheid 1795 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
brioche zoet broodje 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
brits slaapplaats 1774 [wnt] <Duits {4.1.9} |
broccoli Italiaanse bloemkool 1800 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
brochette pen om vlees aan te roosteren 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
brochure vlugschrift 1796 [Claes] <Frans {3.2} |
broddelen* knoeien 1546 [wnt] {3.1} |
broeden* op eieren zitten 1240 [Bern.] |
broeden* beramen 1618 [wnt] |
broeder* mannelijk kind m.b.t. kinderen van dezelfde ouders 901-1000 [wps] {4.1.4} |
broeder* geestelijke 1410 [mnw] {4.1.8} |
broeder* verpleger 1899 [wnt] {4.1.13} |
broeien* heet worden 1080 [Rey] {2.2} |
broek* laag drassig land 918-948 [Claes] {2.3} |
broek* kledingstuk 1285 [cg Rijmb.] {3.2} |
brogue type schoen 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.9} |
brok* stuk 1484 [mnw] |
brokaat zware zijden stof, veelal met gouddraad geborduurd 1612 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2/4.1.9} |
broker beursagent 1912 [kku] <Engels |
brokkelen* kruimelen 1562 [Claes] {3.1} |
brokstuk fragment 1872 [gvd] <Duits |
brom* dronken 1898 [gvd] |
bromelia plantensoort 1906 [wp] <modern Latijn |
bromfiets fiets met motor 1950 [Aanv wnt] <? {3.5/4.1.10/4.4} |
brommen* laag en dof geluid maken 1477 [Teuth.] {3.1} |
brommer Amsterdams huurrijtuig 1819 [Sanders 1993] {4.1.10} |
brommer* bromfiets 1961 [gvd] {3.1/4.1.10} |
brommobiel vierwielig gesloten voertuig met bromfietsmotor 1995 [Picarta: Verkeersconsequenties van de brommobiel] {4.1.10} |
bron uit de grond opwellend water 1605 [wnt verfrisschen] <Duits |
bronchiën vertakkingen van de luchtpijp 1669 [mey] <Frans of Latijn {3.2} |
bronchitis ontsteking van de luchtpijptakken 1832 [wei] <modern Latijn |
brons legering van koper en tin 1590 [wnt] <Frans |
bronst paartijd 1599 [wnt] <Duits |
brontosaurus voorhistorische hagedis 1912 [kku] |
brood* baksel uit gerezen deeg 1101-1200 [Tavernier oveliebroot] {2.4/4.1.6} |
brooddronken* overmoedig 1573 [wnt] |
broodje-aap* fantastisch volksverhaal dat vaak wordt geloofd 1978 [Picarta: titel van E. Portnoy] {4.4} |
broodmager* zeer mager 1784-1785 [wnt] |
broodrooster* apparaat om brood te roosteren 1914 [gvd] {4.1.9} |
broom chemisch element 1886 [kku] <Frans |
broos* breekbaar 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4} |
bros* breekbaar 1596 [Linschoten 129] {1.2.4} |
brougham type rijtuig 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.10} |
brouilleren onenig maken 1573 [Aanv wnt] <Frans |
brouwen* bier bereiden 1284 [cg I2, 1003] |
brouwen* met een huig-r spreken 1691 [wnt] {3.1} |
brouwer* iem. die beroepsmatig bier brouwt 1284-1285 [vmnw] {4.1.13} |
brownie koekje met chocolade en nootjes 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
browning soort pistool 1947 [wnt automaat Suppl] <Engels {4.1.14} |
browser computerprogramma waarmee elektronische bestanden kunnen worden geraadpleegd 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels {1.3} |
brr* tussenwerpsel: uitroep van kou 1840 [wnt] {4.3} |
brug* verbinding over water 840-875 [Claes] {2.3} |
bruid* in ondertrouw opgenomen vrouw 1240 [Bern.] {4.1.4} |
bruidegom* in ondertrouw opgenomen man 901-1000 [wps] {4.1.4} |
bruidssuiker suikergoed 1830 [wnt] {4.1.6} |
bruikleen* lening voor tijdelijk gebruik 1675 [wnt] |
bruiloft* trouwfeest 1240 [Bern.] |
bruin* kleurnaam 1210-1240 [cg i 1, 10] {4.1.5} |
bruinvis* walvisachtige 1343-1344 [mnw] {3.1} |
bruisen* borrelen 1336-1339 [mnw] {3.1} |
brullen hard geluid maken 1483 [mnw] <Duits |
brumaire nevelmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
[pagina 899]
[p. 899]
brunch maaltijd 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brunette meisje met donkerbruine haren en ogen 1720 [mey] <Frans |
brut droog (van champagne) 1984 [gvd] <Frans |
brutaal onbeschoft 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
bruto bijwoord: met emballage, zonder aftrek van kortingen 1599 [Kool] <Italiaans {3.2} |
bruusk kortaf 1650 [Claes] <Frans |
bruuskeren onheus bejegenen 1872 [gvd] <Frans |
bruut ruw 1923 [Aanv wnt] <Frans |
bubbelgum klapkauwgom 1984 [gvd] <Engels {4.1.6} |
buckram boekbinderslinnen 1948 [kwt] <Engels |
bucolisch m.b.t. land- en herdersleven 1824 [wei] <Latijn |
buddy vrijwilliger die aidspatiënt helpt 1987 [De Coster 1999] <Engels |
buddyseat tweepersoons motorzadel 1959 [wp jaarboek 1959] <Engels |
budget begroting 1816 [wnt] <Engels {1.4} |
budo het geheel van Japanse vechtsporten 1959 [Picarta: titel van ts.] <Japans {3.2/4.1.18} |
buffel herkauwer 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
buffelen gulzig eten 1858-1870 [wnt] <Duits |
buffer stootkussen 1875 [wnt] <Engels |
buffet schenktafel, tapkast 1343-1346 [mnw] <Frans {4.1.9} |
buffo basstem voor komische rollen 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
bug afluisterapparaat 1984 [gvd] <Engels |
bug fout in computerprogramma 1989 [Peptalk] <Engels |
bugel blaasinstrument 1912 [kku] <Engels {4.1.16} |
buggy opvouwbare kinderwagen 1984 [gvd] <Engels |
bühne toneel 1912 [kku] <Duits {4.1.15} |
bui* neerslag 1573 [Claes Tw. 12] {4.1.1} |
bui* stemming 1786 [wnt] |
buidel* zak 1240 [Bern.] {1.2.4} |
buideldier* zoogdier dat het jong in een buidel draagt 1869 [wnt] |
buigen* krommen 901-1000 [wps] |
buik* middendeel van lichaam 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
buil* bult 901-1000 [wps] |
buil* zak 1451-1500 [mnw] {1.2.4} |
buis leiding 1350-1385 [mnw] <Frans {1.2.3} |
buis haringschuit 1407-1432 [mnw] <Frans {4.1.11} |
buis jasje 1573 [wnt buis vi] {1.2.3} |
buit* wat men veroverd heeft 1573 [Plantijn] |
buitelen tuimelen 1612 [wnt voortbrengen] <? {3.5} |
buiten* bijwoord van plaats 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
buiten* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
buitenbeentje* iem. die zich van de leden van een groep onderscheidt 1859 [wnt] |
buitenissig* zonderling 1865 [Multatuli-Enc.] {4.4} |
buitenkans onverwachte kans 1642 [wnt] |
buitensporig* onmatig 1662 [wnt vonnis] |
buitenvrouw elders wonende bijzit 1971 [Van Donselaar 1989] <Surinaams-Nederlands {3.2/4.1.4} |
buizen* zuipen 1540 [mnw] |
buizerd roofvogel 1567 [Claes] <Frans |
bukken* vooroverbuigen 1445 [mnw] |
buks kort geweer 1772 [Chr. de Beet, Eerste Bonni-oorlog 137] <Duits {4.1.14} |
buks, buksboom heester 1350 [Claes] <Duits |
bul* stier 1281 [cg i, 614] {4.1.3} |
bul oorkonde 1450 [mnw] <Latijn |
bulderen* dreunend geluid geven 1485 [hws] {3.1} |
buldog hondensoort 1729 [wnt woewoe] <Engels {3.2/4.1.3} |
bulk onverpakte lading 1912 [Fokko Bos] <Engels |
bulkcarrier vrachtschip voor los gestorte lading 1968 [kwt] <Engels {4.1.11} |
bulken* loeien 1599-1607 [Claes Tw. 9] {3.1} |
bulldozer grondschuiver 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.10} |
bullebak boeman 1611-1620 [wnt] <Nederduits {3.2} |
bullen* spullen 1872 [gvd] |
bullenbijter hondensoort 1862 [wnt] <Engels {4.1.3} |
bullenpees* strafwerktuig 1617 [wnt] |
bulletin kort bericht 1816 [wnt verbloemen i] <Frans |
bullshit onzin 1983 [De Coster 1999] <Engels |
bult* bobbel, bochel 1287 [cg NatBl] |
bulterriër hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
bumper stootrand 1938 [Aanv wnt] <Engels |
bundel* pak 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] {3.1} |
bunder vlaktemaat 1101-1200 [Tavernier] <me Latijn {2.4} |
bungalow vrijstaand huis van één woonlaag 1863 [Sanders 1995] <Engels |
[pagina 900]
[p. 900]
bungeejumpen van een hoog object springen aan een elastisch koord 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18} |
bungelen* slingeren 1782 [wnt bungelen ii] |
bunker verdedigingsstelling 1940-1945 [Nieuwe Taalgids 38, 163ff] <Engels of Duits {3.2} |
bunny serveerster in nachtclub 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
bunsenbrander gasbrander 1906 [wp] |
bunzing* marterachtige 1150 [Claes] {2.4/4.1.3} |
burcht* versterkte plaats 709 [Claes] {1.2.4/2.3} |
bureau schrijftafel 1793-1796 [wnt] <Frans {1.2.3/4.1.9} |
bureau kantoor 1824 [wei] <Frans {1.2.3} |
bureaucratie heerschappij van de ambtenaren 1847 [kku] <Frans |
burgemeester hoofd van een gemeente 1254 [vmnw] |
burger inwoner van stad, lid van een staat 1240 [Bern.] <Duits {1.2.3} |
burggraaf adellijke titel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.3} |
burlen* bronstig loeien van herten 1605 [wnt] {3.1} |
burlesk boertig 1782 [wnt] <Frans |
burn-out oververmoeidheid door stress 1994 [De Coster 1999] <Engels |
bursaal beursstudent 1592 [wnt trouwbelofte] |
bus doos, blik 1240 [vmnw] <Latijn |
bus vervoermiddel 1887 [wnt] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.10} |
bush rimboe 1912 [kku] <Engels |
bush-bush rimboe 1992 [gvd] {3.1} |
business zaken 1912 [kku] <Engels |
buskruit ontplofbaar mengsel 1441 [Toll.] {4.1.14} |
buste borstbeeld 1778 [wnt] <Frans |
buste boezem 1902 [wnt bustehouder s.v. rekbaar] <Frans {1.2.2/4.4} |
bustehouder steun voor de boezem 1902 [wnt rekbaar] <Duits |
butaan gasvormige koolwaterstof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 50] |
buten verstoppertje spelen 1913 [Aanv wnt] {4.1.18} |
butje* imbeciel, slome jongen 1989 [Hofkamp&Westerman] {1.2.2/3.1} |
butler huisknecht 1912 [kku] <Engels |
buts deuk 1470 [mnw] <Frans |
butskop* walvisachtige 1761 [wnt potskop] {1.3/4.1.3} |
button speldje met afbeelding of tekst 1969 [R75] <Engels |
buur* die in de omgeving woont 1265-1270 [cg Lut.K] |
buurt* stadsdeel of deel van dorp 1401-1500 [mnw] |
buut mikpunt 1847 [kku] <Frans {4.1.18} |
buy-out overname van alle aandelen van een vennootschap 1989 [Peptalk] <Engels |
buzzer zoemer 1976 [gvd] <Engels |
buzzer soort semafoon waarbij een bericht verschijnt op een schermpje 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
bye tussenwerpsel: afscheidsgroet 1984 [gvd] <Engels {4.3} |
bypass omleiding 1968 [kwt] <Engels |
byte groep van acht bits 1969 [Dijkman, Computer-abc 74] <Engels |
cab huurrijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
caballero heer, ruiter 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
cabaret amusementsgenre 1914 [gvd] <Frans {4.1.15} |
cabine hokje 1895 [Broeckaert] <Frans |
cabriolet rijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10} |
cabriolet auto met opvouwbaar dak 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
cacao zaad van de cacaoboom en daaruit bereide drank 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
cachet stempel 1588 [wnt] <Frans |
cachot gevangenis 1698 [wnt] <Frans |
cactus plantenfamilie 1775 [wnt toortsplant] <Latijn |
cadans ritme 1697 [wnt] <Frans |
caddie drager van golfsticks 1917 [kwt] <Engels |
cadeau geschenk 1824 [wei] <Frans |
cadens reeks akkoorden ter afsluiting van muziekstuk 1739 [wnt] <Frans |
cadet student aan militaire school 1868 [wnt] <Frans {4.1.14} |
cadmium chemisch element 1846 [Aanv wnt] <modern Latijn |
café kroeg 1897 [wnt] <Frans |
café-chantant café waar voor de bezoekers wordt gezongen 1912 [kku] <Frans |
cafeïne alkaloïde uit koffie 1857 [Aanv wnt] <Frans |
cafetaria snelbuffet 1937 [Aanv wnt] <Engels |
cahier schrift 1832 [wnt wijze i] <Frans |
caissière kassajuffrouw 1914 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
caisson zinkbak 1824 [wei] <Frans |
cake zachte koek 1761 [Aanv wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
cakewalk negerdans 1912 [kku] <Engels {4.1.15} |
[pagina 901]
[p. 901]
calamiteit grote ramp 1631 [wnt] <Frans |
calando afnemend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2} |
calcium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
calculatie berekening 1582 [Aanv wnt] <Frans |
calculator rekenmachine 1982 [R84] <Engels |
calculeren berekenen 1611 [wnt] <Frans |
calèche licht rijtuig 1641 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
caleidoscoop weerspiegelende kijker 1847 [kku] |
calgon waterontharder 1950 [gvd] |
californium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
callanetics vorm van fitness 1990 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18} |
callgirl prostituee die zich telefonisch laat bestellen 1961 [wp jaarboek 1962] <Engels {4.1.13} |
calorie warmte-eenheid 1869 [wnt warmte-eenheid] <Frans |
calque op calqueerpapier overgenomen tekening 1824 [wei] <Frans |
calqueren natrekken van tekening 1604 [Aanv wnt] <Frans |
calvados brandewijn 1952 [ensie] <Frans {3.2/4.1.6} |
calvinisme hervormde leer 1859 [wnt wel v] <Frans {4.1.8} |
calvinist aanhanger van de hervormde leer van Calvijn 1583 [wnt wet i] <Frans {4.1.8} |
calypso dans 1965 [R75] <Engels {4.1.15} |
camber eenzijdige slijtage van autoband 1954 [Aanv wnt] <Engels |
cambio wissel 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
cambium steeds aangroeiend weefsel tussen bast en hout 1857 [Aanv wnt] <me Latijn |
Cambrium geologische periode 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] <modern Latijn |
camcorder apparaat voor beeld- en geluidsopnamen 1982 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17} |
camee in reliëf gesneden steen 1782 [hou iii, 3, 431] <Frans |
camel kameelkleurig 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.5} |
camelia kamerplant 1847 [kku] <modern Latijn |
camembert kaassoort 1900 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6} |
camera foto- of filmtoestel 1897 [wnt] <Engels {4.1.17} |
camerlengo pauselijk kamerheer 1863 [kku] <Italiaans {3.2} |
camion vrachtwagen 1899 [wnt automobiel Suppl] <Frans {4.1.10} |
camjo eenmansreportageploeg met kleine digitale camera 2000 [Volkskrant 15/12] <L {3.4} |
camorra Napolitaanse misdaadorganisatie 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
camouflagepak onopvallend pak 1961 [gvd] {4.1.14} |
camoufleren onopvallend maken 1924 [gvd] <Frans |
camp vulgair, banaal, kitscherig 1966 [R75] <Engels |
campagne veldtocht 1597 [Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden 31] <Frans |
campagne publieke actie 1909 [wnt] <Frans |
campanile klokkentoren 1876 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
campari alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
camper kampeerwagen 1984 [gvd] <Engels {4.1.10} |
camping kampeerterrein 1958 [R75] {1.2.5/3.3/5} |
campionissimo de kampioen der kampioenen 1986 [koe] <Italiaans {3.2} |
campus universiteitsterrein 1948 [Aanv wnt] <Engels |
canaille gepeupel 1572 [wnt adeldom] <Frans |
canapé bank 1734 [wnt] <Frans {4.1.9} |
canard loos bericht 1872 [gvd] <Frans |
canasta kaartspel 1951 [wp, dl. 11, 661] <Spaans {3.2/4.1.18} |
cancan revuedans 1847 [kku] <Frans {3.1/4.1.15} |
cancelen afzeggen 1951 [Aanv wnt] <Engels |
candela eenheid van lichtsterkte 1953 [Aanv wnt] <Latijn |
candid-camera heimelijke filmopnamen 1965 [R75] <Engels {4.1.15} |
candybar gevulde chocoladereep 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
cannabis hennep 1869 [Aanv wnt] <Latijn |
cannelloni pasta met groente- en gehaktmengsel 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
canon regel, richtsnoer 1450 [hws] <Latijn |
cañon ravijn 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 178-179] <Spaans {3.2} |
canoniek tot het kerkelijk gebruik behorend 1619 [wnt] <Frans |
canoniseren voor heilig verklaren 1531 [wnt andere] <Frans |
cantabile bijwoord: zangerig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cantate zangstuk 1777 [mey] <Frans |
cantharel dooierzwam 1846 [Flora Batava 9, nr. 660] <modern Latijn |
[pagina 902]
[p. 902]
cantilene kerkgezang, zangerige melodie 1847 [kku] <Frans |
canto gezang 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cantor voorzanger 1678 [wnt jubileeren] <Latijn |
canule buisje om wonden open te houden 1748 [Aanv wnt] <Frans |
canvas sterk linnen weefsel 1911 [wnt rubber] <Engels {4.1.9} |
canvassen werven van kiezers door politici die willekeurig aanbellen 1946 [Aanv wnt] <Engels |
canyoning vorm van sportklimmen langs watervallen in diepe kloven 1995 [Dit, dl. 37, 4, 20-22, 2] <Engels {4.1.18} |
canzone lyrisch gedicht 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
caoutchouc rubber 1847 [wnt wals ii] <Frans |
cap ruiterpet 1984 [gvd] <Engels {4.1.9} |
capabel bekwaam 1642 [wnt] <Frans |
capaciteit bekwaamheid 1728 [Pomey, Novum Dict. Belgico-Latinum] <Frans |
capaciteit vermogen, kracht 1886 [wnt] <Frans |
cape schoudermantel 1903 [Prick 1903] <Engels {3.2} |
capibara knaagdier 1883 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3} |
capillair haar- 1847 [kku] <Frans |
capitonneren bekleden, opvullen 1912 [kku] <Frans |
capitulatie overgave van troepen 1651 [wnt] <Frans |
capituleren zich overgeven 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
cappuccino koffie met schuimende melk 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
capriccio muziekstuk zonder vast schema 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
caprice gril 1657 [Aanv wnt] <Frans |
capriool bokkensprong 1624 [wnt] <Frans |
capsule (geneesmiddelen)omhulsel 1824 [wei] <Frans |
captain (sport)aanvoerder 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
capuchon hoofdkap 1824 [wei] <Frans {4.1.9} |
caput hoofdstuk 1658 [mey] <Latijn |
cara verzamelnaam voor longziekten 1984 [gvd] <L {3.4} |
carabinieri Italiaanse gendarmes 1805 [mey] <Italiaans {3.2} |
caracal katachtige 1872 [gvd] <Frans {4.1.3} |
carambole raken met speelbal van de twee andere biljartballen 1837 [wnt] <Frans |
caravan kampeerwagen 1940 [Posthumus] <Engels {4.1.10} |
carbid chemische verbinding 1906 [wp] |
carbol ontsmettingsmiddel 1898 [gvd] |
carburator vergasser 1911 [Aanv wnt] <Frans |
carcinogeen kankerverwekkend 1939 [Aanv wnt] |
carcinoom kankergezwel 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
carco (eetbare) zeeslak 1976 [gvd] <Papiaments {3.2} |
cardanas as in auto 1919 [Aanv wnt] |
care verzorging 1912 [kku] <Engels |
cargadoor scheepsbevrachter 1472 [Toll.] <Spaans {3.2} |
cargo vracht 1633 [wnt] <Spaans {3.2} |
cariës tandbederf 1867 [Aanv wnt] <Latijn |
carillon klokkenspel 1824 [wei] <Frans |
carnaval drie dagen voor vasten 1673 [wnt] <Frans {4.1.7} |
carneool vleesrode edelsteen 1734 [HubWes] |
carnivoor vleeseter 1865 [kvw] <Frans |
carolus(gulden) munt 1521 [Van Gelder 1965] {4.1.12} |
caroteen oranjerode kleurstof in planten 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten ii:116] |
carpaccio voorgerecht bestaande uit dunne plakjes rauwe ossenhaas 1992 [Vogelaar in Raster 60, 70-74, 5] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
carpooling het gezamenlijk gebruik maken van één auto 1980 [De Coster 1999] <Engels |
carport afdak voor auto's 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
carré vierkant 1773 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
carrier draagwagen 1946 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
carrière loopbaan 1600 [wnt drank] <Frans |
carrosserie koetswerk van auto 1914 [gvd] <Frans |
carrousel draaimolen 1824 [wei] <Frans {4.1.18} |
carter omhulsel van krukas in motor 1911 [Aanv wnt] {3.3} |
cartografie het maken van kaarten 1875 [Aanv wnt] <Frans |
cartoon getekende mop 1949 [Aanv wnt] <Engels |
cartotheek kaartsysteem 1932 [Aanv wnt] <Frans |
cartouche omlijsting met rolwerk 1653 [Aanv wnt] <Frans |
cartridge (inkt)houder 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 30] <Engels |
[pagina 903]
[p. 903]
carveschaats schaats met ijzers die in het midden smaller zijn 1999 [Sanders 2000] |
casanova vrouwenversierder 1968 [kwt] |
cascade waterval 1649 [Aanv wnt] <Frans |
casco romp van schip of auto 1614 [wnt Bijv.+verb.] <Spaans {3.2} |
case praktijkgeval 1984 [gvd] <Engels |
caseïne kaasstof 1861 [Aanv wnt] |
cash bijwoord: contant 1912 [kku] <Engels |
cashen te gelde maken, geld innen 1998 [Internet: afz-10.html] <Engels |
cashewnoot notensoort 1968 [kwt] <Engels {4.1.2} |
cashflow netto winst plus afschrijvingen 1975 [R75] <Engels |
casino gebouw voor gokken 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
casinobrood broodsoort 1914 [gvd] {4.1.6} |
cassatie vernietiging van vonnis 1651 [wnt] <Frans |
cassave meel uit de wortels van maniok 1625 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Frans |
casselerrib varkensrib als broodbeleg 1910 [wnt rib i] <Duits {4.1.6} |
casseren een vonnis vernietigen 1290 [cg I3, 1491] <Frans |
cassette houder, doos 1688 [Aanv wnt] <Frans |
cassette geluids- of videoband in houder 1902 [Aanv wnt] <Engels |
cassetterecorder kleine bandrecorder 1973 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
cassis drank van zwarte bessen 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
cast bezetting van film of toneelstuk 1958 [R75] <Engels |
castagnetten duimkleppers 1717 [Aanv wnt] <Frans |
castraat mannenstem die geen stemwisseling heeft ondergaan 1824 [wei] <Duits {3.2/4.1.16} |
castreren ontmannen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
casus geval 1621 [Aanv wnt] <Latijn |
cataclysme geweldige ramp 1919 [kwt] <Frans |
catacombe onderaardse gang 1653 [Aanv wnt] <Frans |
catalepsie verstijving van spieren 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn |
catalogus register, lijst 1610 [Picarta: Catalogus Vant gheene tot Amsterdam by groote menichten vercocht zal worden] <Latijn |
catamaran dubbelboot 1832 [wei] <Engels {4.1.11} |
cataract staar 1351 [mnw] <Latijn |
catarre slijmvliesontsteking 1514 [mnw] <Frans |
catastrofe grote ramp 1824 [wei] <Frans |
catatonie spierspanning 1923 [Aanv wnt] |
catch-22 (dankzij bureaucratie) onoplosbaar dilemma 1961 [De Coster 1999] <Engels |
catcher vangman bij baseball 1912 [kku] <Engels |
catecheet godsdienstonderwijzer 1847 [kku] <Frans {4.1.8} |
catechese godsdienstonderwijs 1886 [kku] <Latijn |
catechisatie godsdienstonderwijs 1624 [Toll.] <Frans {4.1.8} |
catechismus leer van godsdienst in de vorm van vraag en antwoord 1538 [Bibliotheca 1954, nr. 1571] <Latijn |
categorie onderdeel van classificatie 1665 [wnt] <Latijn |
categorisch onvoorwaardelijk 1698 [mey] <Latijn |
catenaccio extreem verdedigend voetbal 1990 [De Coster 1992] <Italiaans {3.2} |
catering verzorging van maaltijden of feesten 1972 [Picarta: titel van tijdschrift, uitgegeven bij Merites in Nijmegen] <Engels |
catharsis reiniging 1832 [wei] <modern Latijn |
catheter buis om lichaamsvocht af te tappen 1642 [wnt waterloop] <Latijn |
catwalk nauwe loopbrug voor modeshows 1984 [gvd] <Engels |
caudillo militair-politiek leider 1886 [kku] <Spaans {3.2} |
causaal oorzakelijk 1824 [wei] <Latijn |
causaliteit oorzakelijkheid 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
causerie praatje 1843 [Aanv wnt] <Frans |
cautie borgtocht 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
cavalerie wapen van de landmacht te paard 1588 [Claes] <Frans {4.1.14} |
cavalerie wapen van de landmacht, uitgerust met tanks 1946 [Leen Verhoeff, uit off. stukken] <Frans {4.1.14} |
cavalier begeleider 1669 [mey] <Frans |
cavia knaagdier 1853 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.3} |
cayennepeper gemalen Spaanse peper 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
cd dun schijfje waarop geluid is vastgelegd 1983 [Van der Horst 392] <Engels {4.1.17} |
cd-rom cd die uitsluitend gelezen kan worden 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
ceder naaldboom 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
cederen afstaan 1506 [hws] <Frans |
cedi munteenheid van Ghana 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Fanti {4.1.12} |
[pagina 904]
[p. 904]
cedille teken onder de c 1824 [wei] <Frans |
ceel, cedel (bewijs)stuk, lijst 1240 [Bern.] <Frans |
ceintuur gordel 1462 [hws] <Frans |
cel klein vertrek 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
cel kleinste element in weefsel 1644 [wnt] <Latijn |
celebreren vieren, plechtig bedienen 1295 [cg I3, 2161] <Latijn |
celesta toetsinstrument 1944 [wnt trommel] <Frans {4.1.16} |
celibaat ongehuwde staat 1800 [wnt jaar i] <Frans {3.2} |
celibatair vrijgezel 1824 [wei] <Frans |
cello snaarinstrument 1847 [kku] {3.3/4.1.16} |
cellofaan doorzichtig verpakkingsmateriaal 1934 [kwt] <Frans |
cellulair in cellen verdeeld 1856 [Suringar, Het cellulair systeem] <Frans |
cellulitis zwelling van onderhuids bindweefsel 1910 [Bauwens] <modern Latijn |
celluloid hoornachtige, elastische stof, o.a. gebruikt voor foto's en films 1899 [wnt vignet] <Engels |
cellulose celstof 1872 [gvd] <Frans |
Celsius eenheid van temperatuur 1865 [wnt verkoken] |
cembalo toetsinstrument 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
cement mortel 1350 [mnw] <Frans |
cenotaaf leeg grafmonument 1824 [wei] <Latijn {1.2.4/3.2} |
censureren vrijheid van meningsuiting beperken 1726 [wnt] <Frans |
cent munt ter waarde van het honderdste deel van een gulden 1816 [wnt] <Engels {1.3/4.1.12} |
centaur paardmens 1526 [wnt stuur ii] <Latijn |
centenaar gewichtseenheid van 100 kg 1287 [hws] <Latijn |
centime een honderdste frank 1806 [Claes] <Frans {3.2} |
centimeter 0,01 meter 1810 [wnt kilometer] <Frans {3.2} |
centraal in het midden gelegen 1796 [Picarta: Concept-plan ter inrichting (...) alsmede voor eene algemeene Centraale vergadering] <Frans {3.2} |
centraliseren in één punt samenbrengen 1904 [wnt] <Frans |
centreren het midden zoeken 1824 [wei] <Frans |
centrifugaal middelpuntvliedend 1824 [wei] <Engels {1.2.6} |
centrifuge centrifugaalmachine 1865 [wnt uitlekken i] <Frans {1.2.6/4.1.9} |
centripetaal middelpuntzoekend 1824 [wei] |
centrum middelpunt 1654 [Claes] <Latijn |
centrum instelling 1961 [gvd] <Engels |
cerebraal wat de hersenen betreft 1847 [kku] <Frans |
ceremonie plechtigheid 1494-1512 [hws] <Frans |
ceremonieel betrekking hebbend op ceremoniën 1555 [wnt] <Frans |
cerise kerskleurig 1912 [kku] <Frans {4.1.5} |
cerium chemisch element 1898 [wnt verbranding] <modern Latijn |
certificaat schriftelijke verklaring 1847 [wnt] <Frans |
certificeren voor echt verklaren 1370-1378 [hws] <me Latijn |
cervelaatworst gekruide vleesworst 1824 [wei] {4.1.6} |
cerviduct wildviaduct 1986 [koe] |
cervix hals van een orgaan 1919 [wnt verplaatsing] <Latijn {3.2} |
cesartherapie bewegingstherapie 1991 [wp] |
cesium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn |
cessie overdracht 1516 [wnt] <Latijn |
cessionaris verkrijger 1650 [mey] <Frans |
cesuur rustpunt 1824 [wei] <Frans |
chaabi Marokkaanse volksmuziek 2000 [nrc-h 30/12/2000] <Arabisch {3.2/4.1.16} |
chablis witte bourgogne 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] |
cha-cha-cha Latijns-Amerikaanse dans 1958 [Aanv wnt] <Spaans {3.1/3.2/4.1.15} <Frans {4.1.6} |
chador sluier van islamitische vrouwen 1992 [gvd] <Hindi |
chaebol groot conglomeraat van bedrijven 1998 [nrc-h 12/8/98] <Koreaans |
chagrijn verdrietige ontevredenheid 1720 [mey] <Frans |
chakra in oosterse culturen een energiecentrum, verbindingspunt tussen het fysieke en het fijnstoffelijke lichaam 1992 [gvd] <Sanskriet |
chalcedon melksteen 1782 [hou iii, 3, 221] |
chalet Zwitsers houten huis 1886 [kku] <Frans |
challe gevlochten brood voor de sabbat 1912 [kku] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
chambertin rode wijnsoort 1840 [wnt rauw i] <Frans {4.1.6} |
chambreren wijn op kamertemperatuur brengen 1912 [kku] <Frans |
[pagina 905]
[p. 905]
champagne schuimende wijnsoort 1745 [Miller, Groot alg. kruidkundig wrdb. 944] <Frans {4.1.6} |
champignon paddestoel 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
Chanoeka herdenking van de inwijding van de Tempel 1921 [wnt voorjaar] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
chanson liedje 1751 [Aanv wnt] <Frans |
chantage geldafpersing 1865 [kvw] <Frans |
chanteren geld afpersen door dreigementen 1949 [Aanv wnt] <Frans |
chaos wanorde 1401-1425 [mnw] <Latijn |
chaperonneren een dame begeleiden 1847 [kku] <Frans |
chapiter onderwerp van gesprek, punt 1841 [Aanv wnt] <Frans |
charade lettergreepraadsel 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2/4.1.18} |
charge cavalerieaanval 1593 [wnt wijken] <Frans |
chargeren in gesloten formatie aanvallen 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
chargeren overdrijven 1916 [wnt z.j.] <Frans |
charisma bovennatuurlijke gave 1923 [Aanv wnt] <Latijn of Grieks |
charitatief liefdadig 1950 [gvd] <me Latijn |
charlatan kwakzalver 1658 [mey] <Frans |
charleston dans 1926 [Sanders 1995] <Engels {4.1.15} |
charmant leuk 1698 [wnt tranendal] <Frans |
charme bekoring 1908 [wnt] <Frans |
charter oorkonde 1260 [cg i 1, 72] <Frans |
chartervlucht vlucht waarvoor het vliegtuig afgehuurd is 1950 [wnt vlucht] <Frans |
chartreuse fijne likeur 1876 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
chassidisme stroming in jodendom 1886 [kku] |
chassis raamwerk 1898 [gvd] <Frans |
chateaubriand biefstuk van ossenhaas 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
chatten on line corresponderen via het internet 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
chauffeur autobestuurder 1912 [kku] <Frans |
chauvinisme overdreven vaderlandsliefde 1890 [wnt toegeven] <Frans |
checken controleren 1950 [De Vooys] <Engels {1.3} |
cheddar kaas 1909 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6} |
cheerio tussenwerpsel: gezondheid! 1968 [kwt] <Engels {4.3} |
cheeseburger hamburger met een plak kaas 1968 [wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
cheeta katachtige 1947 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3} |
chef die aan het hoofd staat 1516 [Mak] <Frans |
chef-d'oeuvre meesterwerk 1824 [wei] <Frans |
chelatietherapie een behandeling van aderverkalking 1991 [wp] |
chemicaliën scheikundige stoffen 1818 [wnt medicinaal] <modern Latijn |
chemie scheikunde 1614 [Beguin, Tyrocinium chymicum] <Latijn |
chemie wisselwerking tussen mensen 1997 [R99] <Engels |
chemobak afvalbak voor klein chemisch afval 1993 [De Coster 1999] |
chenille fluweelachtig weefsel 1821 [wnt uitwerksel] <Frans {4.1.9} |
cheque schriftelijke betalingsopdracht 1847 [kku] <Engels |
cherry brandy kersenlikeur 1926 [kwt] <Engels {4.1.6} |
cherubijn engel van de tweede rang 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
chesterkaas soort kaas 1847 [kku] {4.1.6} |
cheviot wollen stof 1896 [wnt] <Engels {4.1.9} |
chewing gum kauwgom 1936 [Kath. Enc.] <Engels {4.1.6} |
chianti droge wijnsoort 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
chiasma kruisstelling van woorden 1876-1900 [Aanv wnt] <modern Latijn |
chic verfijnd 1844 [Toll.] <Frans |
chicane haarkloverij 1698 [wnt] <Frans |
chiffon weefsel 1900 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
chihuahua hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
chijl bloedvormend vocht 1702 [wnt windig] <Latijn |
chili cayennepeper 1886 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
chiliasme geloof aan duizendjarig rijk 1668 [Aanv wnt] <modern Latijn |
chimaera monsterdier 1556 [wnt minst] <Latijn |
chimpansee mensaap 1847 [kku] <Frans {4.1.3} |
chinchilla knaagdier 1840 [wnt vossehuid] <Spaans {3.2/4.1.3} |
chinezen via koker opsnuiven van verhitte heroïne 1975 [Aanv wnt] |
chinoiserie in chinese stijl vervaardigde voorwerpen 1886 [kku] <Frans |
chip dun plakje silicium 1979 [wp jaarboek 1980] <Engels |
chipknip oplaadbare chipkaart van de banken 1995 [De Coster 1999] |
[pagina 906]
[p. 906]
chipolatapudding gevulde pudding 1910 [Aanv wnt] {4.1.6} |
chippendale Engelse meubelstijl 1931 [kwt] <Engels |
chippendale mannelijke stripper 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.13} |
chipper oplaadbare chipkaart van de Postbank 1996 [De Coster 1999] |
chips gebakken aardappelschijfjes 1950 [gvd] <Engels |
chiromantie handlijnkunde 1734 [HubWes] <me Latijn |
chirurg heelkundige 1877 [wnt wegwisschen] <Duits |
chirurgie heelkunde 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
chirurgijn heelmeester 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.13} |
chitine schaalhuid 1847 [Aanv wnt] <Frans |
chlamydia soort van micro-organismen 1991 [wp] <modern Latijn |
chloor chemisch element 1846 [wnt wonderzout] <modern Latijn |
chloroform narcosevloeistof 1872 [gvd] <Frans |
chlorofyl bladgroen 1847 [kku] |
chocolade drank uit cacao, versnapering 1679 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
choke smoorklep 1951 [Aanv wnt] <Engels |
choker sjaaltje gedragen in open boord 1912 [kku] <Engels {3.2} |
cholera besmettelijke buikloop 1588 [Claes Tw. 11] <Latijn |
cholerisch heftig 1805 [mey] |
cholesterol vetachtige stof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 607] |
choqueren aanstoot geven 1669 [mey] <Frans |
choreografie het ontwerpen van dansfiguren 1824 [wei] |
chorizo harde worstsoort 1992 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
chow-chow hondensoort 1931 [kwt] <Engels {4.1.3} |
chrestomathie bloemlezing 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
chrisma zalfolie, zalving 1601 [wnt knorren ii] <Latijn |
christen belijder van de christelijke godsdienst 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {4.1.8} |
christeneziele tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1860 [wnt christenziel] {4.3} |
christoffel mascotte met St.-Christoffel 1992 [gvd] |
chromatisch met halve tonen 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
chromosoom drager van erfelijke eigenschappen in celkern 1907 [Vd Sijs 1998] <Duits |
chronisch langdurig 1824 [wei] <Latijn |
chronologie tijdrekenkunde 1697 [wnt almanak Suppl] <Frans |
chronometer tijdmeter 1786 [wnt] <Frans |
chroom chemisch element 1824 [wei] <modern Latijn |
chrysant plantensoort 1773 [hou ii, 1, 146] |
chut tussenwerpsel: stil! 1895 [Broeckaert] <Frans {4.3} |
chutney zoetzuur met vruchten 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.6} |
ciabatta langwerpig brood gebakken van nat deeg 1998 [De Coster 1999] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
ciao tussenwerpsel: afscheidsgroet 1991 [Hoppenbrouwers] <Italiaans {3.2/4.3} |
ciborie kelk ter bewaring van hostie 1451-1500 [mnw] <Latijn |
cicade insect 1287 [cg NatBl] <Latijn |
cichorei plant waarvan de wortel voor smaakverbetering van koffie gebruikt wordt 1484 [hws] <Frans |
cider drank uit gegist vruchtensap 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.6} |
cijfer getalmerk 1508 [Kool] <Frans |
cijns schatting, belasting 1253 [cg i 1, 46] <Latijn |
cilinder rolrond voorwerp 1562 [Dict. Tetraglotton] <Frans of Latijn |
cimbaal slaginstrument 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.16} |
cineast filmkunstenaar 1929 [wnt totaliteit] <Frans |
cinema bioscooptheater 1914 [gvd] <Frans |
cinematograaf filmtoestel 1908 [wnt leevend] <Frans {4.1.17} |
cinnaber vermiljoen 1719 [wnt vermiljoen] <Frans {4.1.5} |
cipier gevangenbewaarder 1552 [wnt] <Frans |
cipres naaldboom 1240 [Bern.] <Frans |
circa voorzetsel 1749 [Saramakaanse vrede van 1762 53] <Latijn {4.2} |
circuit gesloten baan, gesloten groep 1663 [mey] <Frans |
circulaire rondschrijven 1812 [wnt] <Frans {3.2} |
circulatie omloop 1680 [wnt vereenigd] <Frans |
circuleren rondgaan 1663 [mey] <Frans |
circumcisie besnijdenis 1658 [mey] <Latijn |
circumflex samentrekkingsteken 1567 [Aanv wnt] <Latijn |
[pagina 907]
[p. 907]
circus voorstelling van dressuur en acrobatiek 1897 [wnt] <Latijn {4.1.15} |
cirkel kring 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans of Latijn |
cirrose verschrompeling 1847 [Aanv wnt] <Frans |
cirrus vederwolk 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
cis met een halve toon verhoogde c 1832 [wei] <Duits {3.2} |
ciseleren versiering in metaal beitelen 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
cisterciënzer lid van geestelijke orde 1778 [wnt zwaarddrager] <Frans {4.1.8} |
citaat aanhaling 1840 [wnt rhetoriek] <Latijn |
citadel deel van vestingwerk 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
citer snaarinstrument 1588 [Kil.] <Duits {3.2/4.1.16} |
citeren (woorden) aanhalen 1897 [wnt] <Frans |
cito bijwoord: met spoed 1602 [wnt] <Latijn |
citroen zure vrucht 1554 [Dod.] <Frans {4.1.2} |
citroenvlinder vlinder 1910-1914 [Bauwens] |
citrusvrucht naam voor vruchten van het geslacht Citrus 1947 [Aanv wnt] {4.1.2} |
city stadscentrum (oorspronkelijk van Londen) 1693 [wnt vergrooting] <Engels {3.2} |
citybike fiets voor in de stad 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10} |
civet door civetkat afgescheiden stof 1567 [Junius 122b] <Frans |
civetkat roofdier 1596 [wnt civet] {4.1.3} |
civiel burgerlijk 1467-1490 [hws] <Frans |
civilisatie beschaving 1824 [wei] <Frans |
claim vordering 1886 [kku] <Engels |
clair-obscur met licht- en schaduweffecten 1824 [wei] <Frans |
clairvoyant helderziend 1824 [wei] <Frans |
clan (oorspronkelijk Schotse) stam 1824 [wei] <Engels |
clandestien heimelijk 1503 [Boutillier] <Latijn |
claque samendrukbare hoge hoed 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
claque gehuurde toejuichers 1886 [kku] <Frans |
clarence type rijtuigje 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
clash botsing 1973 [R75] <Engels |
classicisme navolging van de klassieken 1868 [wnt tooneel] <Frans |
classificatie klasseverdeling 1824 [wei] <Frans |
classificeerder losse scheepsarbeider 1951 [Aanv wnt] |
classis onderafdeling van provinciaal kerkbestuur 1571 [wnt approbeeren Suppl] <Latijn {4.1.8} |
claus passage in toneelstuk 1916 [wnt] <Frans |
claustrofobie engtevrees 1911 [Aanv wnt] {1.2.5} |
clausule afzonderlijke zinsnede of bepaling 1240 [Bern.] <Frans |
clausuur afsluiting 1790 [Aanv wnt] <Latijn |
claxon signaalinstrument op auto's 1918 [wnt klaxon] <Engels |
clean geen drugs gebruikend 1962 [R75] <Engels |
clearing verrekening 1912 [kku] <Engels |
cleistogaam als knop gesloten blijvend (van bloem) 1898 [gvd] |
clematis klimplantengeslacht 1608 [wnt vitalba] <Latijn |
clementie goedertierenheid 1581 [wnt reventie] <Latijn |
clementine variëteit van mandarijn 1950 [Kath. Enc.] <Frans {4.1.2} |
clerus geestelijkheid 1569 [wnt gewormte] <Latijn |
clever handig, slim 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
cliché drukplaat 1892 [wnt] <Frans |
cliché afgezaagde uitspraak 1950 [gvd] <Frans |
click bij inademen gevormde klank 1968 [kwt] <Engels |
clickfonds beleggingsfonds dat de winst bij een bepaald koersniveau veiligstelt 1996 [De Coster 1999] |
cliënt klant 1699 [wnt] <Frans |
cliffhanger spanning door op een beslissend moment af te breken 1981 [Foto en film enc.] <Engels |
clignoteur knipperlicht 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
climacterium overgangsjaren van een vrouw 1913 [Aanv wnt] <modern Latijn |
climax hoogtepunt 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
climax orgasme 1968 [Aanv wnt] <Engels |
clinch het elkaar vasthouden van boksers 1946 [De Vooys] <Engels |
cliniclown clown die in kinderziekenhuizen optreedt 1998 [nrc-h 14/7/98] <Engels |
clinicus arts 1556 [wnt visiteeren] <Latijn |
clip (papier)klem 1940 [Posthumus] <Engels |
clitoridectomie het wegnemen van de clitoris 1970 [Recht voor raap] |
clitoris kittelaar 1663 [mey] <modern Latijn {3.2} |
clivia plantengeslacht 1884 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cloaca lichaamsholte van sommige dieren 1908 [Elffers/Viljoen, Beknopt Nederlands wrdb. voor Zuid-Afrika] <Latijn |
[pagina 908]
[p. 908]
clochard dakloze, zwerver 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
close reading tekstanalyse met alle aandacht voor de tekst zelf 1970 [Recht voor raap] <Engels |
closet toilet 1847 [kku] <Engels {4.4} |
close-up opname van dichtbij 1931 [kwt] <Engels |
clou het wezenlijke, pointe 1899 [dbl] <Frans |
clown grappenmaker 1847 [kku] <Engels |
club vereniging 1800 [Toll.] <Engels |
cluster tros, groep 1963 [Aanv wnt] <Engels |
coach trainer 1929 [kwt] <Engels |
coadjutor hulpbisschop 1467-1490 [hws] <Latijn {4.1.8} |
coaguleren klonters vormen 1650 [mey] <Frans |
coalitie verbond 1795 [wnt revolutionist] <Frans {3.2} |
coaster kustvaarder 1947 [Groninger Dagblad 21/7] <Engels {4.1.11} |
coaten van een deklaag voorzien 1953 [Aanv wnt] <Engels |
coati kleine beer 1761 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3} |
coaxiaal met gemeenschappelijke as 1953 [Aanv wnt] |
cobbler verkoelende wijndrank 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
cobra slang 1847 [kku] <Portugees {3.2} |
Cobra naam van een groep Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars uit de jaren vijftig van de 20e eeuw 1948 [wp] <L {3.4} |
coca bladeren van Peruaanse struik 1564 [wnt] <Spaans {3.2} |
coca-cola koolzuurhoudende frisdrank 1914 [Van der Horst 56] <Engels {4.1.6} |
cocaïne alkaloïde uit de coca 1898 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
cockerspaniël hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3} |
cockpit stuurhut in vliegtuig 1926 [kwt] <Engels |
cocktail gemengde alcoholische drank 1886 [kku] <Engels {4.1.6} |
cocon omhulsel van rupsen 1872 [gvd] <Frans |
cocooning zich terugtrekken in huiselijke kring 1989 [De Coster 1999] <Engels |
cocotte vrouw van lichte zeden 1912 [kku] <Frans {4.1.13} |
coda resumerend slot van muziekstuk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
code wetboek 1824 [wei] <Frans |
code stelsel van signalen of symbolen 1919 [wnt woord i] <Frans |
codeïne bestanddeel van opium 1869 [Aanv wnt] |
codex handschrift 1838 [wnt stempel i] <Latijn |
codicil bijvoegsel bij testament 1536 [wnt aalmis Suppl] <Latijn |
codificeren tot een wetboek maken 1875 [Aanv wnt] <Duits |
coelacant beenvis 1953 [Achterberg, gedicht Ichtyologie] <modern Latijn |
coffeeshop gelegenheid waar softdrugs verkrijgbaar zijn 1972 [De Coster 1999] <Engels |
cognac soort brandewijn 1790 [wnt] <Frans {4.1.6} |
cognitie kenvermogen 1650 [mey] <Latijn |
cognossement zeevrachtbrief 1514 [hws] |
cohabitatie paring 1650 [mey] <Latijn |
cohabitatie samenwerking van twee politieke tegenstanders 1986 [De Coster 1999] <Frans {3.2} |
coherent samenhangend 1669 [mey] <Frans |
cohesie samenhang 1824 [wei] <Frans |
cohort onderafdeling van Romeins legioen 1767 [wnt diep ii] <Latijn |
cohort groep individuen met gemeenschappelijk kenmerk 1996 [Vd Sijs 1996] <Engels |
coifferen vleien, opkammen 1780-1781 [wnt] <Frans |
coiffeur kapper 1802 [wnt nagel] <Frans {3.2/4.1.13} |
coïncidentie samenloop van omstandigheden 1824 [wei] <Frans |
coïre geslachtsgemeenschap hebben 1859 [Gabler] <Latijn {4.4} |
coïtus paring 1562 [Aanv wnt] <Latijn |
coke cocaïne 1982 [R84] <Engels {4.1.6} |
cokes residu van steenkool 1829 [Toll.] <Engels |
col bergpas 1865 [kvw] <Frans |
col kraag 1872 [Aanv wnt] <Frans |
cola koolzuurhoudende frisdrank 1952 [Aanv wnt] {4.1.6} |
colbert jas zonder panden 1881 [Sanders Tw. 7] {1.4/3.3/5} |
cold case squad speciale politiegroep die oude delicten opnieuw onderzoekt 1999 [Sanders 2001] <Engels |
coldcream verkoelende zalf 1855 [kku] <Engels |
colibacil darmbacil 1950 [Kleine wp 382] |
collaar pastoorsboord 1901 [kui] <Latijn |
collaboreren met de vijand samenwerken 1950 [gvd] <Frans {1.2.2} |
collage het samenplaksel 1958 [wp van de kunst, dl. 1, 451] <Frans {3.2} |
collageen lijmvormend eiwit 1912 [kku] |
[pagina 909]
[p. 909]
collaps plotselinge stoornis in bloedcirculatie 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
collateraal zijdelings 1486 [mnw] <me Latijn |
collatie vergelijking van teksten 1475 [Hoorn, Stad, Inv. 629.R.871] <Latijn |
collationeren teksten vergelijken 1370-1378 [hws] <Frans |
collecte (geld)inzameling 1600 [wnt] <Frans |
collectie verzameling 1553 [wnt vergadering] <Frans |
collectief gezamenlijk 1669 [mey] <Frans {1.2.4} |
collega ambtgenoot 1643 [wnt] <Latijn |
college bestuurslichaam 1450 [hws] <Frans |
collegiaal passend onder collega's 1863 [kku] <Frans |
collie hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
collier halssnoer 1401-1450 [mnw] <Frans |
collisie botsing 1669 [mey] <Frans |
collo te verzenden stukgoed 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
collocatie vaste verbinding van twee of meer woorden 1984 [gvd] <Engels |
colloïde stof die fijn verdeeld in vloeistof zit 1886 [kku] <Frans |
colloquium samenspraak, geleerd gesprek 1824 [wei] <Latijn |
colofon gegevens aan het eind van drukwerk 1847 [kku] <Latijn |
colofonium distillaatresidu van hars 1734 [HubWes] |
colon deel van dikke darm 1807 [wnt vervolgen] <Latijn {3.2} |
colon munteenheid van Costa Rica en El Salvador 1896 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
colonnade zuilenrij 1788 [Aanv wnt] <Frans |
colonne rij van militairen in rotten 1824 [wei] <Frans {4.1.14} |
coloradokever insect 1894 [Bruggencate, Engelsch Wrdb.] |
coloratuur versiering met cadansen en loopjes 1739 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
coloriet kleurgeving 1710 [wnt koloriet] <Italiaans {3.2} |
colorist schilder die zich toelegt op kleureffecten 1717 [wnt] <Frans |
colostrum biest 1832 [wei] <Latijn |
colporteren te koop aanbieden 1847 [kku] <Frans |
colporteur verkoper langs huis 1847 [kku] <Frans {4.1.13} |
colt soort revolver 1899 [dbl] <Engels {4.1.14} |
coltrui trui met rolkraag 1968 [Aanv wnt] |
column regelmatige bijdrage aan krant 1969 [R75] <Engels |
coma bewusteloosheid 1663 [mey] <modern Latijn |
coma nevelmassa rond komeetkern 1912 [kku] <Latijn |
combattant strijder 1602 [Aanv wnt] <Frans |
combinatie verbinding 1748-1778 [wnt] <Frans |
combine maaidorser 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
combine combinatie van renners in wielersport om kansen van concurrenten te breken 1944 [Aanv wnt] <Frans |
combineren samenvoegen 1663 [mey] <Frans |
combiroes roes die ontstaat door gecombineerd gebruik van alcohol en drugs 2000 [Sanders 2001] <L {3.4/4.4} |
combo klein ensemble van muzikanten 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
Comecon vroegere organisatie voor wederzijdse hulp van de Oostbloklanden 1984 [gnn] <Engels |
comedy humoristische film 1997 [nrc-h 97/11/25] <Engels {4.1.15} |
comestibles fijne eetwaren 1824 [wei] <Frans |
comfort gemak 1847 [kku] <Engels |
comfortabel gerieflijk 1847 [kku] <Engels |
comic komisch stripverhaal 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
coming-out het uitkomen voor zijn seksuele geaardheid 1987 [De Coster 1999] <Engels |
comité groep personen met uitvoerende taak 1729 [Claes Tw. 11] <Frans |
commanderen bevelen 1590 [Schulten Tw. 9] <Frans |
commandeur laagste rang van vlagofficier bij de marine 1739 [wnt] <Frans {4.1.14} |
commanditair stil (van vennoot) 1847 [kku] <Frans |
commando bevel 1652 [wnt] <Spaans {3.2} |
commando militair van de commandotroepen 1961 [gvd] <Engels {4.1.14} |
commensaal parasitisch gedierte 1914 [gvd] <me Latijn |
commentaar verklaring 1697 [wnt] <Frans |
commercial reclamefilmpje 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15} |
commercie handel 1577 [Aanv wnt] <Frans |
commies middelbare ambtenaar 1534 [hws] <Frans |
commiesbrood soldatenbrood 1816-1817 [wnt] <Duits {4.1.6} |
commissaris gevolmachtigde 1353 [hws] <me Latijn |
[pagina 910]
[p. 910]
commissie vertrouwelijke opdracht 1370-1378 [hws] <Frans |
commissie provisie 1748 [wnt] <Frans |
commissie groep personen belast met bepaalde taak 1771 [wnt] <Frans |
commissionair iemand die op eigen naam voor rekening van anderen handelt 1778 [wnt] <Frans |
commitment sterke betrokkenheid, toewijding 1984 [gvd] <Engels |
committeren opdragen, belasten 1370-1378 [hws] <Latijn |
commode latafel 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.9} |
commode aankleedmeubel voor baby's 1952 [wp voor de vrouw] {4.1.9} |
commodo op zijn gemak, rustig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
commodore gezagvoerder op schip 1781 [wnt uitkomen i] <Engels {3.2} |
commodore laagste rang van opperofficier bij de luchtmacht 1976 [gvd] <Engels {4.1.14} |
commotie opschudding 1492 [mnw] <Frans |
communaal aan een groep gemeenschappelijk toebehorend 1865 [kvw] <Frans |
commune leefgemeenschap 1824 [wei] <Frans |
communicant die ter communie gaat 1494-1512 [hws] <Latijn {4.1.8} |
communicatie mededeling 1467-1490 [hws] <Frans |
communie het ontvangen van de hostie 1540 [wnt vagen i] <Latijn |
communiqué officiële mededeling 1912 [kku] <Frans |
communisme maatschappelijk stelsel van gemeenschappelijk bezit 1850 [wnt gelijkheid] <Frans |
compact dicht opeengedrongen 1872 [gvd] <Frans |
compagnie onderafdeling van bataljon 1592 [wnt] <Frans {4.1.14} |
compagnon handelsgenoot 1574 [Claes Tw. 11] <Frans |
comparatief vergrotende trap 1638 [Ruijs] <Latijn |
compareren voor rechter of notaris verschijnen 1370-1378 [hws] <Frans |
comparitie verschijning voor notaris 1584 [wnt] <Frans |
compartiment treincoupé 1901 [wnt] <Frans |
compassie medelijden 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
compatibel verenigbaar 1650 [mey] <Frans |
compatibel onderling aansluitbaar van computerapparatuur of programma's 1981 [mcc okt. 81, 3, 9, 84] <Engels |
compendium samenvatting 1658 [wnt verversching] <Latijn |
compensatie vereffening 1503 [Boutillier] <Frans |
compenseren vereffenen 1423-1473 [mnw geliken] <Frans |
competent bekwaam, gerechtigd 1459 [hws] <Frans |
competentie deskundigheid, bevoegdheid 1551-1600 [wnt verblind] <Latijn |
competitie mededinging 1912 [kku] <Frans |
compilatie samenvoeging van gegevens 1824 [wei] <Frans |
compilator samensteller van compilaties 1854 [wnt vereffening] <me Latijn |
compileren samenvoegen 1824 [wei] <Frans |
compleet volledig 1613 [Stallaert] <Frans |
complement aanvulling 1614 [wnt vervulsel] <Latijn |
completen avondgebed 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
completeren voltallig maken 1816 [Aanv wnt] <Frans |
complex samengesteld geheel 1847 [kku] <Frans |
complicatie verwikkeling 1824 [wei] <Frans |
compliceren verwikkelen 1847 [kku] <Frans {1.2.6} |
compliment lof, begroeting 1635 [wnt wederroepen] <Frans |
complot samenzwering 1588 [Claes] <Frans |
component samenstellend deel 1901 [kui] <Latijn |
componeren samenstellen 1548 [wnt] <Latijn |
componist schepper van muziekstukken 1588 [Kil.] <Duits {3.2} |
composiet samengestelde bloem 1896 [kui] <Frans |
compositie samenstelling 1554 [wnt] <Frans |
compositum wat samengesteld is 1847 [kku] <Latijn |
compost meststof 1847 [kku] <Engels |
compote vruchtenmoes 1786-1793 [wnt] <Frans {4.1.6} |
compound mengsel van kunststof met weekmaker 1968 [kwt] <Engels |
compressie samendrukking 1624 [Aanv wnt] <Frans |
comprimeren samenpersen 1650 [mey] <Frans |
compromis schikking 1351-1400 [mnw] <Frans |
compromitteren verdacht maken 1865 [wnt] <Latijn |
comptabel rekenplichtig, verantwoordelijk 1593 [Aanv wnt] <Frans |
[pagina 911]
[p. 911]
computer rekentuig 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.17} |
computeren met de computer spelen 1992 [gvd] |
concaaf hol 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt 1] <Latijn |
concelebreren gezamenlijk de mis opdragen 1912 [kku] <Latijn |
concentratiekamp barakkenkamp voor gevangenen 1943 [wnt veem ii] <Duits {3.2} |
concentreren verenigen 1777 [mey] <Frans |
concentrisch met een gemeenschappelijk middelpunt 1803 [Aanv wnt] <me Latijn |
concept ontwerp 1511 [hws] <Frans |
conceptie bevruchting 1511-1520 [Aanv wnt] <Frans |
concern geleed groot bedrijf 1932 [Aanv wnt] <Engels |
concert muziekuitvoering 1710 [wnt] <Frans |
concertina toetsinstrument 1881 [Viotta, Lexicon der toonkunst] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
concertino klein concert 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
concessie tegemoetkoming, vergunning 1530 [wnt] <Frans |
conciërge huisbewaarder 1569 [wnt] <Frans |
concies bondig 1847 [Aanv wnt] <Frans |
conciliant verzoeningsgezind 1865 [wnt voorwaardelijk] <Latijn |
concilie kerkvergadering 1240 [Bern.] <Latijn |
concipiëren ontwerpen 1442 [hws] <Latijn |
conclaaf vergadering van kardinalen 1449 [mnw] <Frans |
concluderen besluiten 1370-1378 [hws] <Latijn |
conclusie gevolgtrekking 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
concomitant samengaand 1855 [kku] <Frans |
concordaat verdrag (m.n. tussen staat en paus) 1545 [hws] <Frans |
concordantie overeenstemming 1276-1300 [cg Kerst.] <me Latijn |
concours wedstrijd 1791 [Des Roches, Nieuw Nederduytsch en Fransch Wrdb.] <Frans |
concreet als vorm voorstelbaar, duidelijk 1847 [Aanv wnt] <Frans |
concubine bijzit 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.4} |
conculega persoon of onderneming die in dezelfde markt opereert 1994 [Vrij Nederland 27/8/1994] <L {3.4} |
concurreren wedijveren 1819 [wnt voorzanger] <Frans |
condenseren indampen 1624 [Aanv wnt] <Frans |
conditie voorwaarde, toestand 1281 [vmnw] <Frans |
conditie lichamelijke gesteldheid 1898 [gvd] <Engels |
conditioner crèmespoeling 1999 [gvd] <Engels |
condoleren rouwbeklag betuigen 1650 [mey] <Latijn |
condominium gemeenschappelijke soevereiniteit, gemeenschappelijk eigendom 1832 [wei] <modern Latijn |
condoom voorbehoedmiddel 1847 [kku] <Engels |
condor roofvogel 1762 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2} |
conducteur kaartjesknipper 1866 [wnt] <Frans |
confectie in massa gemaakte kleding 1895 [Broeckaert] <Frans |
confederatie verbond 1576 [Aanv wnt] <Frans |
conference optreden van een conferencier 1920 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
conferentie vergadering 1592 [wnt verbaasdheid] <me Latijn |
confessie belijdenis 1300 [mnw] <Frans |
confetti papiersnippers 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
confidentie vertrouwelijke mededeling, vertrouwen 1619 [wnt agresseur Suppl] <Latijn |
configuratie samenstel van figuren 1669 [mey] <Frans |
configuratie samenstel van computer en randapparatuur 1975 [R84] <Engels |
confirmeren bevestigen 1276-1300 [cg Kerst.] <Frans |
confiscatie verbeurdverklaring 1460 [hws] <Frans |
confisqueren verbeurdverklaren 1467-1490 [hws] <Frans |
confituren gekonfijte vruchten 1561 [Secreten van den eerweerdighen heere Alexis Piemontois] <Frans {4.1.6} |
conflict onenigheid 1658 [mey] <Latijn |
conform voorzetsel 1559 [Aanv wnt] <Frans {4.2} |
confrater vakgenoot 1650 [mey] <me Latijn |
confrère vakgenoot 1583 [wnt strooien] <Frans |
confronteren tegenover elkaar plaatsen 1609 [Aanv wnt] <Frans |
confucianisme leer van Confucius 1882 [Picarta: titel van J. Legge] |
confuus verward 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
conga Midden-Amerikaanse dans 1976 [wp] <Spaans {3.2/4.1.15} |
congé ontslag 1599 [Claes Tw. 11] <Frans |
congenitaal aangeboren 1886 [kku] |
[pagina 912]
[p. 912]
congestie ophoping van bloed 1624 [Aanv wnt] <Frans |
conglomeraat samenklontering 1847 [kku] <Frans |
congregatie kerkelijke vereniging 1893 [wnt] <Frans |
congres samenkomst 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
congruent overeenstemmend 1658 [mey] <Latijn |
conifeer naaldboom 1863 [Aanv wnt] <Frans |
conisch kegelvormig 1824 [wei] <Frans |
conjugatie vervoeging 1540 [Aanv wnt] <Latijn |
conjunctie voegwoord 1552 [Aanv wnt] <Latijn |
conjunctief aanvoegende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
conjunctiva oogbindvlies 1901 [kui] <modern Latijn |
conjunctivitis ontsteking van de conjunctiva 1847 [kku] <modern Latijn |
conjunctuur samentrekkende invloedrijke omstandigheden 1591 [wnt kloek i] <me Latijn |
connaisseur kenner 1847 [kku] <Frans |
connectie verbinding 1720 [mey] <Frans |
connectie invloedrijke relatie 1916 [wnt] <Engels |
connotatie gevoelswaarde 1698 [mey] <me Latijn |
conrector onderdirecteur 1602 [wnt toeschrijven] |
consacreren wijden 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
consecutief opeenvolgend 1669 [mey] <Frans |
consensus eenstemmigheid 1847 [kku] <Latijn |
consequent logisch 1648 [wnt watersnood] <Frans |
conservatief behoudend 1847 [kku] <Engels |
conservator bewaarder, toezichthouder 1847 [kku] <Latijn |
conservatorium muziekacademie 1824 [wei] |
conserven ingelegde vruchten, verduurzaamde levensmiddelen 1407-1432 [mnw sucade] <Frans {4.1.6} |
conserveren bewaren 1526 [hws] <Frans |
consideratie overweging 1524 [hws] <Frans |
consignatie het ten verkoop geven 1892 [wnt] <Frans |
consigne wachtwoord, opdracht 1847 [kku] <Frans |
consistent duurzaam 1824 [wei] <Latijn |
consistorie r.-k.: vergadering van kardinalen 1350 [mnw] <Latijn |
consistorie prot.: kerkenraad 1595 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
console draagsteen 1824 [wei] <Frans |
console bedieningspaneel van computer 1989 [De Coster 1999] <Engels |
consolideren duurzaam maken 1351 [hws] <Frans |
consommé heldere bouillon 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
consonant medeklinker 1530 [wnt verminkt] <Latijn |
consorten medestanders 1451-1500 [mnw] <Latijn |
consortium tijdelijke vereniging van ondernemingen 1901 [kui] <Latijn |
conspiratie samenzwering 1460 [hws] <Frans |
constant onveranderlijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
constateren vaststellen 1824 [wei] <Frans |
constellatie sterrenbeeld 1451-1475 [Mak] <Frans |
consternatie ontsteltenis 1667 [Aanv wnt] <Frans |
constipatie verstopping 1832 [wei] <Frans |
constitueren vaststellen 1507 [Aanv wnt] <Frans |
constitutie grondwet 1728 [Claes Tw. 11] <Frans |
constructie bouw 1332 [hws] <Frans |
constructivisme kunstrichting die werkt met geometrische figuren 1934 [Aanv wnt] |
construeren samenstellen 1663 [mey] <Frans |
consul gevolmachtigd vertegenwoordiger van land 1470 [hws] <Latijn |
consul Romeinse magistraat 1824 [wnt] <Latijn |
consulent raadgever 1824 [wei] |
consult raad 1799 [Picarta: titel Het gewaand consult, blijspel] <Frans {3.2} |
consulteren raadplegen 1513 [hws] <Frans |
consument verbruiker 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
consumeren gebruiken, verbruiken 1493 [Mak] <Latijn |
consuminderen minder consumeren 1899 [Koenen, Woordverklaring 209] {1.3} |
consumptie verbruik 1580 [wnt voorbij] <Latijn |
contact aanraking 1872 [gvd] <Frans |
contactlens lens ter vervanging van een bril 1950 [Aanv wnt] |
container laadbak 1948 [kwt] <Engels |
contaminatie het dooreenhalen van verschillende uitdrukkingen 1912 [kku] <Latijn |
contant in gereed geld 1569 [Kool] <Frans |
contemplatie beschouwing, meditatie 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
[pagina 913]
[p. 913]
contemporain hedendaags 1832 [wei] <Frans |
content tevreden 1396 [Moors 307, 68] <Frans |
content inhoud, vulling 1994 [Sanders 2001] <Engels |
contentieus betwistbaar 1523 [Aanv wnt] <Frans |
contesteren betwisten 1650 [mey] <Frans |
context samenhang 1824 [wei] <Frans |
continent vasteland 1824 [wei] <Frans |
continent de uitscheiding kunnende beheersen 1846 [Aanv wnt] <Frans |
contingent vast aandeel of hoeveelheid 1625 [wnt] <Frans |
contingentie toevalligheid 1650 [mey] <Latijn |
continu onafgebroken 1663 [mey] <Frans |
continueren voortzetten 1400 [mnw] <Frans |
continuo aanhoudend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
conto rekening 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
contour omtrek 1824 [wei] <Frans |
contra voorzetsel 1555 [wnt wijnschrading] <Latijn {4.2} |
contrabande smokkelwaar 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Frans |
contrabas snaarinstrument 1754 [wnt trompet] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
contraceptie verhindering van conceptie 1975 [R75] <Frans {3.2} |
contract schriftelijke overeenkomst 1391 [Claes] <Frans of Latijn |
contractie samentrekking 1669 [mey] <Frans |
contradans dans van tegenover elkaar geplaatste dansers 1697 [wnt] <Frans {4.1.15} |
contradictie tegenspraak 1512 [hws] <Frans |
contraheren samentrekken 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
contrair tegengesteld 1824 [wei] <Frans |
contrapunt verbinding van aantal stemmen op bepaald motief 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
contraseign medeondertekening door minister 1912 [kku] <Frans |
contrast tegenstelling 1785 [wnt voorschijn] <Frans |
contratenor hoge mannenstem 1591 [wnt vlijen] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
contrefilet lendenbiefstuk 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
contreien streken 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
contribuabel schatplichtig 1488 [hws] <Frans |
contribueren bijdragen 1454 [hws] <Frans |
contributie vaste bijdrage 1432-1468 [mnw betrecken] <Frans |
controle inspectie 1392 [Debrabandere, Wat woorden weten, 142] <Frans |
controle beheersing 1975 [R75] <Engels |
controleren inspecteren 1548 [wnt] <Frans {1.2.3/1.2.5} |
controleren beheersen 1945 [Onze Taal dec.] <Engels {1.2.3/1.2.5} |
controverse twistpunt 1824 [wei] <Frans |
controversieel tegenspraak oproepend 1959 [Aanv wnt] |
conus kegel 1645 [wnt wiskunst] <Latijn |
convalescent herstellend 1791 [Aanv wnt] <Frans |
convectie overbrenging van warmte door bv. lucht 1911 [wnt warmte] <Latijn |
convector aanjager voor warme lucht 1955 [Aanv wnt] <Latijn |
convenant overeenkomst 1801 [wnt vigilantie] <Frans {3.2} |
conveniëren gelegen komen 1650 [mey] <Frans |
convent klooster 1236 [cg i 1, 27] <Frans |
conventie overeenkomst, vergadering 1398 [Moors 75, 5] <Frans |
conventikel buitenkerkelijke godsdienstige bijeenkomst 1544 [wnt anabaptist Suppl] <Latijn |
conventioneel traditioneel 1668 [wnt verzekering] <Frans |
conventioneel niet-atomair 1961 [gvd] <Engels |
convergeren in één punt samenkomend 1824 [wei] <Frans |
convers lekenbroeder 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans {4.1.8} |
conversatie gesprek 1734 [wnt] <Frans |
converseren een gesprek voeren 1840 [wnt uitstaan] <Latijn |
conversie omzetting 1619 [wnt] <Frans |
converteren verwisselen 1505 [hws] <Frans |
converteren omzetten naar ander computerprogramma 1991 [Mini/micro computer jun. 6, 8] <Engels |
convertibiliteit inwisselbaarheid 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
convertor signaalomzetter, toestel voor chemische omzetting 1912 [kku] |
convex bolrond 1659 [Aanv wnt] <Frans |
convocatie samenroeping 1586 [wnt] <Frans |
cookie tekstbestand met gegevens over de bezoeker van een website 1998 [De Coster 1999] <Engels |
cool tof 1989 [Hofkamp&Westerman] <Engels |
coöperatie samenwerking 1663 [mey] <Frans |
coopertest test voor lichamelijke conditie bij het vliegen 1989 [EWB1] |
[pagina 914]
[p. 914]
coöptatie kiezen van nieuwe leden door de zittende 1824 [wei] <Frans |
coördineren afstemmen 1658 [mey] <me Latijn |
copieus overvloedig 1546 [Jaarboek Stichting inl jaar 1993, 69-87] <Frans |
copla Spaanse dichtvorm 1929 [Werumeus Buning, Et in terra] <Spaans {3.2} |
copula koppelwerkwoord 1901 [kui] <Latijn |
copuleren paren 1872 [gvd] <Latijn {4.4} |
copyleft recht om software aan te passen en te distribueren onder vermelding van de oorspronkelijke makers 2000 [Sanders 2001] <Engels |
copyright auteursrecht 1912 [kku] <Engels |
cordoba munteenheid van Nicaragua 1912 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
cordon bleu gevulde schnitzel 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Frans {3.2/4.1.6} |
corduroy koordmanchester 1899 [dbl] <Engels {4.1.9} |
corebusiness kernactiviteit 1995 [Financieel-Economische Tijd 12/1/1995] <Engels |
cornedbeef vlees in blik 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
corner hoekschop 1950 [gvd] <Engels |
cornflakes maïsvlokken 1954 [De Vooys] <Engels {4.1.6} |
corona kransvormige buitenste atmosfeer van de zon 1900 [wnt uitbreiding] <Latijn |
coronair m.b.t. de kransslagader 1923 [Aanv wnt] <Frans |
corporatie vakgenootschap 1793 [wnt] <Engels {3.2} |
corps vereniging 1810 [wnt ambitie Suppl] <Frans {3.2} |
corpulent gezet 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
corpus lichaam 1553 [wnt architect Suppl] <Latijn |
corpus begrensde verzameling teksten 1976 [gvd] <Engels |
correct juist 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
correctie verbetering 1445 [mnw] <Frans |
correctioneel verbeterend 1820 [Aanv wnt] <Frans |
correlatie wederzijdse betrekking 1824 [wei] <Frans |
correspondentie briefwisseling 1579 [wnt verstand] <me Latijn |
corrida stierengevecht 1898 [gvd] <Spaans {3.2} |
corridor gang 1669 [mey] <Italiaans {3.2} |
corrigeren verbeteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
corroderen aantasten 1597 [wnt voortsgaan] <Frans |
corrumperen bederven 1287 [cg NatBl] <Latijn |
corrupt bedorven 1503 [wnt twijfelen] <Latijn |
corsage versiersel op bovenstuk van japon 1849 [wnt] <Frans |
corselet combinatie van korset en bustehouder 1950 [gvd] <Frans |
corso optocht 1914 [gvd] <Italiaans {3.2} |
cortex schors 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
cortison hormoon uit bijnierschors 1955 [Aanv wnt] |
corvee beurtelings te verrichten werkzaamheden 1815 [wnt] <Frans |
coryfee uitblinker 1824 [wei] <Frans |
cosinus sinus van het complement van een hoek 1777 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cosmetica cosmetische middelen 1734 [HubWes] <modern Latijn |
cotangens tangens van het complement van een hoek 1772 [Stammetz-La Bordus, Wisk. Wrdb.] <modern Latijn |
coterie besloten gezelschap 1807 [wnt solide] <Frans {3.2} |
cotoneaster dwergmispel 1901 [kui] <modern Latijn |
cottage huisje 1912 [kku] <Engels |
couchette bed in trein 1917 [kwt] <Frans |
coulant toegevend 1855 [kku] <Frans |
coulisse beweegbaar stuk van toneeldecor 1839 [wnt trombone] <Frans |
coulomb elektrische eenheid 1894 [wnt watt] |
counter toonbank, buffet 1940 [Posthumus] <Engels |
countertenor hoge mannenstem 1952 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
country popmuziek uit de zuidelijke vs 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16} |
coup staatsgreep 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
coupé treincompartiment 1847 [kku] <Frans {1.2.3} |
coupe snit 1895 [wnt] <Frans |
couperen afsnijden (van delen van dieren), afnemen (van kaarten) 1824 [wei] <Frans |
couperose aandoening met rode vlekken 1863 [kku] <Frans |
couplet strofe 1623 [wnt vers i] <Frans |
coupon bewijsbon 1775 [wnt] <Frans |
coupon restant stof 1916 [wnt z.j.] <Frans |
coupure insnede 1875 [Aanv wnt] <Frans |
coupure grootte waarin bankpapier wordt uitgegeven 1929 [kwt] <Frans |
courage moed 1548 [wnt wolf] <Frans |
courant gangbaar 1554 [wnt] <Frans |
coureur wielrenner, autorenner 1934 [kwt] <Frans |
[pagina 915]
[p. 915]
coureuse licht rijtuig 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
courgette pompoen 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
courtage makelaarsloon 1520 [wnt profijt] <Frans |
courtisane vrouw van lichte zeden 1614 [De Jonge iv, 19] <Frans {4.1.13} |
couturier modeontwerper 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.13} |
couvert briefomslag 1656 [wnt] <Frans |
couvert bestek voor één persoon 1729 [Claes Tw. 11] <Frans |
couveuse broedmachine 1865 [kvw] <Frans |
cover hoes 1969 [R75] <Engels |
cowboy veedrijver 1899 [dbl] <Engels |
coyote hondachtige 1912 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3} |
crack uitblinker in sport 1897 [koe] <Engels |
crack zeer verslavende drug 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
cracker droge biscuit 1950 [gvd] <Engels {4.1.6} |
cranberry veenbes 1942 [Heinsius, Geïllustreerde flora 77] <Engels {4.1.2} |
crank verbindingsstuk van fiets 1897 [koe] <Engels |
crapaud leunstoel 1867 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
crapuul gespuis 1847 [kku] <Frans |
craquelé met barstjes 1912 [kku] <Frans |
crash krach, ongeval 1936 [Aanv wnt] <Engels |
crawlen met bovenarmse zwemslagen zwemmen 1950 [Kleine wp 416] <Engels {4.1.18} |
crayon tekenstift 1618 [wnt] <Frans |
crazy gek 1968 [kwt] <Engels |
creatie schepping 1571 [wnt] <Frans |
creatuur schepsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
crèche kinderbewaarplaats 1881 [Aanv wnt] <Frans |
credit tegoed, schuldig 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
creditcard betaalkaart 1974 [Posthumus] <Engels |
credo geloofsbelijdenis 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
creëren scheppen 1618 [Courante uyt Italien, 30 nov. 1b] <Frans |
crematie lijkverbranding 1875 [Picarta: titel van L. Plantenga] <Frans |
crematorium gebouw voor lijkverbranding 1898 [gvd] <modern Latijn {3.2} |
crème room 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
creoline ontsmettingsmiddel 1898 [gvd] |
creool iem. van gemengd bloed 1740 [Ontwerp tot beschrijving Surinaamen 88] <Frans |
creosoot bederfwerend middel 1863 [Rijnhart i, 509b] |
crêpe weefsel 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
crêpe dunne pannenkoek 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
creperen sterven 1824 [wei] <Duits {4.4} |
crescendo bijwoord: toenemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cretonne katoenen stof 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
crew bemanning 1932 [Aanv wnt] <Engels |
cricket balspel 1866 [Alg. Ned. Enc. v, 1] <Engels {4.1.18} |
crime misdaad 1485 [mnw] <Frans |
criminaliteit misdadigheid 1865 [kvw] <Frans |
crimineel misdadig 1467-1490 [hws] <Frans |
crinoline hoepelrok 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 184] <Frans {1.4} |
crisis keerpunt 1763 [wnt vertoef] <Latijn |
criterium onderscheidend kenmerk 1663 [mey] <modern Latijn |
criticaster muggenzifter 1842 [Aanv wnt] <Spaans {3.2} |
criticus beoordelaar 1698 [wnt] <Latijn |
croissant halvemaanvormig broodje 1906 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
crooner neuriënde liedjeszanger 1948 [kwt] <Engels |
croque-monsieur tosti met ham en kaas 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
croquet balspel 1886 [wnt water] <Engels {4.1.18} |
crossen ruig rijden 1984 [gvd] <Engels |
croton plant 1847 [kku] <modern Latijn |
croupier spelleider 1824 [wei] <Frans |
crouton stukje geroosterd brood 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
crown munt van 5 shilling 1847 [kku] <Engels |
cru wijnoogst 1865 [Aanv wnt] <Frans |
cru onverbloemd 1886 [kku] <Frans |
cruciaal doorslaggevend 1976 [gvd] <Frans |
crucifix kruisbeeld 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn |
cruise vakantietocht met schip 1953 [Aanv wnt] <Engels |
crusaat oude Portugese munt 1562-1592 [mnw] <Portugees {3.2/4.1.12} |
crustaceeën schaaldieren 1847 [kku] <modern Latijn |
crux kernprobleem 1953 [wnt trefwoord] <Latijn |
cruzeiro munteenheid van Brazilië tot 1994 1942 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
cryogeen koudmakend 1931 [kwt] |
[pagina 916]
[p. 916]
crypte onderaardse gang, grafkelder 1569 [wnt] <Frans |
cryptogram kruiswoordraadsel 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18} |
csardas Hongaarse volksdans 1886 [kku] <Hongaars {4.1.15} |
cue aanwijzing voor het opkomen van een acteur 1984 [gnn] <Engels |
cuisinier kok 1929 [kwt] <Frans {4.1.13} |
culinair m.b.t. de keuken 1824 [wei] <Frans |
culmineren zijn toppunt bereiken 1847 [kku] <Frans |
cultivar kunstmatig gekweekt ras 1952 [wnt tuinbouwkundig ii] <Engels |
cultiveren bebouwen, aankweken 1592 [Aanv wnt] <Frans |
cultureel m.b.t. de cultuur 1927 [Aanv wnt] <Frans |
cultus godsverering, eredienst 1824 [wei] <Latijn |
cultuur bebouwing 1544 [wnt] <Frans |
cultuur beschaving 1824 [wei] <Frans |
cumuleren opeenhopen 1650 [mey] <Frans |
cumulus stapelwolk 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn |
cunnilingus het beffen 1984 [gvd] <Latijn |
cup wedstrijdbeker 1898 [gvd] <Engels |
cup kom van bustehouder 1961 [gvd] <Engels {3.2} |
curaçao likeursoort 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
curare pijlgif 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
curatele voogdij 1546 [wnt sober] <me Latijn |
curator beheerder 1483 [wnt tutele] <Latijn |
cureren genezen 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
curettage het schoonschrapen van de baarmoeder 1923 [Aanv wnt] <Frans |
curie pauselijke regering 1851 [wnt] <Latijn |
curie eenheid van radioactiviteit 1942 [Aanv wnt] |
curieus merkwaardig 1682 [wnt] <Frans |
curiositeit merkwaardigheid 1824 [wei] <Frans |
curium chemisch element 1949 [ensie iv, 247] <modern Latijn |
curling spel op het ijs 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
curriculum levensloop 1899 [dbl] <Latijn |
curry kerrieschotel 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
cursief schuin (van letters) 1566 [wnt] <Frans |
cursist leerling 1946 [wnt tuig ii] |
cursiveren met cursieve letter drukken 1886 [Aanv wnt] |
cursor indicator op een computerbeeldscherm 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 13] <Engels |
cursus leergang 1804 [wnt vermakelijk] <Latijn |
curve kromme lijn 1777 [wnt regulier] <Latijn |
custard poeder voor pudding 1847 [kku] <Engels |
cutter snijwerktuig 1929 [kwt] <Engels |
cv centrale verwarming 1961 [gvd] <L {3.4/4.1.9} |
cyaan giftig gas 1831 [Aanv wnt] |
cyanose blauwzucht 1913 [Aanv wnt] <Frans |
cybernetica stuurkunde 1953 [Aanv wnt] <Engels |
cyberspace virtuele ruimte in netwerken 1992 [De Coster 1999] <Engels |
cyclamen plantengeslacht 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cyclisch een cyclus vormend 1847 [kku] |
cycloïde vlakke kromme lijn beschreven door een punt op een voortbrengende cirkel 1824 [wei] <Frans |
cycloon wervelstorm 1863 [Aanv wnt] <Engels {4.1.1} |
cycloop eenogige reus 1824 [wei] <Frans |
cyclotron cirkelvormige deeltjesversneller 1948 [kwt] |
cyclus kring, reeks 1824 [wei] <Latijn |
cynisch bitter 1848 [Toll.] <Duits |
cyperse kat grijs gestreepte kat 1661 [wnt] {4.1.3} |
cyrillisch naam van een Slavisch schrift 1832 [wei] |
cyste blaasgezwel 1847 [kku] |
daad* handeling 901-1000 [wps] |
daadwerkelijk feitelijk 1906 [wnt uitsluitsel] {3.3} |
daags* dagelijks 1597 [wnt] |
daalder zilveren munt 1566 [Van Gelder 1965] <Nederduits {1.2.4/1.3/3.2/4.1.12} |
daar* bijwoord van plaats 901-1000 [wps] |
daar* onderschikkend voegwoord 1280 [vmnw] {4.2} |
daarenboven* onderschikkend voegwoord 1569 [wnt] {4.2} |
daarentegen* onderschikkend voegwoord 1484 [mnw] {4.2} |
daas* onwijs 1350 [mnw] |
daas* insect 1485 [mnw] |
da capo bijwoord: van het begin af 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
dactyloscopie onderzoeken van vingerafdrukken 1912 [kku] |
dactylus versvoet met één beklemtoonde en twee onbeklemtoonde lettergrepen 1784 [wnt tuigage] <Latijn |
[pagina 917]
[p. 917]
dadaïsme kunstrichting 1923 [Aanv wnt] <Frans |
dadel vrucht van dadelpalm 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.2} |
dadelijk* bijwoord van tijd: aanstonds 1626 [wnt] {4.1.7} |
dader* bedrijver 1644 [wnt] |
dading* vergelijk, transactie 1288 [mnw] |
dag* etmaal, tijd dat het licht is 901-1000 [wps] {4.1.7} |
dag ponjaard, korte degen 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.14} |
dag* tussenwerpsel: groet 1859 [wnt] {4.3} |
dagboek* aantekeningen van dagelijkse gebeurtenissen 1621 [wnt dag i] |
dagelijks* iedere dag 901-1000 [wps] |
dagen* oproepen 1240 [Bern.] |
dageraad* aanbreken van de dag 1240 [Bern.] {4.1.7} |
dagjesmensen* mensen die één dag uitgaan 1939 [wnt touringcar] |
Dagobert Duck zeer rijk persoon 1952 [Picarta: strip Donald Duck] <Engels {4.4} |
dagtekenen* dateren 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
daguerreotype primitieve foto 1847 [kku] <Frans {4.1.17} |
dagvaarden* oproepen voor het gerecht 1522 [wnt relievement] |
dahlia sierplant 1846 [wnt vallen] <modern Latijn |
daimio edelman 1877 [wp, dl. 9, 47] <Japans {3.2} |
daiquiri cocktail 1974 [Culinaire Enc.] <Engels {4.1.6} |
dak* bedekking van huis 1240 [Bern.] |
dal* vallei 856 [Claes] {1.2.6/2.3} |
dalai lama hoofd der boeddhisten in Tibet 1824 [wei] <Tibetaans |
dalasi munteenheid van Gambia 1971 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Bantoe {4.1.12} |
dalen* omlaag gaan 1285 [cg Rijmb.] |
dalkonschildje anticonceptiemiddel 1988 [Picarta: titel van J.H.M. van den Boogaard en C.M.F. Snijders] |
dalles armoede 1886 [kku] <Jiddisch {3.2} |
dalmatiner hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Duits {3.2/4.1.3} |
dalton eenheid van moleculegewicht 1955-1956 [Aanv wnt] |
daltononderwijs individuele onderwijsmethode 1950 [gvd] |
dalven bedelen 1844 [Endt] <Jiddisch {3.2} |
dam* waterkering 1165 [Slicher] {2.4} |
damar hars 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 124] <Indonesisch {3.2} |
damast weefsel 1480 [mnw] <Frans {4.1.9} |
dame vrouw 1401-1425 [mnw] <Frans |
dame koningin in het schaakspel 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits |
dameswensen heimelijke seksuele verlangens van vrouwen 1980 [Sanders 1999] {4.4} |
damhert herkauwer 1562 [Dict. Tetraglotton] {1.2.4/1.2.5/4.1.3} |
dammen* spel 1567 [Junius] {4.1.18} |
damp* nevel 1573 [Plantijn] {1.2.6/4.1.1} |
dan* bijwoord van tijd: op die tijd, in dat geval 901-1000 [wps] {4.1.7} |
dan een meestergraad bij Japanse sporten 1961 [gvd] <Japans {3.2} |
dancing dansgelegenheid 1926 [koe] {3.3} |
dandy fat 1832 [wei] <Engels |
danig* zeer, zeer groot 1781 [wnt] |
dank* erkentelijkheid 901-1000 [wps] |
danken* dank betuigen 1100 [Willeram] |
dankzij* voorzetsel 1764 [wnt dank] {4.2} |
dans beweging op muziek 1240 [Bern.] <Frans {4.1.15} |
danse macabre dodendans 1865 [kvw] <Frans |
dansen op muziek bewegen 1240 [Bern.] <Frans |
dansmarieke majorette 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
dapper* flink, sterk 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.3} |
dapper* moedig 1637 [wnt] {1.2.3} |
dar* mannetjesbij 1488 [mnw] {3.1} |
darcy eenheid van permeabiliteit 1961 [gvd] |
darink* slib 1237 [Slicher] {2.4} |
darkroom donkere ruimte voor anonieme homoseks 1988 [De Coster 1999] <Engels |
darm* spijsverteringskanaal 1240 [Bern.] {3.1} |
dartel* speels 1537 [Claes Tw. 12] |
darts werpspel met pijltjes 1984 [gvd] <Engels {4.1.18} |
das* marterachtige 1287 [Cg NatBl] {4.1.3} |
das halsdoek 1666 [Wortel Tw. 11] <? {3.5} |
das stropdas 1832 [Wortel Tw. 11] <? {3.5} |
dashboard instrumentenpaneel in auto e.d. 1937 [koe] <Engels |
dashond hondensoort 1810 [wnt afrennen Suppl] <Duits {4.1.3} |
dat* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
dat* onderschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
data gegevens, feiten 1734 [HubWes] <Latijn |
database elektronische gegevensbank 1977 [accu-wegwijzer 22] <Engels |
dateren dagtekenen 1599 [Kil. App.] <Frans |
[pagina 918]
[p. 918]
datief derde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
dat-recorder digitale cassetterecorder 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
datsja buitenverblijf van Russische welgestelden 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2} |
datum dagtekening 1297 [cg i West-Holland] <Latijn |
dauw* gecondenseerde waterdamp 1100 [Willeram] {4.1.1} |
dauwworm* eczeem 1697 [wnt] |
daveren* dreunen, schudden 1301-1400 [mnw] {3.1/5} |
davit ophanging van sloep 1858 [wnt] <Engels |
dazen* onzin uitslaan 1599 [Kil.] |
de* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
deadline uiterste datum 1974 [koe] <Engels |
dealer handelaar 1931 [kwt] <Engels {4.1.13} |
dealer handelaar in drugs 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.13} |
debacle ondergang 1912 [kku] <Frans |
deballoteren afstemmen van kandidaat 1847 [kku] {3.3} |
debarkeren ontschepen 1596 [wnt volontair ii] <Frans |
debater iem. die in een debat optreedt 1885 [Aanv wnt] <Engels |
debatteren discussiëren 1599 [Kil.] <Frans |
debet tegoed 1645 [wnt uitgifte] |
debiel zwakzinnig 1650 [mey] <Frans |
debiet afzet 1735 [wnt] <Frans |
debiteren als debet boeken 1718 [wnt woekerhandel] <Frans |
debiteren opdissen, vertellen 1780 [wnt] <Frans |
debrayeren ontkoppelen 1929 [kwt] <Frans |
debunking het doorprikken van gevestigde reputaties 1968 [kwt] <Engels |
debuteren voor het eerst optreden 1824 [wei] <Frans |
decaan voorzitter van faculteit 1832 [wei] <Latijn |
decade tijdperk van 10 dagen 1824 [wei] <Frans {3.2/4.1.7} |
decadent ontaard 1929 [kwt] <Frans |
decaëder tienvlak 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
decagram 10 gram 1819 [wnt lood] <Frans {3.2} |
decaliter 10 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decameter 10 meter 1802 [wnt kilometer] <Frans {3.2} |
decanteren afgieten 1669 [mey] <Frans |
decatlon tienkamp 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
december twaalfde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
decennium tijdruimte van 10 jaren 1824 [wei] <Latijn {4.1.7} |
decent eerbaar 1553 [Aanv wnt] <Frans |
decentie eerbaarheid 1553 [Aanv wnt] <Frans |
decentralisatie spreiding 1912 [kku] <Frans |
deceptie teleurstelling 1498 [hws] <Frans |
decharge ontheffing 1618 [wnt vermaan] <Frans |
decibel verhoudingsmaat voor m.n. geluid 1938 [Aanv wnt] |
decideren beslissen 1520 [hws] <Frans |
decigram 0,1 gram 1819 [wnt korrel] <Frans {3.2} |
deciliter 0,1 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decimaal tiendelig 1824 [wei] <Frans |
decimeren ter dood brengen, uitdunnen 1824 [wei] <Frans |
decimeter 0,1 meter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decisie beslissing 1559 [Aanv wnt] <Frans |
deck band- of cassetteapparaat zonder versterker 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.17} |
declamando op declamerende toon 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
declamatie het voordragen 1734 [wnt] <Frans |
declameren voordragen 1735 [wnt] <Frans |
declarant hij die declareert 1884 [wnt transportkosten] <Latijn |
declaratie verklaring 1292 [cg I3, 1720] <Frans |
declareren een declaratie indienen 1753 [wnt vast] <Frans |
declasseren uit een lijst schrappen 1912 [kku] <Frans |
declinatie grammaticale verbuiging 1633 [Ruijs] <Latijn |
declineren verbuigen 1552 [Aanv wnt] <Latijn |
decoderen ontcijferen 1942 [Aanv wnt] <Frans |
decolleté uitgesneden hals 1908 [Aanv wnt] <Frans |
decompressie snelle daling van luchtdruk 1886 [kku] |
deconfiture mislukking 1824 [wei] <Frans |
decor toneeltoerusting 1886 [kku] <Frans |
decoratie versiering 1533 [hws] <Frans |
decoreren versieren 1791 [wnt releveeren] <Frans |
decorum fatsoen 1650 [wnt welvoegend] <Latijn |
decreet verordening 1240 [Bern.] <Frans |
decrescendo afnemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
decreteren afkondigen van een besluit 1548 [hws] <Frans |
[pagina 919]
[p. 919]
decubitus het doorliggen 1847 [kku] <modern Latijn |
dédain minachting 1824 [wei] <Frans |
deduceren afleiden 1546 [hws] <Latijn |
deductie het deduceren 1548 [Aanv wnt] <Frans |
deeg* mengsel 1240 [Bern.] |
deel* gedeelte 901-1000 [wps] |
deel* plank, vloer 1343-1344 [mnw] |
deelwoord* participium 1633 [Van Heule, Nederduytsche spraec-konst] |
deemoed onderworpenheid 1599 [Kil.] <Duits |
deerlijk* jammerlijk 1485 [mnw] |
deerne* jong meisje 901-1000 [wps] {4.1.4} |
deernis* medelijden 1327 [mnw] {3.1} |
de facto feitelijk 1510 [wnt usurpatie] <Latijn |
defaitisme moedeloosheid 1924 [gvd] <Frans |
defecatie ontlasting 1847 [kku] <Frans {4.4} |
defect beschadigd 1650 [mey] <Latijn |
defensie verdediging 1292 [cg I3, 1717] <Latijn |
defensief verdedigend 1549 [hws] <Frans |
defibrillator apparaat dat korte hartstilstand bewerkt 1979 [Wijnands&Ost] <modern Latijn |
deficit tekort 1824 [wei] <Frans |
defileren in smalle formatie voorbijtrekken 1681 [Aanv wnt] <Frans |
definiëren duidelijk omschrijven 1650 [mey] <Frans |
definitie begripsbepaling 1553 [Aanv wnt] <Frans |
definitief blijvend 1748 [wnt vredestractaat] <Frans |
deflatie waardevermeerdering van geld 1929 [kwt] <Frans |
deflexie verloren gaan van buigingsuitgangen 1898 [gvd] |
defloratie ontmaagding 1370-1378 [hws] <Frans |
deformatie misvorming 1847 [kku] <Frans |
deformeren misvormen 1593 [Aanv wnt] <Frans |
deftig* voornaam 1584 [Toll.] |
degelijk* deugdelijk 1327 [mnw] |
degen stootwapen 1500-1536 [mnw] <Duits {4.1.14} |
degene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 31] {4.2} |
degeneratie ontaarding 1669 [mey] <Frans |
degenereren ontaarden 1582 [Aanv wnt] <Frans |
degradatie verlaging in rang 1669 [mey] <Frans |
degraderen in rang verlagen 1350 [hws] <Frans |
dehydratie wateronttrekking 1961 [gvd] |
deiktisch aanwijzend 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
deinen* golven, wiegen 1618 [wnt] |
deinzen* achteruitwijken 1265-1270 [cg Lut.K] |
deïsme geloof aan één god 1820 [Aanv wnt] |
déja vu gewaarwording dat men iets eerder heeft gezien 1934 [Kath. Enc.] <Frans |
dejeuner lunch 1784 [wnt] <Frans |
dek* bedekking 1287 [cg NatBl] |
deken overste, hoofd 1210 [cg i 1, 2] <Latijn {4.1.8} |
deken* beddek 1326-1350 [hws] |
dekken* bedekken 901-1000 [wps] |
dekken* beschermen (met schild en fig.) 1350 [mnw] |
dekken* paren 1600 [wnt] |
dekken* vergoeden 1860 [wnt] |
deksel* klep 1240 [Bern.] |
deksels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1866 [wnt verhemelte] {4.3} |
del* duinvallei 1290 [cg I2, 1421] |
del* slet 1350 [mnw] {1.2.3} |
del* vod 1950 [gvd] {1.2.3} |
delcredere het borgstaan van commissionair 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
delegeren overdragen, afvaardigen 1597 [Aanv wnt] <Frans |
deleman rijtuigje 1937 [A. Viruly, Logboek 205] {4.1.10} |
delen* verdelen 901-1000 [wps] |
delf* sloot 1001-1050 [Künzel] {2.3} |
delgen tenietdoen 1477 [Teuth.] <Engels {3.2} |
deliberatie beraadslaging 1345 [hws] <Frans |
delibereren beraadslagen 1467-1490 [hws] <Frans |
delicaat fijn, teer 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
delicatesse lekkernij 1642 [wnt delicaat] <Frans {4.1.6} |
delicieus kostelijk 1300 [mnw] <Frans |
delict strafbaar feit 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
delinquent schuldige 1494-1512 [hws] <Frans of Latijn |
delirium waanzinnigheid 1660 [wnt ijlheid] <Latijn |
delisting als bedrijf vertrekken van de beurs 1999 [Sanders 2001] <Engels |
delta land omsloten door rivierarmen 1832 [wei] <Latijn |
delven* graven 1260 [cg i 1, 71,72] |
demagogie volksmennerij 1838 [Aanv wnt] <Frans |
demagoog volksmenner 1796 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
demarcatie grensscheiding 1824 [wei] <Frans |
[pagina 920]
[p. 920]
demarreren zich losmaken uit peloton 1938 [Aanv wnt] <Frans |
dement zwakzinnig 1895 [wnt verwelken] <Frans |
dementeren dement worden of zijn 1934 [Aanv wnt] <Latijn |
dementia waanzin 1886 [kku] <Latijn |
demi overjas 1898 [gvd] |
demi-monde schijnbaar fatsoenlijken 1875 [wnt veridiek] <Frans |
demissionair aftredend 1929 [kwt] <Frans |
demo proefopname van muzieknummer 1984 [De Coster 1999] <Engels |
democratie volksregering 1600 [wnt] <Frans |
demograaf beschrijver van volkeren 1953 [Aanv wnt] |
demon boze geest 1809 [wnt uitgaan i] <Latijn |
demonstratie het aantonen 1596 [Aanv wnt] <Frans |
demonstratie betoging 1867 [Aanv wnt] <Engels |
demonstratief aanwijzend voornaamwoord 1638 [P.C. Hooft, Waernemingen op de Holl. tael] <Latijn |
demonstratief duidelijk, opvallend 1669 [mey] <Frans |
demonstreren aantonen 1595 [Aanv wnt] <Latijn |
demonteren uit elkaar nemen 1824 [wei] <Frans |
demoraliseren moedeloos maken 1847 [kku] <Frans |
demotie verlaging in rang 1984 [gvd] <Engels |
demotie terugzetting in rang of salaris 1996 [De Coster 1999] |
dempen* dichtgooien, temperen 1620 [wnt] |
den* boomsoort 1225 [Claes] |
denar munteenheid van Macedonië 1993 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Macedoons {3.2/4.1.12} |
denarius oude Romeinse munt 1637 [Statenvertaling (Kantt. op Mattheus 18:29)] <Latijn |
denatureren onbruikbaar maken voor consumptie 1824 [wei] <Frans |
denderen* dreunend schokken 1876 [wnt] {3.1} |
dendriet minerale afzetting in de vorm van boom in gelaagd gesteente 1734 [HubWes] |
denier garennummer 1949 [wnt vezel] <Frans |
denigreren minachtend spreken van 1607 [Aanv wnt] <Frans |
denim katoenen stof 1917 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
denken* het verstand gebruiken 901-1000 [wps] |
denkraam* denkvermogen 1950 [R75] {4.4} |
denominatie naamgeving 1524 [hws] <Latijn |
denominatief van een naamwoord afgeleid 1625 [Ruijs] <Latijn |
densimeter instrument voor bepaling van dichtheid 1872 [Aanv wnt] |
densiteit dichtheid 1624 [Aanv wnt] <Frans |
dentaal met de tanden gevormd 1847 [kku] <Frans |
denudatie erosie 1824 [wei] <Frans |
deodorant ontgeuringsmiddel 1968 [Aanv wnt] <Engels |
deontologie plichtenleer 1847 [kku] <Engels |
depanneren repareren 1961 [gvd] <Frans |
departement bestuurlijke afdeling 1712 [wnt vreemde i] <Frans |
dependance bijgebouw 1929 [kwt] <Frans |
deplorabel betreurenswaardig 1600 [Aanv wnt] <Frans |
deponent die een verklaring aflegt 1543 [wnt wetendheid] <Frans |
deponeren neerleggen, in bewaring geven 1495 [wnt alzoo Suppl] <Latijn |
deporteren naar een strafkolonie brengen 1650 [mey] <Frans |
deposito het in-bewaring-geven, in bewaring gegeven waarden 1585 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
depot bewaargeving 1789 [wnt tamboer] <Frans |
deppen* betten 1909 [wnt] {3.1} |
depreciëren in waarde of waardering (doen) dalen 1824 [wei] <Frans |
depressie gedruktheid 1720 [mey] <Frans |
depressie lage luchtdruk 1886 [kku] <Frans |
deprimeren neerdrukken 1669 [mey] <Frans |
deprivatie tekort aan zintuiglijke ervaringen of slaap 1976 [gvd] <Engels |
deputeren afvaardigen 1358 [hws] <Frans |
derailleren ontsporen 1896 [wnt trein] <Frans |
derailleur versnellingsmechanisme van een fiets 1951 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
derangeren storen 1789 [Aanv wnt] <Frans |
dereguleren overheidsbemoeienis terugbrengen 1984 [gvd] <Engels |
deren* schade doen 1100 [Willeram] |
dergelijk* aanwijzend voornaamwoord 1236 [cg i 1, 29] {4.2} |
derhalve* bijwoord van hoedanigheid: op die grond 1524 [wnt voltrekken] |
derivaat afgeleide 1868 [wnt uramil] <Latijn |
derivatie afleiding 1650 [mey] <Frans |
[pagina 921]
[p. 921]
dermatitis huidontsteking 1847 [Aanv wnt] <modern Latijn |
dermatologie leer der huidziekten 1847 [kku] |
derny motorfiets voor het gangmaken 1962 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
derrie* grondsoort, vuil 1343-1346 [mnw] |
derrière achterste 1847 [kku] <Frans {4.4} |
dertien* telwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
dertig* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
derven* missen 1236 [cg i 1, 26, 27] |
derwaarts* bijwoord van richting: naar de genoemde plaats 1407-1432 [mnw] {3.1} |
derwisj bedelmonnik 1721 [wnt reverteeren] <Turks {3.2} |
desa gemeente 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Indonesisch {3.2} |
desastreus rampspoedig 1847 [kku] <Frans |
desavoueren niet erkennen 1626 [wnt renvooi] <Frans |
descendent nakomeling 1580 [wnt universaliter] <Frans |
desem* zuurdeeg 1401-1450 [mnw] {3.1} |
deserteur wegloper 1688 [wnt] <Frans |
desespereren wanhopen 1669 [mey] <Frans |
desgelijks* bijwoord van hoedanigheid: evenzo 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
desideratum het gewenste 1890 [wnt bovenaan] <Latijn |
design ontwerp 1974 [Posthumus] <Engels |
designatie aanwijzing 1650 [mey] <Frans |
designerdrug synthetische drug 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
desillusie ontgoocheling 1914 [gvd] <Frans |
desinfectans ontsmettingsmiddel 1942 [wnt amandel Suppl] <modern Latijn |
desinfecteren ontsmetten 1878 [wnt] <Frans |
desinformatie schijninformatie 1986 [koe] <Russisch {3.2} |
desintegreren uiteenvallen 1939 [Aanv wnt] <Frans |
desk bureau, balie 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
desktop bureaucomputer 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 6] <Engels {4.1.17} |
deskundig* vakbekwaam 1717 [wnt rekenboek] |
desnoods* bijwoord van causaliteit: zo nodig, in het uiterste geval 1671 [wnt] {3.1} |
desolaat troosteloos 1509 [hws] <Frans |
desperaat wanhopig, hopeloos 1485 [hws] <Latijn |
desperado roekeloos persoon 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
despoot alleenheerser 1824 [Claes Tw. 12] <Frans |
despotisch als een despoot 1799 [wnt vertegenwoordiger] <Frans {3.2} |
dessert nagerecht 1663 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.6} |
dessin patroon 1682 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
destalinisatie de afbraak van het stalinisme 1970 [Recht voor raap] |
des te* bijwoord: zoveel te 1100 [Willeram] {2.5} |
destinatie bestemming 1582 [wnt afvaren Suppl] <Frans |
destroyer torpedojager 1968 [kwt] <Engels {4.1.11} |
destructie vernietiging 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
detachement deel van eenheid dat elders wordt tewerkgesteld 1691 [wnt voetvolk] <Frans {4.1.14} |
detacheren elders plaatsen 1678 [wnt wijder i] |
detail bijzonderheid 1706 [wnt uitgeven i] <Frans |
detectie verkenning, onthulling 1663 [Aanv wnt] <Frans |
detective geheim politieagent 1902 [wnt wanbedrijf] <Engels {1.2.3} |
detective misdaadroman 1948 [Aanv wnt] {1.2.3/3.3} |
detector opsporingstoestel 1867 [wnt verklikker] <me Latijn |
detente politieke ontspanning 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
detentie hechtenis 1488 [hws] <Frans |
detergens reinigingsmiddel 1824 [wei] <Frans |
determinatie bepaling 1650 [mey] <Frans |
determineren bepalen 1498 [hws] <Frans |
detineren in hechtenis houden 1574 [wnt verstrikking] <Latijn |
detonatie ontploffing 1824 [wei] <Frans |
detonator apparaat om springstof te doen ontploffen 1929 [kwt] <modern Latijn |
detoneren ontploffen 1793 [Aanv wnt] <Frans |
detoneren opvallen 1921 [Aanv wnt] <Frans |
detox afkickafdeling van een verslavingszorgcentrum 1992 [Peptalk] <Engels |
deuce bij tennis: gelijke stand 1951 [Aanv wnt] <Engels |
deugd* het goed-zijn 1100 [Willeram] |
deugen* goed zijn 1240 [Bern.] |
deugniet* iemand die niet deugt, ondeugend kind 1564 [wnt] |
deuken* een buts maken 1772 [wnt kwetsen] {3.1} |
deun wijsje 1477 [Teuth.] <Duits {3.2} |
deur* toegang tot woning e.d. 901-1000 [wps] |
[pagina 922]
[p. 922]
deurwaarder* gerechtelijk ambtenaar 1523 [wnt] |
deuterium zware waterstof 1942 [Aanv wnt] <modern Latijn |
deuvekater tussenwerpsel: bastaardvloek 1802-1809 [wnt] {4.3} |
deuvel* pin 1549 [hws] {3.1} |
deuvik* pin, stop in spongat 1599-1607 [Kil.] |
deux-chevaux type personenauto 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2/4.1.10} |
deux-pièces dameskostuum bestaande uit jasje en rok 1950 [Aanv wnt] <Frans |
devaluatie vermindering van waarde 1768 [wnt vermindering] |
deviant afwijkend 1984 [gvd] <Frans |
deviatie afwijking 1669 [mey] <Frans |
devies zinspreuk 1525 [wnt] <Frans |
deviezen geldswaarden ter betaling van buitenlandse schulden 1847 [kku] <Duits |
Devoon geologisch tijdvak 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] |
devoot vroom 1393 [Claes] <Frans |
devotie vroomheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
dextrose druivensuiker 1886 [kku] |
deze* aanwijzend voornaamwoord 1130 [cg ii 1, 131] {2.5/4.2} |
dezelfde, hetzelfde* aanwijzend voornaamwoord 1240 [vmnw] {4.2} |
dia projectieplaatje 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, 12b, 14b] |
diabetes suikerziekte 1778 [wnt pis] <Latijn |
diabolisch duivels 1824 [wei] <Frans |
diabolo speelgoed 1914 [gvd] <Frans {4.1.18} |
diachronisch in tijdsorde 1961 [gvd] |
diaconaal vanwege de diaconie 1919 [wnt wijk ii] <Frans |
diaconaat orde die volgt op het priesterschap 1847 [kku] <Frans |
diacones pleegzuster 1872 [gvd] <Frans {4.1.8} |
diadeem versierde hoofdband 1434 [mnw] <Frans |
diafragma middenrif 1660 [wnt vleesch] <Latijn {3.2} |
diafragma verstelbare lensopening 1885-1889 [wnt] <Frans |
diagnose beschrijving van aandoening 1857 [wnt lepra] <Frans |
diagonaal hoeklijn 1773 [wnt rhombus] <Frans |
diagram grafische voorstelling 1872 [gvd] <Frans |
diaken r.-k.: iem. die de hiërarchische wijding ontvangen heeft 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
diaken prot.: kerkelijke armenverzorger 1572 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
diakritisch onderscheidend 1950 [gvd] <Frans |
dialect streektaal 1723 [Claes Tw. 9] <Frans |
dialoog tweespraak 1380-1425 [hws] <Frans |
dialyse scheiding van stoffen 1912 [kku] <Frans |
diamant edelgesteente 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
diameter middellijn 1625 [wnt voortdragen] <Frans |
diapositief projectieplaatje 1898 [gvd] |
diarree buikloop 1624 [wnt rheumatisme] <Frans {4.4} |
diaspora verstrooiing buiten de landsgrenzen 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
diastase eiwitachtig ferment 1847 [kku] <Frans |
diatonisch voortschrijdend met hele of halve tonen 1809 [wnt toonladder] <Frans {3.2} |
dibbes gemoedelijke persoonsaanduiding 1961 [gvd] |
dichotomie indeling in tweeën 1720 [mey] <Frans |
dicht* nauw aaneensluitend 1286 [cg I2, 1176] |
dicht gedicht 1350 [mnw] |
dichten verzen maken 1350 [mnw] <Latijn |
dickeyseat zitplaats achterop wagen of motorfiets 1931 [kwt] <Engels |
dictaat wat gedicteerd wordt 1841 [wnt titel] <Latijn |
dictafoon dicteermachine 1920 [Aanv wnt] |
dictator onbeperkt gezaghebber 1614 [wnt werf ii] <Latijn |
dictatuur regering door dictator 1850 [wnt] <Frans of Latijn |
dictee speloefening 1929 [kwt] <Frans |
dicteren voorzeggen wat iem. moet opschrijven, voorschrijven 1451-1500 [mnw] <Frans |
dictie zegging 1894-1908 [wnt] <Frans |
dictionaire woordenboek 1758 [Kramer, Het Koninglyk Neder-Hoog-Duitsch Dictionnaire] <Frans |
didactisch lerend 1838 [wnt vooraleer] <Frans |
die* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
dieet leefregel m.b.t. de voeding 1617 [wnt] <Frans |
dief* iem. die steelt 1240 [Bern.] |
diefstal daad van stelen 1562 [Deux-aes bijbel] <Duits |
diegene* aanwijzend voornaamwoord 1284 [cg i] {4.2} |
diehard fanatieke aanhanger 1929 [kwt] <Engels |
[pagina 923]
[p. 923]
dienaar ondergeschikte 1348 [mnw] {1.2.4} |
diender* politieagent 1866 [wnt] {1.2.4} |
dienen* geschikt of dienstig zijn, functie vervullen 901-1000 [wps] |
dienen* moeten, verplicht zijn 1642 [wnt] |
dienst* het dienen 1240 [Bern.] |
diep* ver naar beneden 701-800 [Claes] {2.3} |
diepte* de afmeting diep, het diep-zijn 1301-1400 [mnw] |
diepvriezen het invriezen beneden min 18 graden 1952 [Aanv wnt] <Engels |
diepvriezer apparaat om levensmiddelen in te vriezen 1953 [Aanv wnt] {4.1.9} |
dier* beest 901-1000 [wps] |
dies jaarlijkse feestdag 1950 [Aanv wnt] <Latijn |
diesel soort motor en de brandstof daarvoor 1907 [wp] <Duits |
dieselmotor door gasolie aangedreven motor 1910 [wnt uitvoeren] <Duits {4.1.10} |
dievegge vrouw die steelt 1440 [mnw] |
differentieel de verschillen aanwijzend 1620 [wnt verdienen] <Frans |
differentieel tandwielconstructie in achteras van auto's 1937 [Aanv wnt] <Frans |
differentiëren uiteenlopen 1823 [wnt integreren] <me Latijn |
diffractie buiging van stralen 1824 [wei] <Frans |
diffusie vermenging (van vloeistoffen), verstrooiing (van stralen) 1669 [mey] <Frans |
diffuus verspreid 1669 [mey] <Frans |
difterie slijmvliesontsteking 1895 [wnt ziekte] <Frans |
diftong tweeklank 1568 [Ruijs] <Latijn |
digestie spijsvertering 1569 [wnt] <Frans |
digibeet iem. die volstrekt onkundig is op het gebied van computers 1995 [De Coster 1999] |
digitaal cijferverwerkend 1959 [Aanv wnt] <Frans |
digitalis vingerhoedskruid 1663 [mey] <modern Latijn |
dignitaris waardigheidsbekleder 1864 [wnt nat] <me Latijn {4.1.8} |
dij* bovenbeen 901-1000 [wps] |
dijenkletser* grap die uitbundige reactie oproept 1959 [Aanv wnt] {3.1} |
dijk* aarden wal 1035 [Claes] {2.3} |
dijkgraaf voorzitter van waterschapsbestuur 1330-1332 [mnw] |
dijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
dik* (op)gezet 1089 [Claes] {2.3} |
dikkop iem. met een dik hoofd 1620 [wnt] {3.1/5} |
dikkop larve van een kikvors 1899-1906 [wnt] {3.1} |
dikte* de afmeting dik, het dik-zijn 1351 [mnw] {3.1} |
dikwerf* bijwoord van tijd: dikwijls 1744 [wnt water] {4.1.7} |
dikwijls* bijwoord van tijd: vaak 1514 [mnw] {1.2.4/3.1} |
dildo kunstpenis 1970 [Recht voor raap] <Engels |
dilemma moeilijke keuze 1765 [wnt dubbel i] <Latijn |
dilettant amateur 1824 [wei] <Duits of Frans |
diligence wagen voor personen- en postvervoer 1775 [wnt] <Frans {4.1.10} |
diligent ijverig 1524 [hws] <Frans |
dille* plantengeslacht 1225 [Claes] {4.1.6} |
Diluvium Pleistoceen 1856-1860 [wnt] <Latijn |
dime munt van tien dollarcent 1832 [wei] <Engels |
dimensie afmeting 1650 [mey] <Frans |
dimensie aspect 1947 [Aanv wnt] <Engels |
diminuendo afnemend in sterkte 1805 [mey] <Italiaans {3.2} |
diminutief verkleinwoord 1584 [Spieghel, Twee-spraack] <Latijn |
dimmen licht temperen 1934 [kwt] <Engels {1.2.5} |
dimmen zich rustig houden 1980 [Onze Taal dec. 1980, 115] {1.2.5} |
dimorf in twee kristalvormen voorkomend 1847 [kku] <Frans |
dim sum Chinese maaltijd van gevarieerde hapjes 2000 [nrc-h 28/10/00] <Chinees {3.2/4.1.6} |
dinar munteenheid van o.a. Algerije, Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Libië en Tunesië 1824 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
diner avondmaaltijd 1782 [wnt] <Frans |
ding* zaak, voorwerp 901-1000 [wps] {1.2.3} |
dingdong deurbel met twee toonhoogten 1986 [koe] <Engels {3.1} |
dingen* trachten te krijgen 1240 [Bern.] |
dinges aanduiding van personen of zaken waarvan men de eigennaam niet wil noemen 1784-1785 [wnt] <Duits |
dinghy bootje 1912 [kku] <Engels {4.1.11} |
dingo hondachtige 1869 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Engels {4.1.3} |
dink dropshot vlak achter het net 1992 [gvd] <Engels |
dinky toy kleine metalen auto op schaal 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18} |
[pagina 924]
[p. 924]
dinosaurus voorhistorische hagedis 1892 [wnt tuf i] |
dinosaurus iemand van de oude stempel 1987 [De Coster 1999] <Engels |
dinsdag* derde dag van de week 1269 [cg i 1, 133] {3.1/4.1.7} |
diocees bisdom 1788 [wnt veinzen i] <Frans |
diode buis met twee elektroden 1937 [wnt triode] |
dioptrica leer van de lichtbreking 1734 [HubWes] |
dioptrie eenheid van sterkte van lenzen 1912 [kku] |
diorama schildering die bij op- en doorvallend licht bekeken kan worden 1847 [kku] |
dioxine gevaarlijke chemische stof 1977 [Picarta: titel van J. Voetberg] |
dip inzinking 1989 [Peptalk] <Engels |
diploma bewijs van slagen voor examen 1656 [wnt] <Latijn |
diplomaat behartiger van belangen in buitenland 1841 [wnt voorval i] <Frans |
diplopie het dubbelzien 1824 [wei] <Frans |
dipool dubbele pool 1942 [Aanv wnt] |
dippen* eventjes indopen 1829 [wnt] |
diptera tweevleugeligen 1824 [wei] <modern Latijn |
diptiek tweeluik 1886 [Aanv wnt] <Frans |
direct rechtstreeks, ogenblikkelijk 1647-1648 [wnt] <Frans |
directeur hoogste bestuurder 1618 [Courante uyt Italien, 15 okt. 1a] <Frans |
directoire damesonderbroek 1929 [kwt] |
directory lijst met alle programma's en bestanden die op een schijfgeheugen aanwezig zijn 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 70] <Engels |
dirham munteenheid van Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten 1832 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
dirigent orkestleider 1910 [wnt] <Duits {3.2} |
dirigeren richten, besturen 1497 [hws] <Frans |
dirigisme geleide economie 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
dirken* kakken 1911 [wnt dirken] {4.4} |
dis gedekte tafel 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.9} |
dis met een halve toon verhoogde d 1832 [wei] <Duits {3.2} |
disagio de mindere waarde van een valuta t.o.v. de pariteit 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
discant sopraan, hoge tonen 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2/4.1.16} |
discipel leerling 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.8} |
discipline tucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
discipline vak 1961 [gvd] <Engels |
disco discotheek 1979 [R84] <Engels |
disco popmuziek met veel herhalingen 1982 [R84] <Engels {4.1.16} |
disconteren vóór de vervaldag verzilveren van wissel 1765 [wnt] <Frans |
disconto korting op wissel wegens vervroegde betaling 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
discotheek verzameling grammofoonplaten 1932 [Aanv wnt] <Frans |
discotheek dansgelegenheid 1968 [kwt] <Engels |
discount kortingwinkel 1974 [R75] <Engels |
discours gesprek 1578 [wnt wijdloopig] <Frans |
discreet bescheiden 1624-1629 [wnt] <Frans |
discrepantie tegenstrijdigheid 1650 [mey] <Latijn {1.2.6} |
discretie bescheidenheid 1627 [wnt] <Frans |
discrimineren niet gelijk behandelen 1955 [Aanv wnt] <Frans |
disculperen ontlasten, verontschuldigen 1847 [kku] <Frans |
discursief redenerend 1824 [wei] <Frans |
discus werpschijf 1832 [wei] <Latijn |
discussie gedachtewisseling 1790 [wnt vindicatie] <Frans |
discuteren van gedachten wisselen 1847 [kku] <Frans |
disharmonie gebrek aan overeenstemming 1869 [wnt wederkomst] |
disk schijfgeheugen 1974 [accu-map, bul. 6, 5/11, 20] <Engels |
diskette floppy 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 34] <Engels |
diskjockey aankondiger van grammofoonplaten 1955 [Stoop] <Engels |
diskrediet slechte naam 1886 [kku] |
diskwalificeren ongeschikt verklaren 1898 [gvd] |
disparaat niet bij elkaar passend 1824 [wei] <Frans |
dispensatie vrijstelling 1292 [cg I3, 1720] <Frans |
dispenser doosje voor tabletten 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
dispenseren vrijstellen 1672 [wnt dispensatie] <Frans |
dispersie kleurschifting 1900 [wnt anomaal] <Latijn |
display uitstalling 1974 [Posthumus] <Engels |
disponeren beschikken, regelen 1456 [hws] <Latijn |
[pagina 925]
[p. 925]
disponibel beschikbaar 1823 [wnt korvet] <Frans |
dispositie beschikking 1456 [hws] <Frans |
disputeren (wetenschappelijk) redetwisten 1240 [Bern.] <Frans |
dispuut redetwist 1566 [wnt ventileeren] <Frans |
dispuut studentenclub 1841 [wnt] <Frans |
dissel* disselboom 1460-1514 [mnw] |
dissenter andersdenkende 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
dissertatie proefschrift 1793-1796 [wnt] <Frans |
dissident andersdenkende 1824 [wei] <Frans |
dissimilatie het ongelijk maken (in taalkunde) 1886 [kku] <Frans |
dissonant wanklank 1650 [wnt wanluidend] <Frans |
distel* stekelige plant 1240 [Bern.] |
distichon tweeregelig vers 1841 [wnt reputatie] <Latijn |
distillaat product van distillatie 1863 [Rijnhart i, 509b] <Latijn |
distilleren zuiveren d.m.v. verdamping 1481 [hws] <Frans |
distinctie onderscheiding 1504 [hws] <Frans |
distinctief onderscheidend 1824 [wei] <Frans |
distorsie verzwikking 1669 [mey] <Frans |
distribueren verdelen 1404 [hws] <Frans |
distributie verdeling 1531 [wnt arm ii] <Frans |
district ambtsgebied 1588 [Claes] <Frans |
dit* aanwijzend voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
dithyrambe loflied, oorspronkelijk op Bacchus 1824 [wei] <Latijn |
dito evenzo 1562 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
diva gevierde actrice 1914 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
divan rustbank 1871 [wnt] <Frans {4.1.9} |
divergeren uiteenwijken 1824 [wei] <Frans |
divers verschillend 1272 [cg i 1, 228] <Frans |
diversificatie spreiding 1970 [Picarta: titel van P. Croon] <me Latijn |
diversiteit verscheidenheid 1540 [wnt verifieeren] <Frans |
divertimento klein muziekwerk 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
dividend periodieke winstuitkering 1745 [wnt wisselgeld] <Frans |
dividivi peulen 1847 [kku] <Spaans {3.1/3.2} |
divisie grote afdeling 1365 [mnw] <Frans {4.1.14} |
dixi ik heb gezegd 1872 [gvd] <Latijn |
dixieland soort jazzmuziek 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16} |
djati houtsoort 1724-1726 [wnt rustplaats] <Indonesisch {3.2} |
djellaba gewaad van mannen in de Maghrib 1996 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2} |
djinn geest 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
DNA hoofdbestanddeel van de chromosomen 1968 [kwt] <Engels |
do muzieknoot 1601-1700 [wp] <Italiaans {3.2} |
dobbelen met dobbelstenen werpen 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] {4.1.18} |
dobbelsteen kleine kubus met ogen van één tot zes 1240 [Bern.] |
dobber* drijver 1412 [hws] |
dobberen* drijven 1627 [wnt] {3.1} |
dobermannpincher hondensoort 1919 [kwt] <Duits {3.2/4.1.3} |
dobli-spiegel spiegel aan vrachtwagen die zicht geeft in de dode hoek 1999 [Sanders 2001] <L {3.4} |
dobra munteenheid van Sao Tomé en Principe 1977 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
docent leraar 1805 [mey] <Latijn |
docentschap plaats of functie als docent 1976 [gvd] |
doceren onderwijzen 1539 [wnt termijn i] <Latijn |
doch* nevenschikkend voegwoord 1100 [Willeram] {4.2} |
dochter* kind van het vrouwelijk geslacht 901-1000 [wps] {4.1.4} |
dociel leerzaam, gedwee 1650 [mey] <Frans |
doctor academische graad 1557 [wnt] <Latijn |
doctoraal van een doctor 1698 [mey] <me Latijn |
doctoraat graad van doctor 1485 [hws] <me Latijn |
doctorandus iem. die geslaagd is voor doctoraalexamen 1790 [wnt voordragen] <me Latijn |
doctrine leerstelling 1529 [wnt] <Latijn |
docudrama combinatie van documentaire en drama 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
document bescheid 1614 [wnt waarschuw] <Frans |
documentaire film waarin feiten worden vastgelegd 1963 [wnt retrospectief] <Frans {3.2/4.1.15} |
documercial reclamefilmpje in de vorm van een documentaire 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
[pagina 926]
[p. 926]
docusoap combinatie van documentaire en soap 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.15} |
dodecaëder twaalfvlak 1886 [kku] <Frans |
dodecafonie twaalftonig stelsel 1956 [Enc. van de muziek] |
doden* van het leven beroven 1240 [Bern.] |
dodo uitgestorven vogelsoort 1853 [wnt] <Portugees {3.1/3.2} |
doedelzak blaasinstrument 1783 [Toll.] <Duits {3.2/4.1.16} |
doe-het-zelfwinkel* winkel met materialen voor de amateur 1957 [wp jaarboek 1962] {3.1} |
doeg* tussenwerpsel: groet 1974 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {4.3} |
doei* tussenwerpsel: groet 1975 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {1.2.2/4.3} |
doejoeng zeekoe 1863 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
doek* geweven stof 1240 [Bern.] {4.1.9} |
doel* mikpunt 1579 [wnt] |
doelen* mikken 1623 [wnt] |
doelmatig geschikt voor het doel 1801 [wnt voortbrenging] |
doem* oordeel, vloek 901-1000 [wps] {3.1} |
doemdenken* sombere gedachten over de toekomst hebben 1980 [Sanders 1999] {4.4} |
doen* handelen, plaatsen 901-1000 [wps] |
doerak gemeen mens 1879 [Stoett] <Russisch {3.2} |
doerian vrucht 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
does hondensoort 1914 [gvd] {4.1.3} |
doetje* sukkel 1632 [wnt] |
doezelen* suf zijn 1911 [wnt doezelen ii] {3.1} |
dof* mat, gedempt 1608 [wnt voos i] {1.2.4} |
doffer* mannetjesduif 1287 [cg NatBl] |
dog hondensoort 1546 [hws] <Engels {3.2/4.1.3} |
dog-cart licht rijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
doge titel van hoogste overheidspersoon in Venetië en Genua 1653 [wnt] <Italiaans {3.2} |
dogma vastomlijnd geloofsartikel 1804 [wnt leerstelling] <Latijn |
dojo judoschool 1961 [gvd] <Japans {3.2} |
dok inrichting voor scheepsreparaties 1525 [hws] <me Latijn |
doka donkere kamer 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, plaat xv] <L {1.1/1.2.5/3.4} |
dokken betalen 1509 [wnt] <Romani {3.2} |
dokken schepen in het dok brengen 1671 [wnt] |
doksaal wand tussen koor en schip van een kerk 1276 [cg i 1, 332] <me Latijn {1.2.4/3.2} |
dokter arts 1576 [wnt] <Latijn {1.2.3/4.1.13/5} |
dol* krankzinnig, dwaas 1240 [vmnw] |
dol* roeipen 1286 [cg i Dordrecht] |
dolblij* buitengewoon blij 1916 [wnt dol z.j.] {4.4} |
dolby systeem voor ruisonderdrukking 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Engels |
dolce zacht, lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
dolen* dwalen 1240 [Bern.] |
dolendo klagend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
dolfijn walvisachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
dolgraag* buitengewoon graag 1838 [Beets, Camera Obscura 297] {4.4} |
dolk steekwapen 1513 [Claes Tw. 11] <Duits {4.1.14} |
dollar munteenheid van o.a. Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, de vs en enige staten in Azië, Afrika en het Caribisch gebied 1821 [Sanders 1995] <Engels {4.1.12} |
dolle Mina strijdster voor vrouwenemancipatie 1970 [Sanders 1993] {1.2.1/4.4} |
dollen* uitgelaten handelen 1401-1450 [mnw] |
dolmen megalithisch grafmonument 1847 [kku] <Frans |
dom* niet wijs 901-1000 [wps] |
dom kerk 1574 [wnt vrede] <Frans |
dom Portugese titel 1574 [wnt] <Portugees {3.2} |
dombo sufferd 1988 [De Coster 1999] <Engels |
domein gebied 1602 [wnt] <Frans |
domicilie woonplaats 1535 [wnt wet i] <Latijn |
dominant overheersend 1824 [wei] <Latijn |
dominee predikant 1619 [De Jonge iv, 149] <Latijn {4.1.8} |
domineren overheersen 1467-1490 [hws] <Frans |
dominicaan monnik van de orde van Sint-Dominicus 1637 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
dominion autonoom deel van het Britse Rijk 1931 [kwt] <Engels |
domino spel met dominostenen 1854 [Kappler, Nederlandsch-Guyana 10] {4.1.18} |
dommekracht* werktuig 1660 [wnt] |
dommelen* dutten 1685 [wnt] {3.1} |
domoor* dom mens 1757 [wnt] |
dompelen* onder laten gaan in vloeistof 1598 [wnt] {3.1} |
domper* kapje om vlam te doven 1691 [Sewel 66b] |
dompig* mistig 1562 [Claes Tw. 11] |
dompteur dierentemmer 1907 [kwt] <Frans |
don heer, eretitel 1577 [wnt verwissen] <Spaans of Italiaans {3.2} |
donateur schenker 1612 [wnt vertijgen] <Frans |
[pagina 927]
[p. 927]
donatie schenking 1650 [mey] <Frans |
donder* geluid bij bliksemslag 1240 [Bern.] {3.1} |
donderdag* vijfde dag van de week 1257 [cg i 1, 68] {3.1/4.1.7} |
donderen* hard lawaai maken, o.a. van donder 1240 [Bern.] {3.1} |
donders* tussenwerpsel: krachtterm 1713 [wnt] {4.3} |
doneren geven 1562 [Aanv wnt] <Latijn |
dong munteenheid van Vietnam 1946 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Vietnamees {4.1.12} |
donk* moeras, hoogte daarbij 694 [Claes] {2.3} |
donker* niet licht 1240 [Bern.] {4.1.5} |
donna vrouwelijke eretitel 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
donor gever van bloed, organen e.d. 1947 [kwt] <Engels |
donquichotterie handeling uit onberedeneerd idealisme 1799 [wnt vol i] |
dons* pluizig haar 1240 [Bern.] |
donut rond, luchtig soort gebak met een gat in het midden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
dood* toestand waarin men niet meer leeft 901-1000 [wps] |
dood* niet meer levend 1100 [Willeram] |
doodarm* zeer arm 1830 [wnt wel v] {4.4} |
dooddoener* algemeen gezegde dat niets bewijst 1858 [wnt] |
doodeerlijk* zeer eerlijk 1901 [wnt refugié] {4.4} |
doodleuk* kalmweg 1897 [wnt reporter] {4.4} |
doodsbang* zeer bang 1866 [wnt dood i] {4.4} |
doodstil* zeer stil 1676 [wnt dood ii] {4.4/5} |
doodverven* kenschetsen 1642 [wnt] |
doodziek* zeer ziek 1633 [wnt dood] {4.4} |
doof* niet kunnende horen 1240 [Bern.] |
dooien* ophouden te vriezen 1287 [cg NatBl] |
dooier* centrale deel van vogelei 1287 [cg NatBl] |
dook* ijzerstaaf om hout en stenen te verbinden 1827 [wnt schoen] |
doopsgezinde* aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat 1603 [wnt] {4.1.8} |
doopvont bekken met doopwater 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
door* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
doordat* onderschikkend voegwoord 1859-1860 [Nieuwe Taalgids 1982, 340] {4.2} |
doorgaans* bijwoord van tijd: gewoonlijk 1575 [wnt wegvloeien] {3.1} |
doorgronden* volledig doorzien 1265-1270 [cg Lut.K] |
doorheen* voorzetsel 1619 [wnt] {4.2} |
doorheen* bijwoord van richting 1731-1735 [wnt] |
doorluchtig* verheven 1401-1425 [mnw] |
doorn* puntig uitsteeksel aan plant 721 [Künzel] {2.3} |
doortrapt* sluw 1555 [wnt weder iii] |
doorwrocht* grondig 1653 [wnt] |
doos kartonnen omhulsel 1361 [mnw] |
doos* (onnozele) vrouw 1642 [wnt] |
doos vagina 1650 [wnt] {4.4} |
dop* schaal 1287 [cg NatBl] |
dope stimulerend middel 1968 [kwt] <Engels {4.1.6} |
dopen* dompelen, door doop in geloofsgemeenschap opnemen 1240 [Bern.] |
doping gebruiken van stimulerende middelen in sport 1930 [Aanv wnt] <Engels |
doppen* pellen 1401-1450 [mnw] |
dor* onvruchtbaar door droogte 918-948 [Künzel] {2.3} |
dorade goudmakreel 1764 [hou i, 7, 767] <Spaans {3.2} |
dorknoper* saaie, strenge ambtenaar 1951 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4} |
dorp* plattelandsgemeente 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
dorpel* drempel 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2} |
dors jonge kabeljauw 1351-1400 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2} |
dorsen* zaad uit de aren slaan 1285 [cg Rijmb.] |
dorst* verlangen (naar drinken) 901-1000 [wps] |
dorsten* verlangen naar 1240 [Bern.] |
dos-à-dos rijtuigje 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Frans {4.1.10} |
doseren een dosis bepalen 1914 [Aanv wnt] <Frans |
dosis hoeveelheid 1663 [Claes] <me Latijn |
dossier papieren over één onderwerp 1856 [wnt] <Frans |
dot* pluk 1554 [wnt] |
dot* lief persoon 1836 [wnt] |
dotatie schenking 1558 [Aanv wnt] <Frans |
dotcom commercieel internetbedrijf 1999 [Sanders 2000] <Engels |
dotteren het verwijden van bloedvaten 1989 [De Coster 1999] |
douairière adellijke weduwe 1669 [mey] <Frans |
douane dienst voor in- en uitvoerrechten 1813 [wnt regulier i] <Frans {3.2} |
doublé met edelmetaal bedekt 1888 [Aanv wnt] <Frans |
double-breasted met elkaar bedekkende voorpanden en twee rijen knopen 1984 [gvd] <Engels {3.2} |
[pagina 928]
[p. 928]
doubleren verdubbelen 1581 [Aanv wnt] <Frans |
doublet dubbel exemplaar 1771 [hou i, 15, 203] <Frans |
douceur fooi 1681 [Aanv wnt] <Frans |
douche stortbad 1847 [kku] <Frans |
doven* uitdoen 1611 [wnt] |
dovenetel* plantengeslacht 1514 [Groten Herbarius] |
Dow-Jonesindex index van koersen van Amerikaanse effecten 1989 [Peptalk] <Engels |
down neerslachtig 1878 [Aanv wnt] <Engels |
downloaden binnenhalen van gegevens uit een andere computer 1985 [hcc nieuwsbrief nov. 10, 15] <Engels |
dozijn telwoord: twaalftal 1286 [cg I2, 1161] <Frans {4.2} |
dra* bijwoord van tijd: spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.7} |
draad* garen, vezel 1236 [cg i 1, 23] |
draaiboek script 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
draaien* keren, wenden 1240 [Bern.] |
draak fabelachtig monster 1240 [Bern.] <Latijn |
drab* droesem 1599 [Kil.] |
drachme oude Griekse munt, munteenheid van Griekenland 1637 [Statenvertaling (1 Kronieken 29:7)] <Latijn of Grieks {4.1.12} |
drachtig* zwanger 1285 [cg Rijmb.] |
draconisch zeer streng 1869 [wnt vermaard] |
draf* afval na bierbrouwen 1101-1200 [Tavernier] {2.4} |
draf* gang van een paard 1351-1400 [mnw] |
dragee versuikerde tablet 1948 [kwt] <Frans |
dragen* ondersteunen, bij zich hebben, aan hebben 1100 [Willeram] |
dragline graafmachine 1934 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
dragon slangenkruid 1554 [wnt] <Frans {4.1.6} |
dragonder cavalerist 1666 [Claes] <Duits {4.1.14} |
dragonder heerszuchtig persoon 1899-1906 [wnt] <Duits |
draineren ontwateren 1872 [gvd] <Frans |
draisine loopfiets 1824 [wei] <Duits {4.1.10} |
dralen* talmen 1546 [Claes] |
dralon kunststof 1957 [wp jaarboek 1958] <Duits {3.2/4.1.9} |
dram munteenheid van Armenië 1994 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Armeens {4.1.12} |
drama toneelstuk 1778 [Picarta: titel van Hartsen] <Latijn {4.1.15} |
dramady mengvorm van een drama en een comedy 1991 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
dramaturg toneelschrijver, toneeladviseur 1847 [kku] <Frans |
drammen* aandringen 1477 [Teuth.] |
drank* drinkbaar vocht 901-1000 [wps] {4.1.6} |
drank* sterkedrank 1580 [wnt] {4.1.6} |
draperen omhangen met een ruim hangend gewaad 1861 [wnt] <Frans |
draperie hangende stof als versiering 1854-1855 [wnt] <Frans |
drassig* doorweekt (van grond) 1771 [wnt] |
drastisch krachtig 1824 [wei] <Frans |
draven* rennen 1350 [mnw] |
draw gelijk spel 1914 [gvd] <Engels |
drawback nadelige omstandigheid 1912 [kku] <Engels |
dreadlocks haardracht van ongekamde krullen 1984 [De Coster 1999] <Engels |
dreadnought slagschip 1912 [kku] <Engels {4.1.11} |
drecht* overvaart, doorwaadbare plaats 1105 [Claes] {2.3} |
dreef* brede landweg 1285 [cg I2, 978] |
dreg haak, baggerbeugel 1384-1407 [mnw] <Engels {3.2} |
dreigen* bedreigend bejegenen 1240 [Bern.] |
dreinen* zeuren 1886 [wnt] {3.1} |
drek* uitwerpselen, vuil 1285 [cg Rijmb.] |
drempel* verhoging bij deur 1567 [Claes] {3.2} |
drenkeling* die dreigt te verdrinken of verdronken is 1635 [wnt] |
drenken* te drinken geven 901-1000 [wps] {3.1/5} |
drentelen* zonder doel rondlopen 1678 [wnt] {3.1} |
drenzen* zeuren 1477 [Teuth.] {3.1} |
dresseren africhten 1650 [Claes] <Frans |
dressing slasaus 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.6} |
dressoir buffet 1350 [mnw] <Frans {4.1.9} |
dressuur africhting 1833 [wnt veld i] |
dreumes* klein kind 1843 [wnt] {4.1.4} |
dreunen* met een zwaar geluid trillen 1620 [wnt] {3.1} |
dreutelen* talmen 1599 [Kil.] {3.1} |
drevel* drijfijzer 1384-1407 [mnw] {3.1} |
dribbelen* met kleine passen lopen 1412 [mnw] {3.1} |
dribbelen met de bal lopen 1914 [gvd] <Engels |
drie* telwoord 820 [Künzel] {2.3/4.2} |
driehoek* deel van plat vlak door drie lijnen ingesloten 1351 [mnw] {3.1/5} |
drieling* drie tegelijk geboren kinderen van één ouderpaar 1773 [wnt] |
[pagina 929]
[p. 929]
drieluik* schilderstuk met drie panelen 1891 [wnt kruis] |
driest* vermetel 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] |
driewieler* voertuig met drie wielen 1869 [wnt twee] {3.1/4.1.10} |
drift* hartstocht 1657 [wnt] |
drift* plotselinge woede 1689 [wnt] |
drijfveer beweegreden 1793 [wnt] <Duits |
drijten* kakken 1599 [Kil.] {4.4} |
drijven* voor zich uit doen gaan 1100 [Willeram] |
drijven* op een vloeistof liggen 1339 [mnw] |
dril gekeperd weefsel 1860-1861 [wnt] <Duits {4.1.9} |
dril* gelei 1867 [wnt] |
drilboor* bepaalde boor 1840 [wnt drillen] |
drillen* boren 1460 [mnw] |
drillen* africhten 1724-1726 [wnt] |
dringen* druk doen gelden 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
drinkebroer* dronkaard 1539 [wnt] |
drinken* vloeistof tot zich nemen 901-1000 [wps] {3.1} |
drive bridgewedstrijd 1936 [bvc-krant 2 okt., 4a] <Engels |
droef* neerslachtig 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
droefenis* bedroefdheid 1450 [mnw] {3.1} |
droes duivel 1561 [wnt droes i] <? {3.5} |
droes* paardenziekte 1573 [Claes] |
droesem* bezinksel 1287 [cg NatBl] {3.1} |
drogbeeld chimère 1872 [gvd] <Duits |
drogen* droogmaken 1240 [Bern.] |
drogeren drogerende middelen toedienen 1984 [gvd] <Frans |
drogist verkoper van drogerijen 1574 [Claes] <Frans {4.1.13} |
drol* keutel 1903 [wnt] {4.4} |
drom* menigte 1637 [wnt] |
dromedaris hoefdier 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
dromen* een droom hebben 1240 [Bern.] |
drommel beklagenswaardig persoon 1782 [wnt] <Nederduits {3.2} |
drommels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1682 [wnt] {4.3} |
dronken* beschonken 1100 [Willeram] |
droog* niet nat 1100 [Willeram] |
droogstoppel saai mens 1860 [wnt] {4.4} |
droom* voorstelling in de slaap 1240 [Bern.] {3.1} |
drop* druppel 901-1000 [wps] {4.1.1} |
drop-out mislukkeling 1970 [Recht voor raap] <Engels |
droppen afzetten 1946 [De Vooys] <Engels |
droschke huurrijtuig 1832 [wei] <Duits {4.1.10} |
drossen deserteren 1707 [wnt opdrossen] <? {3.5} |
drost* bestuursambtenaar 1557 [wnt] |
droste-effect repeterend effect 1984 [gvd] {4.4} |
drug verdovend middel 1968 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
drugsbaron die op grote schaal drugs verhandelt 1996 [Vd Sijs 1996] |
druïde Keltische priester 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn |
druif* vrucht van de wijnstok 1100 [Willeram] {4.1.2} |
druiloor* lijzig persoon 1719 [wnt] |
druipen* in druppels neervallen 901-1000 [wps] |
druisen* aanhoudend geluid voortbrengen 1562 [Toll.] {3.1} |
druk* het drukken 1351-1400 [mnw] |
drukken* duwen, zwaar liggen op 1240 [Bern.] |
drukken* d.m.v. een pers letters of afbeeldingen op papier drukken 1567 [wnt zetten] |
drukken* zijn behoefte doen 1950 [gvd] {4.4} |
drukker* iem. die boeken drukt 1626 [wnt] {4.1.13} |
drukknoop knoop waarvan de delen op elkaar sluiten 1908 [wnt drukken] <Duits |
drukte* het druk-zijn 1700 [wnt] {3.1} |
drum slaginstrument 1934 [De Echo 10/3, 227] <Engels {4.1.16} |
drumstick boutje van gevogelte 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
druppel* vochtdeeltje 1240 [Bern.] {1.1/3.1/4.1.1/5} |
dry niet zoet (van wijn) 1912 [kku] <Engels |
D-trein trein die naar het buitenland gaat 1908 [wnt luxueus] |
dubbel telwoord: tweevoudig 1278 [cg i 1, 363] <Frans {4.2} |
dubbeldekker autobus met twee verdiepingen 1976 [gvd] <Engels {4.1.10} |
dubbelganger iem. die buitengewoon sterk op een ander lijkt 1879 [wnt] <Duits |
dubbeltje muntstuk 1612 [Toll.] {4.1.12} |
dubben twijfelen 1550 [wnt dubben i] |
dubben nasynchroniseren 1984 [gvd] <Engels |
dubieus twijfelachtig 1562 [wnt uitlander] |
dubloen dubbele dukaat 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.12} |
duce fascistische regeringsleider 1926 [kwt] <Italiaans {3.2} |
duchten* vrezen 1265-1270 [cg Lut.K] |
duel tweegevecht 1636 [wnt zwaarte] <Frans |
duet tweestemmig gezang 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans of Duits {3.2} |
duf* suf, muf 1599-1607 [Kil.] {1.2.4} |
duffel* dikke wollen stof 1637 [Sanders 1995] {4.1.9} |
dug-out ruimte voor reservespelers 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
duidelijk* gemakkelijk te begrijpen of te zien 1557 [wnt] |
duiden* wijzen, uitleggen 1200 [cg ii 1 Servas] |
duif* duifachtige 901-1000 [wps] {4.1.6} |
duig stuk hout van de wand van een vat 1286 [cg I2, 1115] <me Latijn {3.2} |
duiken* onder water gaan 1287 [cg NatBl] |
duiken* bukken 1301-1400 [mnw] |
duim* voorste vinger 1240 [Bern.] {3.1} |
duin zandheuvel 1067 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2} |
duister* zonder licht 1370 [mnw] {4.1.5} |
duisternis* afwezigheid van licht 901-1000 [cg wps Gloss.] {3.1/5} |
duit koperen munt 1268 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2/4.1.12} |
duivel het kwaad als persoon 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] <Latijn {2.5} |
duizelen* draaierig worden 1301-1400 [hws] {3.1} |
duizend* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
dukaat gouden munt 1525 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.12} |
dukaton zilveren munt 1618 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12} |
dukdalf zware meerpaal 1671 [Toll.] |
dulden* verdragen, toelaten 1477 [Teuth.] |
dumdumkogel kogel die bij inslag uitzet 1899 [Sanders 1995] {1.2.5/3.1/4.1.14} |
dummy model van uitvoering, pop 1931 [kwt] <Engels |
dumpen onder de markt verkopen, storten 1972 [Aanv wnt] <Engels |
dun* niet dik, smal 1240 [Bern.] |
dunk basketbal: sprong waarbij de bal van bovenaf in het net wordt geworpen 1984 [gnn] <Engels |
dunken* als mening hebben 1240 [Bern.] |
duo koppel 1618 [wnt trio] <Italiaans {3.2} |
dupe bedrogene 1697 [wnt] <Frans |
duplicaat kopie 1657 [wnt] <Latijn |
dur majeur 1618 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
duratief voortdurend 1898 [gvd] <Frans |
duren tijd in beslag nemen, voortduren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans {1.3} |
durfal* iemand die alles durft 1916 [wnt durven] |
duro munt 1950 [gvd] <Spaans {3.2} |
durven* wagen 1568 [wnt] {1.1} |
dus* bijwoord van kwantiteit: op deze wijze, aldus 1100 [Willeram] {2.5} |
dus* nevenschikkend voegwoord 1350 [mnw] {4.2} |
dusdanig* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 32] {4.2} |
duster ochtendjas voor dames 1958 [wp jaarboek 1959] <Engels {3.2} |
dutten* suffen, soezen 1642 [wnt] |
duur* kostbaar 1100 [Willeram] |
duur het (voort)duren 1599-1607 [Kil.] |
duurte* het duur-zijn 1641-1642 [wnt] {3.1} |
duwen* door drukking voortbewegen 1285 [cg Rijmb.] |
dvd digitale videodisk 1994 [nrc-h 17/12/94, 15] <Engels {4.1.17} |
dwaas* zonder verstand 1287 [cg NatBl] |
dwalen* zich vergissen (in de weg) 901-1000 [wps] |
dwang* machtsuitoefening 1455 [mnw] |
dwarrelen* zich zwevend verplaatsen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
dwars* scheef, weerbarstig 1265-1270 [cg Lut.K] |
dwarsbomen* moeilijkheden in de weg leggen 1872 [gvd] |
dweil* schoonmaakdoek 1546 [Naembouck] {1.2.3} |
dwepen* overdreven verering koesteren 1785 [wnt] |
dwerg* onnatuurlijk klein mens 1301-1400 [mnw] |
dwingeland* tiran 1540 [wnt verabelen] |
dwingen* noodzaken 1265-1270 [vmnw] |
dynamiek stuwkracht 1847 [kku] <Frans |
dynamiet springstof 1871 [wnt] {4.1.14} |
dynamo toestel voor opwekking van elektrische energie 1894 [wnt vereffening] <Engels |
dynastie vorstenhuis 1816 [wnt] <Frans |
dyne eenheid van kracht 1895 [Aanv wnt] <Frans |
dysenterie besmettelijke darmontsteking 1624 [wnt verduffen] <Frans |
dyslexie woordblindheid 1923 [Aanv wnt] |
dyspepsie slechte spijsvertering 1624 [Aanv wnt] <Frans |
dyspneu ademnood 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
dysprosium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
dystrofie slechte ontwikkeling door storing in voedseltoevoer 1847 [Aanv wnt] |
[pagina 931]
[p. 931]
easy listening gemakkelijk in het gehoor liggende popmuziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
eau de cologne reukwater 1824 [wei] <Frans |
eb* het aflopen van de zee 1351-1375 [mnw] |
ebbenhout harde houtsoort 1240 [Bern.] |
ebolavirus virus dat gevaarlijke bloedingen veroorzaakt 1978 [Sanders 1995] <Engels |
eboniet gevulkaniseerd caoutchouc 1874 [Album der Natuur bijblad 26] |
eBook elektronisch boek 1998 [http:/huizen.dds.nl/∼zuperman/ebook.html] <Engels |
ecarté kaartspel 1840 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ecarteren terzijde schuiven 1824 [wei] <Frans |
echec mislukking 1824 [wei] <Frans |
echelon bevelsniveau 1824 [wei] <Frans {4.1.14} |
echo geluidsweerkaatsing 1477 [hws] <Latijn |
echofoon toestel dat bv. scholen vis op het scherm brengt 1984 [gvd] |
echografie registratie van de gegevens van echopeiling 1984 [gvd] |
echt* huwelijk 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
echt* wettig, werkelijk 901-1000 [wps] |
echtbreker die de huwelijkstrouw schendt 1592 [wnt echtbreken] <Duits {4.1.4} |
echter* nevenschikkend voegwoord 1641-1642 [wnt] {4.2} |
echtgenoot* man met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4} |
echtgenote* vrouw met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4} |
eclatant opzienbarend 1824 [wei] <Frans |
eclectisch uitkiezend 1847 [kku] <Duits |
eclips verduistering 1573 [Plantijn] <Frans |
ecoboer ecologisch producerende boer 1996 [Missets horeca dl. 44, afl. 39] {4.1.13} |
ecologie leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving 1938 [Van Essen] <Duits |
e-commerce handel via het internet 1997 [De Coster 1999] <Engels |
economie zuinigheid 1793 [wnt] <Frans |
economie staathuishoudkunde 1864 [wnt] <Frans |
écossaise Schotse dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15} |
ecosysteem het functionele geheel van een levensgemeenschap 1970 [Recht voor raap] {1.2.6} |
ecru ongebleekt 1912 [kku] <Frans {4.1.5} |
ecstasy een hallucinerend middel 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
ecu Franse daalder 1734 [HubWes] <Frans |
ecu fictieve munteenheid van de eu tot 1999 1984 [Picarta: titel van rapport Commissie van de Europese Gemeenschappen] <Engels {4.1.12} |
eczeem huiduitslag 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
edammer* ronde kaas uit Edam 1725 [wnt klootkaas] {4.1.6} |
edel* adellijk 1100 [Willeram] |
edelweiss plantje uit het hooggebergte 1888 [Aanv wnt] <Duits |
edge telecommunicatiesysteem dat dertig keer sneller is dan gsm 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
edict verordening 1482 [hws] <Latijn |
edison voor grammofoonplaten en cd's toegekende prijs 1984 [gvd] |
editen bezorgen (van een boek) 1984 [gvd] <Engels |
editie uitgave 1546 [wnt] <Frans |
edoch* nevenschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
educatie opvoeding 1650 [mey] <Frans |
edutainment educatief entertainment 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
eed plechtige verklaring 1236 [cg i 1, 23] <? {3.2/3.5} |
eega* echtgenoot, echtgenote 1588 [Claes] {4.1.4} |
eekhoorn* knaagdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
eelt* verdikking van opperhuid 1567 [Claes] |
een* telwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
een* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
eenakter toneelstuk in één bedrijf 1910 [wnt repertoire] <Duits {4.1.15} |
eend* eendachtige 793 [Prisma NPl.] {2.3/4.1.6} |
eendagsvlieg* haft 1769-1811 [wnt] |
eender* gelijk 1569 [Kool] |
eendracht* eensgezindheid 1367 [mnw] |
eenduidig ondubbelzinnig 1939 [Theissen 1978] <Duits |
eenentwintigen* kaartspel 1924 [gvd] {4.1.18} |
eenheid* hecht samenhangend geheel 1461 [mnw] |
eenheid* team 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal] |
eenhoorn* fabeldier 1287 [cg NatBl] |
eenkennig* verlegen 1611 [wnt] |
eenparig* overeenstemmend, eendrachtig 1277 [cg i 1, 354] |
eens* bijwoord van tijd: eenmaal 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
eenvoudig* niet ingewikkeld 1350 [hws] {5} |
eenzaam alleen 1477 [Teuth.] <Duits |
eer* bijwoord van tijd: vroeger 901-1000 [wps] {2.5/4.1.7} |
[pagina 932]
[p. 932]
eer* achting, deugd 901-1000 [wps] {1.3} |
eerbied* achting 1643-1644 [wnt] |
eerdaags* bijwoord van tijd: binnenkort 1648 [wnt steekind] {3.1} |
eerder* vroeger 1637 [Statenvertaling (Hebreeën 13:19)] |
eergisteren* bijwoord van tijd: op de dag voor gisteren 1240 [Bern.] {4.1.7} |
eerlijk* oprecht 901-1000 [wps] |
eerst* rangtelwoord: vóór ieder ander 1100 [Willeram] {2.5} |
eerstens rangschikkend bijwoordelijk telwoord: ten eerste 1846 [wnt telwoord] <Duits {4.2} |
eerzucht* dorst naar roem 1620 [wnt weiden i] |
eetlezen* lezen tijdens het eten 1986 [De Coster 1999] {1.2.5/4.4} |
eeuw* honderd jaar 901-1000 [wps] {4.1.7} |
efedrine stimulerend alkaloïde 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 449] {4.1.6} |
efemeer kortstondig 1847 [kku] <Frans |
efemeriden eendagsvliegen 1872 [gvd] <modern Latijn |
effect uitwerking 1456 [hws] <Latijn |
effect verhandelbaar waardepapier 1807 [wnt] <Frans {3.2} |
effectief wezenlijk 1669 [mey] <Frans |
effectueren verwezenlijken 1601 [Aanv wnt] <Frans |
effen* vlak, gelijkmatig 1236 [cg i 1, 28] |
efficiency doelmatigheid 1926 [kwt] <Engels |
efficiënt doelmatig, werkzaam 1949 [koe] <Frans |
eg* landbouwwerktuig 1240 [Bern.] |
egaal gelijkmatig, glad 1503 [hws] <Frans |
egaliseren gelijkmaken, vereffenen 1669 [mey] <Frans |
egard achting 1652 [Aanv wnt] <Frans |
egel* insectenetend zoogdier 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3} |
egelantier roosachtige heester 1225 [Claes] <Frans |
egelstelling stelling die geheel door de vijand is ingesloten 1945 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
ego ik-gevoel 1843 [Aanv wnt] <Engels |
egocentrisch bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is 1912 [kku] <Engels |
egoïsme zelfzucht 1872 [gvd] <Frans |
egotrip activiteit ter verhoging van het zelfgevoel 1975 [R84] <Engels |
e-government besturen via het internet 2000 [nrc-h 22/5/2000] <Engels {1.4} |
eh* tussenwerpsel: ter uitdrukking van aarzeling 1840 [wnt wonder] {4.3} |
ei* vrouwelijke geslachtscel, kiem 1230-1231 [cg i 1, 18] |
ei* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1566-1568 [wnt] {4.3} |
eiderdons borstveren van de eidereend 1770 [Papillon] <IJslands {3.2} |
eidetisch m.b.t. de aanschouwing 1931 [Enc. handb. mod. denken (eidetiek)] <Duits |
eigen* van het subject 1100 [Willeram] |
eigen* wederkerend voornaamwoord 1624-1625 [wnt eigen i] {4.2} |
eigenaar bezitter 1508 [hws] |
eigenaardig een eigen karakter dragend 1764-1775 [wnt] <Duits {3.1} |
eigendom* wat men zijn eigen mag noemen 1268 [cg i 1, 123] |
eigengerechtig* naar eigen oordeel te werk gaand 1848-1875 [wnt] |
eigenlijk* waar, echt 1240 [Bern.] |
eigennaam* individuele naam 1477 [Teuth.] |
eigenschap bijbehorend kenmerk 1461 [mnw] <Duits |
eigenwijs ontoegankelijk voor raad 1466 [hws] <Nederduits {3.2} |
eigenzinnig zijn eigen zin volgend 1567 [wnt] <Duits |
eik* boomsoort 1137 [Künzel] {2.3} |
eikel* vrucht van de eikenboom 1240 [Bern.] {3.1} |
eikel* voorste deel van de penis 1686 [wnt] {4.4} |
eikel* scheldwoord: sukkel 1989 [Heestermans, Luilebol] {3.1} |
eiker* vrachtschip 1684 [wnt] {4.1.11} |
eiland land omgeven door water 1240 [Bern.] <Fries {3.2} |
eilieve* tussenwerpsel: als aansporing 1634 [wnt] {4.3} |
einde* laatste gedeelte 901-1000 [wps] |
eindigen* een eind nemen 1395 [hws] {3.1} |
einsteinium (kunstmatig) chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
eïs met een halve toon verhoogde e 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
eisen* verlangen 1240 [Bern.] |
eivol* stampvol 1816-1817 [wnt ei] {4.4} |
ejaculatie zaadlozing 1799 [wnt uitspuiten] <Frans {3.2} |
ejector uitwerper 1920 [Aanv wnt] <Engels |
ekster* zangvogel 1287 [cg NatBl] |
eksteroog* likdoorn 1350 [mnw] |
el* lengtemaat 1277 [cg i 1, 352] |
elan bezieldheid 1891 [Aanv wnt] <Frans |
[pagina 933]
[p. 933]
eland herkauwer 1456-1489 [mnw] <Duits {4.1.3} |
elandtest uitwijktest voor auto's 1997 [De Coster 1999] |
elastiek rekbare band 1838 [wnt weg ii] <Frans |
elders* bijwoord van plaats: niet hier 1514 [mnw] {1.2.4/3.1} |
eldorado paradijs 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
electoraat de kiezers 1961 [gvd] <Engels |
elefantiasis huidverdikking, knobbelmelaatsheid 1608 [wnt lazerij] <Latijn |
elegant bevallig 1784 [wnt wit i] <Frans |
elegantie bevalligheid 1548 [wnt redite] <Latijn |
elegie lyrisch dichtstuk 1616 [wnt] <Frans |
elektricien vakman op elektrisch gebied 1894 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
elektriciteit natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt 1736 [wnt] <Engels {3.2} |
elektrificeren voorzien van elektrische installaties 1914 [gvd] |
elektrisch m.b.t. elektriciteit 1786 [wnt] <modern Latijn |
elektrode geleider van elektrische stroom in elektrolyten en gassen 1859 [Aanv wnt] <Engels |
elektrolyse ontleding van chemische verbindingen d.m.v. elektriciteit 1862 [wnt rheo] <Frans |
elektromotor machine die beweegkracht geeft door elektrische stroom 1872 [wnt vonk i] {4.1.10} |
elektron elementair deeltje 1902 [wnt arbeid Suppl] <Grieks {3.2} |
elektronica elektronentechniek 1954 [wnt transistor] <modern Latijn |
elektronicus specialist in elektronica 1984 [gvd] <modern Latijn |
elektronisch werkend door vrije elektronen 1950 [wnt rekenmachine] |
element hoofdstof, eenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
element persoon in genoemde (negatieve) hoedanigheid 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal] |
elementair fundamenteel 1810 [wnt meetkunde] <Frans {3.2} |
elf* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
elf geest 1855-1857 [wnt] <Duits |
elfstedentocht* schaatswedstrijd langs de elf Friese steden 1909 [wp] {4.1.18} |
elft* beenvis 1351-1400 [mnw] |
eliminatie verwijdering 1847 [kku] <Frans |
elimineren verwijderen 1832 [wei] <Frans |
elisie wegvallen van letter 1669 [mey] <Frans |
elite het geselecteerde gedeelte 1824 [wei] <Frans |
elixer geneeskrachtige drank 1774 [wnt] <me Latijn {4.1.6} |
elk* onbepaald voornaamwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
elkaar, elkander* wederkerig voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
elkeen* onbepaald voornaamwoord 1615 [wnt] {4.2} |
elleboog* gewricht tussen beneden- en bovenarm 1240 [Bern.] {3.1} |
ellende* beroerdigheid 1285 [cg Rijmb.] |
ellepijp dikste bot in benedenarm 1867 [wnt] |
ellips ovaal 1749 [wnt weg i] <Latijn |
elmsvuur lichtjes door elektriciteit 1778 [wnt elmusvuur] |
el Niño periodieke warme golfstroom in de Stille Oceaan 1989 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.1} |
eloquent welsprekend 1583 [Aanv wnt] <Frans |
elpee langspeelplaat 1966 [Aanv wnt] <L {3.4} |
els* boomsoort 772-776 [Künzel] {2.3} |
els* priem 1240 [Bern.] {1.2.4} |
e-mail elektronische post 1991 [Van der Neut, Stappenplan bij het Project Ned.-Frankrijk] <Engels {4.1.17} |
email glazuur 1562 [Claes] <Frans |
emancipatie gelijkstelling voor de wet 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
emanciperen mondig verklaren 1570 [wnt] <Frans |
emballage verpakking 1745 [mey] <Frans |
embargo beslaglegging 1808 [wnt] <Spaans {3.2} |
embargo publicatieverbod 1961 [gvd] <Engels |
embleem zinnebeeld, herkenningsteken, zinnebeeldige plaat 1625 [wnt] <Frans of Latijn |
embolie verstopping van bloedvat 1896 [Aanv wnt] |
embonpoint gezetheid 1816 [Aanv wnt] <Frans |
embouchure mondstuk van blaasinstrument 1824 [wei] <Frans |
embryo kiem 1824 [wei] <modern Latijn |
emenderen verbeteren 1552 [Apherdianus 38r] <Frans |
emergency dringende noodzaak 1992 [gvd] <Engels |
emeritus zijn ambt neergelegd hebbend 1658 [wnt] <Latijn {4.1.4} |
emfyseem zwelling 1824 [wei] <modern Latijn |
emigrant landverhuizer 1741 [wnt] <Frans |
emigreren uitwijken naar ander land 1650 [Claes] <Frans |
[pagina 934]
[p. 934]
eminent voortreffelijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
eminentie titel van kardinalen 1654 [wnt] <Latijn |
emir Arabisch opperhoofd 1619 [Courante uyt Italien, 19 jun. 1a] <Arabisch {3.2} |
emissie uitgifte van obligaties e.d. 1886 [kku] <Frans |
emmentaler kaassoort 1866 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6} |
emmer vat 1240 [Bern.] <Latijn |
emmeren zaniken 1914 [gvd] |
emmy onderscheiding voor televisie 1984 [gnn] <Engels |
emoe loopvogel 1596 [De Jonge ii, 339] <Engels {3.2} |
emolumenten bijkomende verdiensten 1660 [wnt] <Frans |
emotie gemoedsbeweging 1824 [wei] <Frans |
emotioneel vatbaar voor ontroering 1894-1908 [wnt] <Frans |
empathie inlevingsvermogen 1968 [kwt] <Engels |
empire (stijl van) het eerste Franse keizerrijk 1912 [kku] <Frans |
empiricus iem. met alleen door ondervinding opgedane kennis 1824 [wei] <Latijn |
emplacement terrein bij station 1905 [wnt] <Frans |
emplooi bezigheid 1627 [wnt] <Frans |
employability brede inzetbaarheid van werknemers 1996 [De Coster 1999] <Engels |
emulgeren tot een emulsie maken 1793 [Aanv wnt] <Latijn |
emulsie melkachtige oplossing 1761 [hou i, 1, 259] <Frans |
en* nevenschikkend voegwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2} |
encadreren inlijsten 1824 [wei] <Frans |
encanailleren, zich omgaan met mensen beneden zijn stand 1697 [wnt kittebroer] <Frans |
enchilada gevulde gebakken tortilla 1999 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
enclave door vreemd gebied omsloten terrein 1824 [wei] <Frans |
enclise aansluiting van woord bij ander woord 1847 [kku] <Frans |
encycliek pauselijke zendbrief 1865 [Aanv wnt] <Latijn |
encyclopedie beschrijvend woordenboek 1654 [Claes] <Frans |
endeldarm* laatste deel van darm 1434-1436 [hws] |
endemisch niet elders voorkomend 1821 [Aanv wnt] <Frans |
endocrien met inwendige afscheiding 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii] |
endogeen uit het binnenste voortkomend 1886 [kku] |
endorfine morfineachtige substantie 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
endoscoop instrument om in lichaamsholten te kijken 1886 [kku] |
endosseren overdragen van wissel door aantekening op achterkant 1651 [wnt] <Frans |
energie veerkracht, arbeidsvermogen 1668 [Koerbagh] <Frans |
enerveren op de zenuwen werken 1903 [wnt welstand] <Frans |
enfant terrible flapuit 1874 [Aanv wnt] <Frans |
enfin tussenwerpsel: kortom 1646 [wnt] <Frans {4.3} |
eng* bouwland 801 [Künzel] {2.3} |
eng* nauw 1240 [Bern.] |
eng* griezelig 1896 [wnt zeilen i] |
engageren (als artiest) verbinden aan 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
engel bode van God 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn |
engerling larve van meikever 1766 [hou i, 9, 215] <Duits |
en gros bijwoord: in het groot 1824 [wei] <Frans |
enig* onbepaald voornaamwoord 1230-1231 [cg i 1, 19] {4.2} |
enigma raadsel 1824 [wei] <Latijn |
enjambement overloop van versregels 1824 [Aanv wnt] <Frans |
enkel* voetgewricht 1351-1400 [mnw] {3.1} |
enkel* alleen, enig in zijn soort 1351-1400 [hws] {4.2} |
enkelvoud* vorm van woord die aangeeft dat er slechts van één exemplaar sprake is 1805 [Weiland, Spraakkunst] |
enorm bijzonder groot 1477 [hws] <Frans of Latijn |
enormiteit grote blunder 1898 [wnt] <Frans |
enquête onderzoek 1494 [wnt] <Frans |
ensceneren in scène zetten 1921 [wnt apotheose Suppl] |
ensemble het geheel 1824 [wei] <Frans |
ensemble muziekgezelschap 1929 [Aanv wnt] <Frans |
entameren in behandeling nemen 1932 [Aanv wnt] <Frans |
enten een loot op een andere boom bevestigen 1240 [Bern.] <Frans |
[pagina 935]
[p. 935]
entente overeenkomst 1865 [kvw] <Frans |
enter* eenjarige koe 1599 [Kil.] {3.1/4.1.3} |
enteren een vijandig schip beklimmen 1571 [wnt] <Spaans {3.2} |
enteren de enterknop indrukken 1999 [R99] <Engels |
entertainment amusement 1953 [De Vooys] <Engels |
enthousiasme geestdrift 1784 [wnt] <Frans |
enthousiast geestdriftig 1788 [wnt] <Frans |
entiteit het wezenlijke 1824 [wei] <Frans |
entourage omgeving 1824 [wei] <Frans |
entozoön endoparasiet 1847 [kku] |
entr'acte pauze tussen twee bedrijven 1832 [wei] <Frans |
entrecote stuk vlees van tussen de ribben 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
entree intrede, ingang 1467-1490 [hws] <Frans |
entree toegangsprijs 1824 [wei] |
entremets tussengerecht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.6} |
entrepot opslagplaats 1819 [wnt] <Frans |
entropie maatstaf voor de wanorde in een systeem 1902 [Vivat's Enc.] |
envelop(pe) briefomslag 1817 [wnt theeboei] <Frans |
enzovoort(s)* woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is 1624 [wnt zenuwig] |
enzym ferment 1895 [Aanv wnt] <Duits |
Eoceen geologisch tijdperk 1844 [Aanv wnt] <Engels |
Eolithicum geologisch tijdperk 1922 [Aanv wnt] <modern Latijn |
eon onafzienbare tijdruimte 1832 [wei] <modern Latijn |
Eozoïcum geologische periode 1935 [Kath. Enc.] <modern Latijn |
epateren overdonderen 1921 [Aanv wnt] <Frans |
epaulet schouderbelegsel 1806 [Verz. v.W. v.d. Kon. v. Holl. 1,139] <Frans {3.2} |
epibreren niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten waarvan men de indruk wil wekken dat ze belangrijk zijn 1954 [Vd Sijs 1996] {1.2.5/4.4} |
epicentrum middelpunt van aardbeving 1886 [kku] <modern Latijn {1.2.6} |
epidemie besmettelijke ziekte, plaag 1400 [mnw] <me Latijn |
epidermis opperhuid 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
epiek verhalende poëzie 1884 [Aanv wnt] <Latijn |
Epifanie feest van de verschijning van Christus 1668 [Koerbagh] <Latijn {4.1.7} |
epifyse pijnappelklier 1929 [kwt] <Frans |
epigoon navolger 1867 [Aanv wnt] <Frans |
epigram puntdicht 1582 [Aanv wnt] <Frans |
epilepsie vallende ziekte 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
epileren ontharen 1914 [Aanv wnt] <Frans |
epiloog slotrede 1824 [wei] <Frans |
episch m.b.t. de verhalende poëzie 1824 [wei] |
episcopaal bisschoppelijk 1720 [mey] <Frans |
episcopaat bisschoppelijke waardigheid 1824 [wei] <Latijn |
episode op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis 1824 [wei] <Frans |
epistel brief 1240 [Bern.] <Latijn |
epistemologie kennisleer 1931 [Enc. handb. mod. denken] |
epitheel bekleedsel van organen 1847 [kku] <modern Latijn |
epitheton bijnaam 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
epizoën in of op de huid van dieren levende insecten 1886 [kku] |
epo eiwithormoon gebruikt als doping 1997 [De Coster 1999] {4.1.6} |
epoche tijdperk 1720 [mey] <Latijn |
eponiem woord dat is afgeleid van een eigennaam 1981 [Sanders 1993] <Frans {3.2} |
epos heldendicht 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
epoxy kunsthars 1955 [wp] <Engels |
epsilon vijfde letter van het Griekse alfabet 1873 [wp] <Grieks {3.2} |
equator evenaar 1598 [wnt] <Latijn |
equinox dag- en nachtevening 1847 [Aanv wnt] <Frans |
equipage paard met rijtuig 1734 [wnt] <Frans {4.1.10} |
equipage scheepsbemanning 1803 [wnt] <Frans {3.2} |
equipe sportploeg 1929 [kwt] <Frans |
equiperen toerusten 1632 [wnt] <Frans |
equivalent gelijkwaardig 1650 [mey] <Frans |
er* bijwoord van plaats 1237 [cg i 1, 32] |
era tijdrekening, periode 1824 [wei] <Latijn |
erbarmen, zich medelijden betonen 1477 [Teuth.] <Duits |
erbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn |
erectie oprichting van de penis 1850 [wnt zaad] <Latijn {1.2.3} |
eren* eerbied bewijzen 1100 [Willeram] |
ereprijs plantengeslacht 1554 [Dod.] <Duits |
erewoord belofte met eer als onderpand 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
erf erfdeel, grond behorend bij huis 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5} |
[pagina 936]
[p. 936]
erfenis* wat men erft 1399 [mnw] {3.1} |
erfgenaam op wie een nalatenschap overgaat 1284 [vmnw] <? {3.5} |
erfvijand gezworen vijand 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
erg* slecht 901-1000 [wps] |
erg* bijwoord van graad: zeer 1866 [wnt] |
erg eenheid van arbeid 1907 [wp] |
ergens* bijwoord van plaats 1285 [mnw] {3.1} |
ergeren* aanstoot geven of nemen 1240 [Bern.] |
ergernis* irritatie 1566-1568 [wnt] {3.1} |
ergo bijwoord van causaliteit: derhalve 1540 [wnt verkleining] <Latijn |
ergonomie studie van werkomstandigheden 1961 [gvd] |
ergotherapie oefening om uitgevallen functies weer op te wekken 1955-1956 [Aanv wnt] |
erica dopheide 1889 [wnt rose] <me Latijn |
erkennen inzien 1376-1400 [mnw] <Duits |
erkentelijk dankbaar 1626 [wnt] <Duits |
erkentenis* besef van bestaan of waarheid van iets 1604 [wnt] {3.1} |
erker uitbouw 1901 [wnt] <Duits |
erlang eenheid van dichtheid van telefoonverkeer 1961 [gvd] |
erlenmeyer laboratoriumkolf 1949 [ensie iv, 333] |
ernst* serieuze gestemdheid, oprechtheid 1100 [Willeram] |
eroderen afslijpen 1650 [mey] <Frans |
erogeen gevoelig voor erotische prikkels 1923 [Aanv wnt] |
erosie afslijting van land 1669 [mey] <Frans |
erotiek het geheel van gevoelens van zinnelijke liefde 1895 [Broeckaert] <Frans |
erotisch m.b.t. de zinnelijke liefde 1782 [wnt] <Duits |
erotogeen erogeen 1955-1956 [Aanv wnt] |
erratum drukfout 1676 [wnt vinden] <Latijn |
ersatz vervangingsmiddel 1919 [kwt] <Duits {3.2} |
erts metaal bevattende delfstof 1556 [wnt] <Duits |
erudiet uitgebreide kennis en smaak bezittend 1824 [wei] <Frans |
eruditie geleerdheid 1824 [wei] <Frans |
eruptie uitbarsting 1650 [mey] <Frans |
ervaren ondervinden 1420 [mnw] <Duits |
erven* door erfenis verkrijgen 1263-1264 [cg i 1, 83] |
erwt* een plantenzaad, ook als voedsel 1240 [Bern.] {4.1.6} |
erwtensoep soep van groene erwten 1778 [wnt erwt] {4.1.6} |
erytrocyt rood bloedlichaampje 1923 [Aanv wnt] |
es* loofboom 860 [Künzel] {2.3} |
esbattement rederijkerstoneelstuk 1500 [Den spieghel der salicheit van Elckerlijc, a2] <Frans {4.1.15} |
escadrille groep vliegtuigen 1919 [kwt] <Frans {4.1.14} |
escalatie het van stap tot stap groeien van een conflict 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels |
escaleren steeds ernstiger worden 1969 [Aanv wnt] |
escapade dwaze streek 1824 [wei] <Spaans {3.2} |
escapisme vluchtgedrag 1955 [Aanv wnt] <Engels |
escargot wijngaardslak 1952 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
eschatologie leer van de laatste dingen 1847 [kku] <Frans |
escort callgirl 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
escorte gewapend geleide 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
escudo munteenheid van Portugal en Kaapverdië, vroeger ook van Spanje, Mexico en diverse Zuid-Amerikaanse landen 1832 [wei] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.12} |
esculaap embleem van geneeskundigen 1615 [wnt artsenij Suppl] <Frans |
eskader vlootafdeling 1631-1634 [wnt] <Frans {4.1.14} |
eskadron afdeling ruiterij 1580 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
esoterisch geheim 1821 [Aanv wnt] <Frans |
esp* ratelpopulier 870 [Künzel] {2.3} |
espadrille schoen met touwzool 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9} |
espagnole Spaanse dans 1847 [kku] <Frans {4.1.15} |
esplanade wandelplein 1821 [Aanv wnt] <Frans |
espressivo met veel gevoel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
espresso zwarte koffie 1955 [Stoop] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
esprit geest 1821 [Aanv wnt] <Frans |
essay verhandeling 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
essence aromatisch aftreksel 1715 [wnt] <Frans |
essentie het wezen 1501-1550 [Mak] <Latijn |
establishment heersend bestel, heersende klasse 1969 [R75] <Engels |
estafetteloop snelheidswedstrijd tussen verschillende teams 1920 [wnt z.j.] {4.1.18} |
[pagina 937]
[p. 937]
ester scheikundige verbinding 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <Duits |
estheet kunstgevoelige 1950 [gvd] <Frans |
estuarium trechtervormige riviermonding 1901 [kui] <Latijn |
etablissement onderneming, inrichting 1703 [wnt stokhouder] <Frans |
etage verdieping 1786 [wnt trap i] <Frans |
etalage uitstalkast 1824 [wei] <Frans |
etappe afstand tussen twee rustpunten 1832 [wei] <Frans |
et cetera, etc. enzovoorts 1570 [wnt achten Suppl] <Latijn |
eten* nuttigen 901-1000 [wps] |
eterniet asbestcementlei 1917 [wnt plafond] |
ethaan gasvormige koolwaterstof 1925 [Oosthoek's geïll. enc. ii] |
ether verdovende vloeistof 1778 [wnt] <Duits |
ether (boven)lucht 1778 [wnt] <Duits |
etherisch vergeestelijkt 1855 [kku] <Duits |
ethiek zedenleer 1667 [wnt volk] <Latijn |
ethologie gedragsbeschrijving 1824 [wei] <Latijn |
ethos zedelijke houding 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
ethyl koolwaterstofgroep 1863 [kku aethyl] |
etiket label 1824 [wei] <Frans |
etiquette omgangsvormen 1764 [wnt drukletter] <Frans |
etmaal* 24 uur 1289 [cg I2, 1343] {3.1/4.1.7} |
etnisch volkenkundig 1880 [Aanv wnt] <Frans |
etnografie beschrijvende volkenkunde 1824 [wei] |
ets door etsen verkregen voorstelling 1866 [wnt] |
etsen in metaal laten uitbijten 1573 [Claes] <Duits |
ettelijke onbepaald voornaamwoord 1443-1451 [mnw] <Duits {4.2} |
etter* pus 1240 [Bern.] {1.2.3} |
etter scheldwoord 1914 [gvd] <Frans {1.2.3} |
etude muzikale studie 1847 [kku] <Frans |
etui koker 1670 [wnt] <Frans |
etymologicon etymologisch woordenboek 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
etymologie woordafleidkunde 1521 [Mak] <Frans |
eucalyptus plantengeslacht 1868 [Aanv wnt] <modern Latijn |
eucharistie Heilige Sacrament 1669 [mey] <Frans |
eufemisme verhullend woord 1824 [wei] <Frans of Latijn |
euforie gevoel van welbehagen 1832 [wei] <Frans of modern Latijn |
eugenese rasverbetering 1919 [Aanv wnt] |
eunuch ontmande (als vrouwenoppasser in harem) 1615 [wnt vervatten] <Latijn |
eureka, heureka tussenwerpsel: uitroep bij ontdekking 1847 [kku] <Grieks {3.2/4.3} |
euro vanaf 1999 munteenheid van de eu, vanaf 2002 als betaalmiddel 1995 [De Coster 1999] {1.2.2/4.1.12} |
europium chemisch element 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii] <modern Latijn |
eustachiusbuis buis in het oor 1847 [kku] |
euthanasie het bespoedigen van de dood bij ongeneeslijk zieken 1824 [wei] <Frans |
euvel* kwaad 901-1000 [wps] |
evacuatie ontruiming 1560 [Aanv wnt] <Frans |
evacueren ontruimen 1650 [mey] <Frans |
evalueren schatten 1650 [mey] <Frans |
evangelie elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament 1240 [Bern.] <Latijn |
evangelisch volgens het evangelie 1550 [hws] <Frans |
evangeliseren het evangelie verkondigen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
evangelist schrijver van een evangelie, verkondiger van het evangelie 1240 [Bern.] <Frans {4.1.8} |
evaporatie verdamping 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois 39, 241] <Frans |
evaporeren uitwasemen 1514 [Aanv wnt] <Frans |
evasie ontwijking 1669 [mey] <Frans |
even* bijwoord van graad: in gelijke mate 1240 [Bern.] |
even* door twee deelbaar 1467 [mnw] |
even* bijwoord van tijd: ogenblik 1659-1673 [wnt] {4.1.7} |
evenaar equator 1585 [Claes Tw. 9] |
evenaren gelijkwaardig zijn 1710 [wnt wierook] |
evenbeeld die sprekend lijkt op een ander 1557 [wnt] <Duits |
eveneens* bijwoord van modaliteit: ook 1857 [wnt] {3.1} |
evenement gebeurtenis 1668 [Koerbagh] <Frans |
evenknie* gelijke (in stand) 1303 [mnw] |
eventing bepaalde paardenwedstrijd: military 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18} |
eventualiteit mogelijkheid dat iets gebeurt 1847 [kku eventus] <Frans |
eventueel mogelijkerwijs 1816 [Aanv wnt] <Frans |
[pagina 938]
[p. 938]
evenwicht* toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans 1642 [wnt waag i] |
ever* hoefdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
evergreen populair blijvend lied 1965 [R75] <Engels |
evident zonneklaar 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
evidentie klaarblijkelijkheid 1650 [mey] <Frans |
evocatie het voor de geest roepen 1650 [mey] <Frans |
evocatief beeldend 1939 [wnt treffen] <Latijn |
evolueren ontwikkelen 1824 [wei] <Frans |
evolutie ontwikkeling 1896 [wnt] <Frans |
evviva tussenwerpsel: leve! 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.3} |
ex voormalig echtgenoot of echtgenote 1982 [R84] <Engels {4.1.4} |
exact nauwkeurig 1652 [wnt] <Frans |
exaltatie geestvervoering 1294 [cg I3, 2074] <Frans |
examen onderzoek naar iemands kennis 1477 [hws] <Latijn |
examinandus degene die geëxamineerd moet worden 1847 [kku] <Latijn |
excellent voortreffelijk 1450 [mnw] <Frans |
excellentie titel van hoge staatsdienaar 1583 [wnt] <Latijn |
excelleren uitmunten 1650 [mey] <Frans |
excentriek buitenissig 1830 [wnt] <Frans |
exceptie uitzondering 1467-1490 [hws] <Frans |
exceptioneel uitzonderlijk 1839 [Aanv wnt] <Frans |
excerperen een uittreksel maken 1650 [mey] <Latijn |
excerpt uittreksel 1787 [wnt woord i] <Latijn |
exces buitensporigheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
exclamatie uitroep 1650 [mey] <Frans |
exclusief iets anders uitsluitend 1824 [wei] <Frans |
excommunicatie kerkban 1529 [wnt verwaten i] <Frans |
excommuniceren in de kerkban doen 1540 [hws] <Latijn |
excrement ontlasting 1650 [mey] <Latijn {4.4} |
excretie lichaamsafscheiding 1668 [Koerbagh] <Frans of Latijn |
excursie uitstapje 1816 [Aanv wnt] <Frans |
excusabel te verontschuldigen 1669 [mey] <Frans |
excuseren verontschuldigen 1353 [hws] <Frans |
excuus verontschuldiging 1546 [hws] <Frans |
executeren (vonnis) voltrekken 1454 [hws] <Frans |
executeur uitvoerder 1476-1500 [hws] <Frans |
executie uitvoering 1299 [cg i Brugge] <Frans |
executie terechtstelling, uitvoering van doodvonnis 1992 [gvd] <Engels |
exegeet bijbelverklaarder 1824 [wei] <Frans {4.1.8} |
exegese bijbelverklaring 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
exemplaar stuk 1641 [wnt] <Frans |
exemplair voorbeeldig 1692 [wnt regretteeren] <Frans |
exerceren militair oefenen 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans |
exercitie militaire oefening 1691 [wnt] <Latijn |
exhibitie tentoonstelling 1650 [mey] <Frans |
exhumatie opgraving van een lijk 1847 [kku] <Frans |
exil ballingschap 1824 [wei] <Frans |
existentie het bestaan 1650 [mey] <me Latijn |
existeren bestaan 1650 [mey] <Frans |
exit hij gaat af (van toneel) 1847 [kku] <Latijn |
exit uitgang 1950 [gvd] <Engels |
ex-libris eigendomsmerk voor boeken 1886 [kku] <Latijn |
exocet raket die met radar zijn doel zoekt 1992 [gvd] <Engels of Frans {3.2/4.1.14} |
exodus uittocht 1528 [wnt uitgang] <Latijn |
exogeen van buitenaf komend 1847 [kku] |
exoniem eigen vorm in een taal voor een buitenlandse aardrijkskundige naam 1986 [koe] |
exoot uitheemse plant of dier 1935 [Kath. Enc.] |
exorbitant buitensporig 1596 [Aanv wnt] <Frans |
exorciseren geesten uitdrijven 1569 [Aanv wnt] <Frans |
exorcist duivelbanner 1565 [Aanv wnt] <Frans |
exosfeer luchtzone boven 1000 km 1976 [wp] |
exoterisch ook voor oningewijden bestemd 1824 [wei] <Frans |
exotisch uitheems 1824 [wei] <Frans |
expanderen uitbreiden 1658 [mey] <Latijn |
expansief betrekking hebbend op expansie 1824 [wei] <Frans |
expeditie verzending van goederen 1450 [hws] <Frans |
expeditie onderzoekstocht 1607 [wnt] <Frans |
experiment proefneming 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
experimenteel proefondervindelijk 1824 [wei] <Frans |
experimenteren een proef nemen 1546 [hws] <Frans |
expert deskundige 1829 [wnt] <Frans |
expiratie afloop, beëindiging 1512 [hws] <Frans |
[pagina 939]
[p. 939]
expireren eindigen, aflopen 1450 [hws] <Frans |
explicatie uitleg 1649 [Aanv wnt] <Frans |
expliceren uitleggen 1635 [Aanv wnt] <Latijn |
expliciet uitdrukkelijk 1669 [mey] <Frans of Latijn |
expliciteren met zoveel woorden zeggen 1976 [gvd] <Frans |
exploderen ontploffen 1824 [wei] <Frans |
exploiteren winstgevend maken 1886 [wnt] <Frans |
exploot betekening 1482 [hws] <Frans |
exploratie verkenning 1669 [mey] <Frans |
exploreren doorzoeken (van gebied) 1623 [Aanv wnt] <Frans |
explosie ontploffing 1793 [Aanv wnt] <Frans |
exponent getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren een product bestaat 1740 [wnt proportie] <Latijn |
exponent kenmerkend vertegenwoordiger 1950 [gvd] <Engels |
exporteren uitvoeren 1808 [wnt partij] <Frans {1.2.3/3.2} |
exporteren uitvoeren van computergegevens 1999 [R99] <Engels {1.2.3} |
exposant die tentoonstelt 1875 [Aanv wnt] <Frans |
exposé overzicht 1824 [wei] <Frans |
exposeren tentoonstellen 1824 [wei] <Frans |
expositie tentoonstelling 1824 [wei] <Frans |
exposure aandacht van de media voor een product 1989 [Peptalk] <Engels |
expres met opzet 1824 [wei] <Frans |
expressie uitdrukking 1680 [Aanv wnt] <Frans |
expressief sterk sprekend 1824 [wei] <Frans |
expressionisme kunstrichting 1912 [Aanv wnt] <Frans |
expres(trein) zeer snelle trein 1864 [wnt express] <Engels {4.1.10} |
expulsie uitdrijving 1650 [mey] <Frans |
exquis voortreffelijk 1650 [mey] <Frans |
extase geestvervoering 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1915, 1, 196] <Frans |
extatisch in vervoering 1847 [kku] <Frans |
extensie uitbreiding 1559 [Aanv wnt] <Frans |
exterieur uiterlijk, buitenkant 1669 [mey] <Frans |
extern uitwonend, buiten iets liggend 1669 [mey] <Frans |
exterritoriaal buiten het staatsgebied vallend 1832 [wei] |
extra boven het gewone, bijzonder 1738 [wnt] <Latijn |
extract uittreksel 1660 [wnt] <Latijn |
extract aftreksel 1778 [wnt] <Latijn |
extractie het extraheren 1568 [Kool] <Frans |
extraheren uittrekken 1477 [hws] <Latijn |
extramuraal buiten het gebouw plaatshebbend 1976 [gvd] |
extraneus examenstudent 1819 [Aanv wnt] <Latijn |
extraordinair buitengewoon 1503 [hws] <Frans |
extrapoleren uit bekende termen daarbuiten liggende termen berekenen 1925 [Aanv wnt] |
extra-uterien buitenbaarmoederlijk 1886 [kku] <Frans |
extravagant buitensporig 1650 [mey] <Frans |
extravert naar buiten gekeerd 1935 [Kath. Enc.] |
extreem uiterst 1544 [hws] <Frans |
extremiteit uiterste, uiteinde 1650 [mey] <Frans |
extrinsiek niet wezenlijk, nominaal 1910 [Aanv wnt] <Frans |
extrovert naar buiten gekeerd 1938 [Van Essen] |
exuberant overdadig 1824 [wei] <Frans |
ex-voto geloftegeschenk 1824 [wei] <Latijn |
eyeliner stift voor accentueren van oogranden 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels |
eye-opener openbaring 1989 [Peptalk] <Engels |
ezel paardachtige 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.3} |
ezel schildersezel 1654 [wnt] {1.2.3} |
ezelin wijfjesezel 1240 [Bern.] |
ezelsbruggetje hulpmiddel om iets te onthouden 1682 [wnt ezel] {1.2.5} |
ezelsoor omgevouwen hoek 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
e-zine elektronisch tijdschrift 1996 [Alg. Dagblad 3/12/96] <Engels {1.2.1} |
fa muzieknoot 1350 [mnw] |
faam reputatie, roem 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans |
fabel vertelling, verzinsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
fabricage het vervaardigen 1807 [In Notificatie van de Leidse politie] {3.3} |
fabricatie het vervaardigen 1705 [wnt uitroeien i] <Frans |
fabriceren vervaardigen 1593 [wnt verblijven] <Frans |
fabriek industrieel bedrijf 1764-1775 [wnt] <Frans {1.2.5} |
fabrikant eigenaar van een fabriek 1782 [Picarta: titel van D. Schuurman] <Frans |
fabuleus fabelachtig 1650 [mey] <Frans |
façade voorgevel 1695 [Aanv wnt] <Frans |
facelift het optrekken van gezichtshuid 1937 [Aanv wnt] <Engels |
facet aspect, kant 1901 [wnt] <Frans |
[pagina 940]
[p. 940]
faciaal m.b.t. het gelaat 1847 [kku facies] <Frans |
facie gezicht (tegenwoordig minachtend) 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.3} |
faciliteit hulpmiddel 1881 [Aanv wnt] <Frans |
facsimile nauwkeurige nabootsing 1824 [wei] |
factie politieke groep 1596 [Linschoten 162] <Frans |
factie fictie gebaseerd op ware gebeurtenissen 1997 [De Coster 1999] <Engels |
factor in de wiskunde: vermenigvuldiger 1821 [wnt] <Latijn |
factor element 1856 [wnt] <Latijn |
factorij filiaal van handelsonderneming in buitenland 1663 [wnt] |
factoring het verzorgen van de inning door een financiële instelling 1974 [Posthumus] <Engels |
factotum manusje-van-alles 1605 [wnt schransen] <Frans |
factuur rekening voor geleverde goederen 1600 [De Jonge i, 238] <Frans |
facultatief aan eigen verkiezing overlatend 1847 [kku] <Frans |
faculteit hoofdafdeling van universiteit 1710 [wnt] <Frans |
fading sluiereffect 1929 [kwt] <Engels |
fado melancholiek Portugees lied 1933 [Aanv wnt] <Portugees {3.2} |
faëton rijtuigje 1731-1735 [wnt] <Engels {3.2/4.1.10} |
fagocyt wit bloedlichaampje, eetcel 1912 [kku] |
fagot blaasinstrument 1599 [Kil.] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
Fahrenheit bepaalde thermometerschaal 1736 [wnt thermometer] <Duits |
faience soort aardewerk 1824 [wei] <Frans |
failliet bankroet 1844 [wnt] <Frans |
faillissement het failliet gaan of zijn 1582 [wnt] {3.3} |
fair eerlijk 1887 [wnt unfair] <Engels |
fake namaak 1965 [R75] <Engels |
fakir boetende bedelmonnik 1788 [Toll.] <Arabisch of Frans {3.2} |
fakkel toorts 1240 [Bern.] <Latijn |
falafel gerecht van gefrituurde erwtjes, uien en kruiden 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
falanx slagorde 1824 [wei] <Latijn |
falderappes gespuis 1701-1725 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
falen in gebreke blijven, mislukken 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
faliekant verkeerd, mis 1727 [Tuinman] |
fall-out radioactieve neerslag 1964 [Ferrée, In en uit 59] <Engels |
fallus mannelijk lid in erectie 1832 [wei] <Latijn {3.2/4.4} |
falset stemregister 1564 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
falsificatie vervalsing 1650 [mey] <Frans |
fameus vermaard 1488 [hws] <Frans |
familiair, familiaar gemeenzaam 1560 [wnt] <Latijn |
familiariteit te grote vertrouwelijkheid 1567 [wnt] <Frans |
familie gezin, bloedverwanten 1566-1568 [wnt] <Frans {5} |
familie Doorsnee doorsneegezin 1954 [De Coster 1999] {4.4} |
fan ventilator 1931 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
fan bewonderaar 1947 [kwt jazz-fan] <Engels |
fanatiek bezeten 1796 [wnt] <Frans {3.2} |
fancy-fair liefdadigheidsbazaar 1855 [kku] <Engels |
fandango Spaanse volksdans 1806 [wnt quadrille] <Spaans {3.2/4.1.15} |
fanfare muziekstuk voor koper 1655 [wnt] <Frans |
fanmail van fans ontvangen correspondentie 1942 [kwt] <Engels |
fantasie verbeeldingskracht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fantasmagorie geestverschijning 1824 [wei] <Frans |
fantast iem. met sterke fantasie 1599 [Kil.] <Duits |
fantastisch niet werkelijk, onwerkelijk goed e.d. 1824 [wei] <Frans |
fantoom spook 1287 [cg NatBl] <Frans |
farad eenheid van elektrische capaciteit 1894 [wnt watt] |
farao naam van Egyptische koningen 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
farce dwaze grap 1617 [wnt] <Frans |
farizeeër schijnheilige 1808-1816 [wnt geldzuchtig] <Duits {4.1.8} |
farm particulier landbouwbedrijf 1847 [kku] <Engels |
farmaceut apotheker 1847 [kku] <Latijn {4.1.13} |
farmacie artsenijbereidkunde, apotheek 1689 [Picarta: titel van C. Bontekoe] <Frans |
faro Zuid-Nederlandse biersoort 1528 [wnt] {4.1.6} |
faro kaartspel 1699 [wnt] {4.1.18} |
fascineren sterk boeien 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
[pagina 941]
[p. 941]
fascisme politiek systeem 1923 [Picarta: titel van N.J.C.M. Kappeijne van de Coppello] <Italiaans {3.2} |
fase schijngestalte van planeet, stadium 1824 [wei] <Frans |
fashion mode 1847 [kku] <Engels |
fashionable naar de mode 1840 [Kolfin, Van de slavenzweep 157] <Engels |
fastfood gemaksvoedsel 1984 [R84] <Engels {4.1.6} |
fat modegek, dandy 1698 [wnt kwibus] <Frans |
fataal noodlottig 1603 [wnt] <Frans |
fatalisme geloof in noodlot 1800 [wnt uitvloeisel] <Frans {3.2} |
fata morgana luchtspiegeling 1808 [wnt gewaand] <Italiaans {3.2} |
fatsoen welgemanierdheid 1714 [wnt] <Frans |
fatsoensrakker zedenmeester 1935 [Aanv wnt] {4.4} |
fatwa door een islamitisch rechtsgeleerde geformuleerd decreet 1989 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2} |
faun bos- en veldgod 1579 [wnt aanrecht] <Latijn |
fauna dierenwereld 1822 [Aanv wnt] |
fauteuil leunstoel 1776 [wnt vis-à-vis] <Frans {4.1.9} |
fauvisme richting in schilderkunst 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
favorabel gunstig 1370-1378 [hws] <Frans |
favoriet gunsteling 1650 [mey] <Frans |
favoriseren begunstigen 1467-1490 [hws] <Frans |
favus hoofdzeer 1901 [kui] <Latijn |
fax systeem van telecommunicatie 1982 [R84] <Engels {4.1.17} |
fazant hoendervogel 1287 [cg NatBl] <Frans {1.2.4} |
feature iets speciaals 1925 [De Telegraaf 13/12/25, 13] <Engels |
februari tweede maand 1376 [Claes] <Latijn {4.1.7} |
fecaliën uitwerpselen 1876 [wnt utiliseeren] <Latijn {4.4} |
feces uitwerpselen 1778 [wnt gist] <me Latijn {4.4} |
federatie bond 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
fee vrouwelijke sprookjesfiguur 1871 [wnt] <Frans |
feedback terugkoppeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
feeëriek toverachtig 1922 [Aanv wnt] <Frans |
feeks lastige vrouw 1607 [wnt] <Fries {3.2} |
feeling intuïtie 1946 [Aanv wnt] <Engels |
feest viering 1265-1270 [vmnw] <Frans of Latijn |
feil fout 1573 [Claes] <Frans |
feit daad, wat werkelijk is 1294 [cg i Brugge] <Frans |
fel hevig, vurig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
felgeel knalgeel 1901 [wnt koepel] {4.1.5} |
feliciteren gelukwensen 1688-1696 [wnt] <Frans {1.2.5} |
fellatie het pijpen 1970 [gvd Suppl.] <modern Latijn |
felsen metalen platen omvouwen en vastslaan 1860 [wnt] <Duits |
femel mannelijke hennep 1401-1500 [mnw] <Frans |
femelen zoetsappig zeuren 1866 [wnt] |
femininum vrouwelijk geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn |
feminisme vrouwenbeweging 1899 [dbl] <Frans |
feng shui bepalen van gunstige omstandigheden voor de vestiging van een gebouw 1975 [wp (tauïsme)] <Chinees {3.2} |
feniks mythische vogel 1301-1325 [hws] <Latijn |
fennek hondachtige 1902 [Vivat's Enc. 4:2736] <Arabisch {3.2/4.1.3} |
fenol carbolzuur, hydroxybenzeen 1881 [wnt phenol] |
fenologie leer van de invloed van het klimaat 1917 [kwt] |
fenomeen verschijnsel 1778 [wnt] <Frans |
fenotype verschijningsvorm 1926 [kwt] |
feodaal tot het leenstelsel behorend 1650 [Claes] <Frans |
ferm flink 1815 [wnt] <Frans |
fermate rustpunt 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
ferment giststof 1668 [Koerbagh] <Frans |
fermentatie gisting 1777 [wnt verrotting] <Frans |
fermenteren gisten 1668 [Koerbagh] <Frans |
fermium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
ferry veerboot 1857 [wnt pol i] <Engels {4.1.11} |
fervent vurig 1832 [wei] <Frans |
festijn feest(maal) 1672 [wnt] <Frans |
festival groot (muziek)feest 1872 [gvd] <Engels |
festiviteit feestelijkheid 1764 [wnt] <Frans |
festoen guirlande 1617 [wnt af Suppl] <Frans |
feston ornament (in bouwkunde), guirlande 1549 [wnt usance] <Frans |
feta zachte witte kaas 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
fêteren vieren, onthalen 1824 [wei] <Frans |
[pagina 942]
[p. 942]
fetisj vereerd voorwerp 1602 [wnt fetisch] <Frans |
feuilletee bladerdeeg 1761 [Aanv wnt] |
feuilleton vervolgverhaal 1847 [wnt] <Frans |
feut noviet 1913 [Aanv wnt] |
fez muts 1836 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
fiacre huurrijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10} |
fiasco mislukking 1847 [kku] <Italiaans of Frans {3.2} |
fiat goedkeuring 1630 [wnt request] <Latijn |
fiber isolatiemateriaal uit vezels e.d. 1921 [Aanv wnt] <Frans |
fibrilleren onregelmatig samentrekken van spieren 1955 [Aanv wnt] |
fibrine bloed- of plantenvezelstof 1847 [kku] <Frans |
fiche speelmerkje, kaart uit kaartsysteem 1735 [wnt] <Frans |
fictie niet op werkelijkheid berustende voorstelling 1566-1568 [wnt] <Frans |
fictief verdicht 1822 [wnt publiek i] <Frans |
ficus plantengeslacht 1911 [wnt] <Latijn |
fideel trouwhartig 1637 [wnt] <Frans |
fideï-commis erfstelling over de hand 1624 [Aanv wnt] <Frans |
fideliteit trouw 1569 [wnt] <Frans |
fiduciair op goede trouw berustend 1898 [gvd] <Frans |
fiducie vertrouwen 1787 [wnt vigilantie] <Latijn |
fielt schurk 1550 [mnw] <Frans {1.2.4} |
fier trots 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
fierljeppen polsstokverspringen 1996 [Vd Sijs 1996] <Fries {3.2/4.1.18} |
fiets rijwiel 1886 [Sanders 1997b] <? {3.5/4.1.10} |
fiets Bargoens: vijf gulden 1910 [kwt] <? {3.5/4.1.12} |
figaro barbier, sluwe dienaar 1898 [gvd] <Frans |
figurant acteur met zwijgende rol 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
figuur gestalte, afbeelding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fijn niet grof, verfijnd, heerlijk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fijnmechanicus instrumentmaker 1961 [gvd] <Duits {3.2/4.1.13} |
fijns tussenwerpsel: fijn, vaak ironisch 1974 [Sanders 1999] {4.3} |
fijnzinnig met fijn onderscheidingsvermogen 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
fijt ontsteking aan vinger 1554 [Dod. 798] |
fikfakken beuzelen, prutsen 1636-1638 [wnt] <Duits {3.1} |
fikken* vingers 1894-1908 [wnt fik ii] |
fikken* branden 1897 [wnt fikken ii] |
fikkie hond 1916 [wnt fik i] <? {3.5} |
fiks flink, stevig 1800 [wnt] <Frans {3.2} |
fiksen in orde brengen 1954 [De Vooys] <Engels |
filantroop liefdadig persoon 1757 [wnt] <Frans |
filantropie menslievendheid 1778 [wnt] <Frans |
filatelist postzegelverzamelaar 1884 [gvd] <Frans |
file rij 1889 [wnt] <Frans |
file administratief bestand 1969 [Dijkman, Computer-abc 164] <Engels |
fileren van bot of graat ontdoen 1900 [wnt haring] |
filet bot- of graatloos stuk vlees of vis 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
filharmonisch de toonkunst beminnend 1847 [kku] <Duits of Frans {3.2} |
filiaal bijkantoor 1888 [wnt] <Frans |
filibuster obstructie door eindeloze redevoeringen 1961 [gvd] <Engels |
filigraan, filigrein zilver- of gouddraadwerk 1832 [wei] <Frans |
filigram watermerk 1847 [kku] |
filippica agressieve redevoering 1838 [wnt] <Latijn |
filippie Bargoens: tien gulden 1906 [moo] {4.1.12} |
filippine dubbele amandel 1840 [wnt] <Frans |
filister bekrompen burger 1847 [kku] <Duits |
filler Hongaarse munt, een honderdste forint 1928 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 7: 136 (Hongarije)] <Hongaars |
film strook met film- of fotobeelden 1912 [wnt] <Engels {4.1.15/4.1.17} |
filofax losbladige agenda 1987 [De Coster 1999] <Engels |
filologie taal- en letterkunde van een volk 1824 [wei] <Frans |
filosofie wijsbegeerte 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
filosofie grondgedachte, beleid 1975 [R75] <Engels |
filter zeef 1851 [wnt uittappen] <Frans |
filter mondstuk van sigaret 1976 [gvd] <Engels {4.1.6} |
filtratiekamp gevangenkamp 2000 [Sanders 2001] <Engels |
finaal uiteindelijk, tot het einde toe 1516 [wnt verstand] <Frans |
finale slotstuk van meerdelig instrumentaal muziekstuk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
finale eindstrijd in sport 1914 [gvd] <Frans |
financiën geldwezen 1459 [hws] <Frans of Latijn |
[pagina 943]
[p. 943]
fineren met fineer beleggen 1879 [wnt] <Engels |
finesse kleine bijzonderheid 1805 [wnt vergauwen] <Frans {3.2} |
fingerboard klein vingerbestuurd skateboard 1999 [Sanders 2000] <Engels |
fingeren verzinnen 1351-1400 [mnw] <Latijn |
fini bijwoord van tijd: afgelopen 1847 [kku] <Frans {4.1.7} |
finish laatste deel van een wedstrijdbaan, eindstreep 1897 [koe] <Engels |
finnjol type van jol 1976 [gvd] {4.1.11} |
finoegristiek kennis van de Fins-Oegrische talen 1976 [gvd] |
fiorituren versieringen van de zang 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
firma handelsnaam, handelszaak 1806 [wnt] <Italiaans {3.2} |
firmament uitspansel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
firn korrelig sneeuwijs 1734 [HubWes] <Duits {4.1.1} |
fis met een halve toon verhoogde f 1832 [wei] <Duits {3.2} |
fiscaal m.b.t. de belastingen 1767 [wnt] <Frans |
fiscus staatskas 1660 [wnt restitueeren] <Latijn |
fistel afvoerkanaal van etter 1301-1400 [mnw] <Frans |
fit gezond 1896 [kwt] <Engels |
fitness training d.m.v. lichaamsbeweging 1983 [R84] <Engels {4.1.18} |
fitnesscentrum inrichting voor het op peil houden van de lichamelijke conditie 1984 [gvd] <Engels |
fitten pasklaar maken (van buizen) 1898 [gvd] <Engels |
fitting deel van lamp dat gloeidraden met stroomdraden verbindt 1897 [Aanv wnt] <Engels |
fixatie volledige aandacht 1932 [Aanv wnt] <Engels |
fixeren vastmaken, vastleggen 1485 [hws] <Frans |
fjeld bergvlakte 1863 [kku] <Noors {3.2} |
fjord inham 1659 [Aanv wnt] <Noors {3.2} |
flacon sierlijke fles 1824 [wei] <Frans |
fladderen* vlinderen, wapperen 1755 [wnt] {3.1} |
flagellant geselbroeder 1824 [wei] <Frans {4.1.8} |
flageolet boon 1916 [wnt z.j.] <Frans {4.1.6} |
flagrant zonneklaar 1847 [kku] <Frans |
flagstone tuintegel 1945 [Van der Vlerk, Geheimschrift der aarde 219] <Engels |
flair bijzondere handigheid 1890 [Aanv wnt] <Engels |
flakkeren* onrustig branden 1484 [mnw] {3.1} |
flambard slappe vilten hoed met brede rand 1889 [wnt] {4.1.9} |
flamberen opdienen met brandende alcohol 1957 [Aanv wnt] <Frans |
flambouw fakkel 1380-1420 [mnw] <Frans |
flamboyant stralend 1950 [Aanv wnt] <Frans |
flamelamp gloeilamp met getint glas 1984 [gvd] <Engels |
flamenco Spaanse zigeunerdans 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.15} |
flamingant aanhanger van de Vlaamse beweging 1881 [wnt terugtrekken] <Frans |
flamingo reigerachtige 1646 [wnt] <Portugees {3.2} |
flamoes kut 1914 [gvd] <? {3.5} |
flan eiervla 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
flanel geweven stof 1601-1700 [wnt] <Frans {4.1.9} |
flaneren rondslenteren om gezien te worden 1847 [kku] <Frans |
flank zijkant 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
flankeren zich in de flank bevinden 1599 [Kil.] <Frans |
flansen* haastig in elkaar zetten 1625 [wnt] {3.1} |
flap bankbiljet 1954 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.12} |
flapdrol* stommerd 1899 [Aanv wnt] |
flapuit* iemand met het hart op de tong 1793-1796 [wnt] |
flard* afgescheurde lap 1600 [wnt] {3.1} |
flash flits 1958 [P. Heyse, Enc. Fotografie] <Engels |
flashback vertelwijze waarin wordt teruggegrepen op het verleden 1953 [De Vooys] <Engels |
flat gebouw met woningen 1931 [kwt] <Engels |
flater* blunder 1866 [wnt] {3.1} |
flatneurose neurose ontstaan door het wonen in een flat 1965 [wp jaarboek 1966] |
flatteren te fraai voorstellen 1477 [Teuth.] <Frans |
flatteus vleiend, flatterend 1816 [Aanv wnt] <Frans |
flauw niet hartig, niet krachtig 1401-1500 [mnw] <Frans |
flauwekul kletspraat 1989 [Hofkamp&Westerman] |
flecteren verbuigen 1650 [mey] <Latijn |
flegma onverstoorbaarheid 1600 [wnt] <Latijn |
flemen* vleien 1624 [wnt] |
flens opstaande rand 1872 [gvd] <Engels |
flensje* dun pannenkoekje 1633 [wnt] {4.1.6} |
[pagina 944]
[p. 944]
flenter, flinter* lap, reep 1635 [wnt] {3.1} |
fleppen* lurken 1872 [gvd] {3.1} |
fles* glazen vat met nauwe hals 1351-1400 [mnw] |
flessentrekker* zwendelaar 1894-1908 [wnt] |
flets bleek 1785 [wnt] <Frans {4.1.5} |
fleur bloeiende toestand 1521 [wnt wijd i] <Frans |
flexibel buigzaam 1669 [mey] <Frans |
flexibiliteit buigzaamheid 1824 [wei] <Frans |
flexie buiging, verbuiging 1847 [kku] <Frans |
flexwerk flexibel werk 1996 [De Coster 1999] |
flierefluiter* losbol 1861 [wnt] {3.1} |
flikflak achterwaartse rol in de gymnastiek 1941 [Aanv wnt] <Duits {3.1/3.2} |
flikflooien* met baatzuchtige bedoelingen vleien 1625 [wnt] {3.1} |
flikje chocolaatje 1864 [Toll.] {4.1.6} |
flikken handig klaarspelen, leveren 1850 [wnt] <Duits |
flikker* homoseksueel 1916 [wnt flikker i] |
flikkeren* onrustig licht afgeven 1545 [tntl 90, 1974, 187] {3.1} |
flink* fors, stevig 1655 [wnt verstand] |
flip-over flap-overbord 1989 [Peptalk] <Engels |
flippen ongunstig reageren op drugs, uitgekeken zijn op 1967 [Aanv wnt] <Engels |
flipperkast speelautomaat 1973 [Aanv wnt] {4.1.18} |
flippo plastic schijfje met stripfiguurtje als speelgoed 1995 [De Coster 1999] {4.1.18} |
flirten niet serieus het hof maken 1889 [wnt lach] <Engels |
flit insecticide 1939-1940 [De Gedehpost 66] <Engels |
flits kort schijnsel 1555 [Claes Tw. 11] <Frans |
flitsen bloot over straat rennen 1976 [gvd] |
flitsstep opklapbare twee- of driewieler 2000 [nrc-h 10/8/2000] {4.1.10} |
flitstrein hogesnelheidstrein 1990 [Sanders 2001] {4.1.10} |
flobert achterlaadgeweer 1885 [wnt kamer] {4.1.14} |
flodder* oefenpatroon 1950 [gvd] |
floepen* zich schielijk uitschietend bewegen 1904 [wnt] {3.1} |
floers geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9} |
flonkeren* warm schitteren 1552 [Toll.] {3.1} |
flop mislukking 1961 [Aanv wnt] <Engels |
floppy diskette 1983 [R84] <Engels |
flora gezamenlijke planten van een streek 1760 [Meese, Flora Frisica] |
floréal bloeimaand, 8e maand, van 20 april tot 19 mei, volgens de revolutionaire kalender 1824 [wei] <Frans {3.2} |
florentium minder gebruikelijke naam voor het chemische element promethium 1976 [gvd illinium] <modern Latijn |
floreren bloeien 1451-1500 [mnw] <Latijn |
floret schermdegen 1658 [wnt] <Frans |
florijn gulden 1369 [Claes Tw. 9] <Frans {4.1.12} |
florin munteenheid van Aruba 1986 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Papiaments {3.2/4.1.12} |
florissant bloeiend 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
flossen gebit met een draadje reinigen 1984 [gvd] <Engels |
flotatie scheiding van poedervormige mengsels 1949 [Aanv wnt] <Engels |
flottielje groep lichte oorlogsvaartuigen 1804 [wnt verzameling] <Frans {3.2/4.1.11} |
flower power jongerenbeweging die liefde predikte 1970 [Recht voor raap] <Engels |
flox sierplantengeslacht 1847 [kku] |
fluctuatie het schommelen 1669 [mey] <Frans |
fluïdum uitvloeiende stof 1824 [wei] <Latijn |
fluim hoeveelheid slijm 1287 [cg NatBl] <Frans |
fluistercampagne ondergrondse mondelinge propaganda 1950 [gvd] |
fluisteren* zacht spreken 1640 [wnt] {3.1} |
fluit blaasinstrument 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.16} |
fluitglas hoog, smal wijnglas 1847 [kku] |
fluitschip vrachtschip 1642 [wnt quel] {4.1.11} |
fluks spoedig, dadelijk 1485 [mnw] <Duits |
fluor gas 1847 [kku] <Latijn |
fluoresceren licht uitstralen 1886 [kku] |
flut* prul 1961 [gvd] {3.1} |
flutter snelle zweving bij geluidsweergave 1974 [Posthumus] <Engels |
fluviatiel rivier- 1950 [gvd] <Frans |
fluviometer meter voor stroomsnelheden 1886 [kku] |
fluweel geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9} |
flux de bouche radheid van tong 1835 [Lulofs, Lessen over de Redekunst, ii, 212] <Frans |
flyer kleine folder 1989 [Peptalk] <Engels |
fly-over viaduct 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
fnuiken* beknotten 1613 [wnt] |
fobie angstbeklemming 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 10] <Frans |
focus brandpunt 1778 [wnt vector] <Latijn |
focussen in het brandpunt plaatsen 1959 [Aanv wnt] <Engels |
foedraal koker 1847 [kku] <Duits |
[pagina 945]
[p. 945]
foefje* truc 1789 [wnt] |
foei* tussenwerpsel: uitroep van afkeuring 1618 [wnt] {4.3} |
foelie zaadmantel van de muskaatnoot 1286 [cg I2, 1173] <Latijn {4.1.6} |
foelie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn |
foerage veevoeder 1599 [Kil.] <Frans |
foerier bevoorradingsonderofficier 1594 [wnt] <Frans {4.1.14} |
foeteren mopperen 1848 [wnt] <Frans |
foetsie weg 1902 [Aanv wnt] <Duits |
foetus embryo 1770 [wnt vruchtbeginsel] <Latijn |
foeyonghai soort garnalenomelet 1968 [wp voor de vrouw] <Chinees {3.2/4.1.6} |
foezel slechte jenever 1716 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6} |
föhn warme valwind 1847 [kku] <Duits {4.1.1} |
föhn elektrische haardroger 1956 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.9} |
fok* voorzeil 1438 [hws] |
fok* bril 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
fokken* aankweken, doen voorttelen 1704 [Claes] |
folder vouwblad 1920 [Aanv wnt] <Engels |
foliant boek in folioformaat 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
folie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn |
foliëren de bladen van een boek nummeren 1684 [wnt] |
folio boekformaat 1599 [wnt alphabet] <me Latijn |
folklore volksoverleveringen 1887 [Toll.] <Engels |
follikel zakje 1847 [kku follikel] <Latijn {3.2} |
folteren martelen 1599 [Kil.] <Duits |
fondant suikergoed 1896 [wnt] <Frans {4.1.6} |
fonds vastgelegd kapitaal 1651-1652 [wnt] <Frans |
fondue gesmoltenkaasgerecht 1863 [Rijnhart i, 375b] <Frans {4.1.6} |
foneem klankeenheid 1937 [Kath. Enc. 19] <Frans |
fonetiek tak van taalwetenschap betreffende spraakklanken 1847 [kku] <Duits |
foniatrie spraakverbetering 1929 [kwt] |
foniek tak van taalwetenschap 1847 [kku] |
fonkelen levendig glanzen 1812 [wnt] <Duits |
fonkelnieuw splinternieuw 1874 [wnt] <Duits {4.4} |
fonograaf voorloper van de grammofoon 1886 [kku] <Frans {4.1.17} |
fonologie tak van taalwetenschap betreffende fonemen 1855 [kku] |
font letterset 1992 [gvd] <Engels |
fontanel zacht deel van schedeldak 1824 [wei] <Frans {1.2.2} |
fontein kunstmatige springbron 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans |
fooi drinkgeld 1651 [wnt] <Frans |
foolproof beschermd tegen onoordeelkundige behandeling 1946 [De Vooys] <Engels |
foon eenheid van geluid 1939 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
foppen voor de gek houden 1639 [wnt stoppen] <Duits |
force kracht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
forceps tang 1847 [kku] <Latijn |
forceren met geweld openen 1556 [Claes] <Frans |
foreest woud 1085 [Slicher] <Latijn {2.4} |
forehand slag met handpalm richting bal (bij tennis) 1924 [Aanv wnt] <Engels |
forel beenvis 1700 [Toll.] <Duits |
forens wie woont buiten de plaats waar hij werkt 1898 [gvd] <Duits |
forensisch betrekking hebbend op het gerecht 1832 [wei] <Latijn |
forfait vast bedrag 1847 [Aanv wnt] <Frans |
forint munteenheid van Hongarije 1951 [wp, dl. 10, 524] <Hongaars {4.1.12} |
formaat grootte 1573 [Plantijn] <Frans |
formaat structuur van een computerdocument 1986 [mcc dec. 86, 8, 12, 33] <Engels |
formaldehyde een alifatisch aldehyde 1895 [Aanv wnt] |
formaline desinfectiemiddel 1895 [Aanv wnt] |
formaliseren formeel maken 1650 [mey] <Frans |
formaliteit uiterlijke vorm, plichtpleging 1663 [mey] <Frans |
formateur samensteller 1924 [gvd] <Frans |
formatie vorming 1812 [wnt azijn Suppl] <Frans {3.2} |
formatteren een informatiedrager gereed maken voor gegevensopslag 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 27] |
formeel naar de vorm 1614 [wnt] <Frans |
formeren vormen 1287 [cg NatBl] <Frans |
formica harde kunststof 1962 [Aanv wnt] |
formidabel geducht 1647-1648 [wnt] <Frans |
formule vast geheel van woorden 1698 [wnt bezweren] <Frans |
formulier in te vullen papier 1624 [wnt wederroeping] |
fornuis kookkachel 1270 [cg i 1, 159] <Frans {4.1.9} |
[pagina 946]
[p. 946]
fors stevig 1599 [Kil.] <Frans |
forsythia sierheester 1907 [wp] <modern Latijn |
fort vestingwerk 1577 [wnt] <Frans |
forte bijwoord: sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
fortepiano toetsinstrument 1786 [wnt trekker] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
fortificatie versterking 1477 [hws] <Frans |
fortissimo bijwoord: zeer krachtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
forto bijwoord: sterk, luid 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
fortuin groot kapitaal 1494 [hws] <Frans |
fortuin lot, geluk 1557 [wnt] <Frans |
forum markt te Rome 1832 [wnt reus i] <Latijn |
forum groep deskundigen 1954 [R75] <Engels |
fosburyflop techniek bij het hoogspringen, met de rug over de lat 1984 [gvd] <Engels |
fosco chocoladedrank 1912 [kku] {3.3/4.1.6} |
fosfaat zout van fosforzuur 1883 [Java-Bode 1/9, 2e] <Frans |
fosfor chemisch element 1720 [wnt worm i] <Latijn |
fosforesceren licht geven na bestraling 1824 [wei] <Frans |
fossiel versteend overblijfsel 1847 [kku] <Frans |
fot eenheid van lichtsterkte 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
foto fotografische opname 1898 [wnt photo] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.17} |
fotografie het maken van afbeeldingen door chemische inwerking van licht 1847 [kku] <Frans {4.1.17} |
fotokopie fotografisch vervaardigde kopie 1946 [Aanv wnt] <Engels |
foton lichtquant 1942 [kwt] |
fouilleren kleren doorzoeken 1898 [gvd] <Frans |
foundation damesondergoed 1958 [R75] <Engels {3.2} |
foundation onderlaag van poeder 1975 [R75] <Engels |
fourneren verschaffen 1472 [hws] <Frans |
fournituren kleine handwerkbenodigdheden 1808 [wnt viseeren] <Frans {3.2} |
fout gebrek, misslag 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
foxterriër hondensoort 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 9a] <Engels {4.1.3} |
foxtrot dans 1919 [kwt] <Engels {4.1.15} |
foyer koffiekamer 1832 [wei] <Frans |
fraai mooi 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
fractal bepaalde meetkundige figuur 1988 [De Coster 1999] <Engels |
fractie onderdeel 1787 [wnt land] <Frans |
fractie deel van een politieke partij 1847 [kku] <Frans |
fractioneren trapsgewijs distilleren 1895 [Aanv wnt] <Frans |
fractuur breuk 1560 [Aanv wnt] <Frans |
fragiel breekbaar 1824 [wei] <Frans |
fragment gedeelte 1787 [Picarta: Rhijnvis Feith, Fanny: een fragment] <Frans |
fragmentarisch uit brokstukken bestaand 1824 [wei] <Engels |
fraise aardbeikleurig 1895 [Broeckaert] <Frans {4.1.5} |
frak jas 1782 [wnt lus] <Frans |
framboesia tropische huidziekte 1919 [kwt] <modern Latijn |
framboos vrucht 1554 [wnt] <Frans {4.1.2} |
frame raamwerk 1886 [kku] <Engels |
franchise vrijstelling van invoerrechten 1886 [kku] <Frans |
franchising het huren van rechten van een ander bedrijf 1973 [R84] <Engels |
franciscaan monnik van de orde gesticht door Franciscus van Assisi 1654 [wnt voet] {4.1.8} |
francium chemisch element 1967 [wp in kleuren] <modern Latijn |
franco bijwoord: portvrij 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
francofoon Frans sprekend 1976 [gvd] |
franc-tireur vrijschutter 1886 [kku] <Frans {4.1.14} |
franje overbodige opsiering 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
frank vrij 1267 [cg i 1, 96] <Frans |
frank oude muntnaam, munteenheid van o.a. Frankrijk en België 1382 [mnw] <Frans {4.1.12} |
frankeren porto betalen 1729 [wnt] <Duits |
franskiljon Vlaming die voor overheersing van het Frans is 1838 [wnt anti i Suppl] |
fransoos Fransman (minachtend) 1240 [Bern.] <Frans |
frappant treffend 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
frapperen treffen 1781 [wnt] <Frans |
frase volzin 1784-1785 [wnt] <Frans |
fraseologie woordkeus van een schrijver 1885-1886 [wnt] <Engels |
fraseren (muzikaal) interpungeren 1912 [kku] <Duits {3.2} |
frater broeder 1544 [wnt typograaf] <Latijn {4.1.8} |
fraterniseren zich verbroederen 1824 [wei] <Frans |
frats gril 1684 [wnt] <Duits |
fraude bedrog 1294 [cg I3, 2151] <Frans |
[pagina 947]
[p. 947]
frauderen bedriegen 1451 [hws] <Frans |
freak fanaat 1971 [R75] <Engels |
freatisch m.b.t. de grondwaterspiegel 1947 [Koningsberger, Leerboek der alg. plantkunde] |
freelancer losse medewerker 1950 [De Vooys] <Engels |
frees geplooide halskraag 1847 [kku] <Frans |
frees werktuig 1860 [wnt] |
freeware software die gratis wordt verspreid, maar waarop wel copyright rust 1994 [pc+ 3/11, 19, 17] <Engels |
freewheelen doorgaan zonder activering 1950 [gvd] <Engels |
fregat (oorlogs)schip 1598 [wnt wederhouden] <Frans {4.1.11} |
frêle broos 1904 [Aanv wnt] <Frans |
frenesie bezetenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
frenetiek bezeten 1566 [wnt kleven] <Frans |
frenologie beoordeling van karakter en geestelijke vermogens naar de vorm van de schedel 1847 [kku] |
freon chloorfluorkoolstofproducten 1939 [Aanv wnt] |
frequent veelvuldig 1619 [Aanv wnt] <Frans |
fresco muurschildering 1604 [wnt versch i] <Italiaans {3.2} |
fresia knolgewas 1927 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 5] <modern Latijn |
fret marterachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
fret boortje 1351-1400 [mnw] <Frans |
freudiaans iets prijsgevend uit het onderbewustzijn 1939 [wnt angst Suppl] |
freule adellijke jonkvrouw 1646 [wnt] <Duits |
frezen met de frees bewerken 1924 [gvd] <Frans |
fricandeau stuk vlees 1765 [wnt] <Frans {4.1.6} |
fricassee gerecht van gehakt vlees 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
fricatief wrijvingsmedeklinker 1912 [kku] <modern Latijn |
frictie wrijving 1847 [kku] <Frans |
friemelen* peuteren 1889 [wnt knijpen] {3.1} |
fries gebeeldhouwde strook boven aan muur of vaas 1568 [wnt] <Frans |
frigidaire koelkast 1929 [kwt] <Frans {4.1.9} |
frigide seksueel ongevoelig 1933 [Aanv wnt] <Frans |
frigiditeit seksuele ongevoeligheid van vrouwen 1847 [kku] <Frans |
frigorie koude-eenheid 1961 [gvd] |
frik* schoolmeester 1914 [gvd] {1.2.5} |
frikadel gehakt vlees 1599-1607 [Kil.] <Frans {4.1.6} |
frikandel bepaald soort worst 1961 [gvd] {4.1.6} |
frimaire rijpmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
fris vers, koel 1477 [Teuth.] <Duits |
frisbee werpschijf 1971 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
frisdrank verfrissende, niet-alcoholische drank 1956 [Van Gelder 1993] {1.2.1/4.1.6/4.4} |
friseren doen krullen 1562 [Naembouck] <Frans |
frites, friet in vet gebakken reepjes aardappel 1924 [gvd] {3.3/4.1.6} |
friteuse frituurpan 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
frituur in kokend vet gebakken spijs 1599 [wnt] <Frans |
frivool lichtzinnig 1500 [hws] <Frans |
fröbelen spelen, vrijblijvend bezig zijn 1898 [gvd] {3.3} |
frommelen* friemelen 1710 [wnt] {3.1} |
fronsen tot rimpels samentrekken (van voorhoofd) 1619 [wnt] <Frans |
front voorzijde 1683 [wnt] <Frans |
frontispice voorgevel 1668 [Koerbagh] <Frans |
fronton driehoekige gevelbekroning 1770 [wnt] <Frans |
frotté ruw weefsel 1917 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
frou-frou biscuitje 1929 [kwt] <Frans {3.1/4.1.6} |
fructidor naam van maand tijdens de Franse revolutie 1800 [De Rampen van De la Galetierre, 36, noot a.] <Frans {3.2} |
fructivoor vruchteneter 1984 [gvd] |
fructose vruchtensuiker 1895 [Aanv wnt] |
fruit vruchten 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.2} |
fruitautomaat gokautomaat 1984 [gvd] {4.1.18} |
fruiten bruin braden 1477 [mnw] <Frans |
frunniken* peuteren, morrelen 1920 [wnt z.j.] {3.1} |
frustreren dwarsbomen 1518 [hws] <Frans |
frutselen* knoeien 1878 [wnt tuieren ii] {3.1} |
fuchsia siergewas 1847 [kku] <modern Latijn |
fuck tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.3} |
fuckmuziek zeer slechte muziek 1992 [gvd] |
fuga meerstemmig stuk 1739 [wnt verhandelen] <Italiaans {3.2} |
fuif feest 1884 [wnt tractaat] <? {3.5} |
fuik* langwerpig vistuig 1383 [mnw] |
fulmineren heftig uitvaren 1574 [Aanv wnt] <Frans |
fumarole damp- en gasbron 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
functie ambt 1652 [wnt aanzienlijk] <Latijn |
[pagina 948]
[p. 948]
functionaris die een functie vervult 1891 [wnt trouwlustig] <Frans |
fundament grondslag 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
fundamenteel tot grondslag dienend 1668 [Koerbagh] <Frans |
fundatie stichting 1370-1378 [hws] <Frans |
funderen grondvesten 1331 [Claes] <Frans |
fundgrube goudmijn, schatkamer 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2} |
funest verderfelijk 1801 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
fungeren de dienst verrichten van 1658 [mey] <Latijn |
fungibel vervangbaar 1903 [wnt verbruiken] <me Latijn |
fungicide stof die schimmels doodt 1934 [Van den Berge, Beoordeeling van de waarde van fungicide stoffen] |
fungus zwam, paddestoel 1675 [wnt verguld i] <Latijn |
funiculaire kabelbaan 1929 [kwt] <Frans |
funk soort van popmuziek 1982 [R84] <Engels {4.1.16} |
funshoppen recreatief winkelen 1988 [Sanders 2001] {3.3} |
furby interactief knuffeldier 1998 [Internet: homepage] <Engels {4.1.18} |
furie razernij 1538 [wnt] <Frans |
furieus razend 1531 [Aanv wnt] <Frans |
furore opgang 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
fusee scharnier van autovoorwiel 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
fuseren samensmelten 1963 [Aanv wnt] <Frans |
fusie het samengaan 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 226] <Frans |
fusilleren neerschieten (als straf) 1824 [wei] <Frans |
fust houten vat 1599 [Kil.] <Frans |
fut* energie 1813 [wnt] |
futiel nietig 1824 [wei] <Frans |
futiliteit nietigheid, kleinigheid 1824 [wei] <Frans |
futon dunne oprolbare matras 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
futselen* friemelen 1616 [wnt] {3.1} |
futurisme kunstrichting 1921 [Aanv wnt] <Frans |
futurum toekomende tijd 1633 [Ruijs] <Latijn |
fuut* duikvogel 1763 [wnt] |
fylogenese ontwikkelingsleer van lagere levensvormen 1914 [gvd] |
fysica natuurkunde 1575 [wnt] <Latijn |
fysiek van de natuur, lichamelijk 1723 [wnt opgraven] <Frans |
fysiologie verrichtingsleer 1824 [wei] <Frans |
fysiotherapeut iem. die masseert of oefeningen laat verrichten om de lichamelijke conditie te verbeteren 1956 [Aanv wnt] |
fysisch overeenkomend met de natuur 1784-1785 [wnt] <Duits |
gaaf* ongeschonden 1281-1282 [cg i Dordrecht] |
gaaf* geweldig 1973 [De Coster 1999] {3.1} |
gaai zangvogel 1287 [cg NatBl] <Frans |
gaaischieten met pijl en boog een vogel van een hoge paal schieten 1805 [wnt gaai] {4.1.18} |
gaan* zich voortbewegen 901-1000 [wps] {5} |
gaande* voorzetsel 1994 [Van der Horst] {4.2} |
gaanderij zuilengang 1804 [Roos, Surinaamsche Mengelpoezij 146] |
gaandeweg* bijwoord van tijd: van lieverlede 1799 [wnt] {4.1.7} |
gaandeweg* voorzetsel 1974 [Van der Horst] {4.2} |
gaar* voldoende toebereid 901-1000 [wps] |
gaard* omheinde tuin 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
gaarkeuken spijshuis 1599-1607 [Claes Tw. 11] <Duits |
gaarne* bijwoord van hoedanigheid: met genoegen 1100 [Willeram] {1.3/2.5} |
gaas luchtig weefsel 1692 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
gabardine waterdichte stof 1919 [kwt] <Engels {4.1.9} |
gabber kameraad 1769 [moo] <Jiddisch {1.2.5/3.2} |
gabber jongere die van bepaalde muziek houdt 1993 [De Coster 1999] {1.2.5} |
gabberhouse Nederlandse variant van housemuziek 1991 [De Coster 1999] {4.1.16} |
gade* echtgenoot, echtgenote 1357 [mnw] {4.1.4} |
gadeslaan* observeren 1514 [mnw] |
gadget klein, speels voorwerp 1968 [kwt] <Engels |
gading* lust 1312 [mnw] |
gado-gado Indonesisch gerecht van koude groenten met pindasaus 1968 [wp voor de vrouw] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.6} |
gadolinium chemisch element 1907 [wp] <modern Latijn |
gaffel* tweetandige stok, vork 1477 [Teuth.] |
gag kwinkslag 1948 [Aanv wnt] <Engels |
gaga kinds 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Frans {3.1} |
gage loon 1530 [mnw] <Frans |
gagel* heester 1212 [Prisma NPl.] {2.3} |
gaillarde dans 1569 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
[pagina 949]
[p. 949]
gajes volk (vooral pejoratief) 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
gakken* het natuurlijke geluid van ganzen maken 1961 [gvd] {3.1} |
gal* bittere vloeistof 901-1000 [wps] |
gal eenheid van versnelling 1950 [gvd] |
gala staatsiekleding 1761 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
gala hoffeest 1846 [wnt] <Frans |
galactisch m.b.t. de melkweg 1950 [gvd] <Engels |
galant hoffelijk 1574 [Toll.] <Frans |
galantine vleesgerecht 1331 [mnw] <Frans {4.1.6} |
galappel* uitwas aan eikenbomen 1704 [Claes] |
galei vaartuig, geroeid door gevangenen 1350 [mnw] <Frans {4.1.11} |
galerie verkooplokaal voor moderne kunst 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2} |
galerij zuilengang 1538 [Claes] <Frans |
galg* strafwerktuig voor ophanging 1240 [Bern.] |
galgenaas* schurk 1562 [Naembouck] |
galjas schip 1592 [wnt verstranden] <Frans {4.1.11} |
galjoen zeilschip 1538 [hws] <Frans {4.1.11} |
galjoot schip 1240 [Bern.] <Frans {4.1.11} |
gallicisme uit het Frans overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1806 [Aanv wnt] <Frans of Latijn {3.2} |
gallium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn |
gallon inhoudsmaat 1692 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
galm* zwaar geluid 1477 [Teuth.] {3.1} |
galon koordvormig weefsel op uniformen e.d. 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
galop snelle gang van paard 1588 [Claes] <Frans |
galvanisch m.b.t. opgewekte elektriciteit 1831 [wnt ammonia Suppl] |
gamba snaarinstrument 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
gamba soort van grote garnaal 1984 [gvd] <Portugees {3.2} |
gambiet schaakopening waarin een pion wordt geofferd 1847 [kku] <Duits |
game deel van een set in tennispartij 1903 [Prick 1903] <Engels |
gameet voortplantingscel 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten iii:53] <modern Latijn |
gamel eetketel 1928 [Aanv wnt] <Frans |
gamelan stel muziekinstrumenten 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië, 76b] <Indonesisch {3.2} |
gamma Griekse letter 1581 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
gammel* wrak, vervallen 1445 [mnw] |
gang* loop, wijze van gaan 1100 [Willeram] |
gang* doorloop, overdekte weg 1450 [mnw] |
gang bende 1931 [kwt] <Engels |
ganglion zenuwknoop, peesknoop 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
gangreen koudvuur 1595 [wnt bloemig] <Latijn |
gangstarap rapmuziek uit de Amerikaanse zwarte getto's waarvan de teksten handelen over het (gewelddadige) leven in straatbendes 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
gangster bendelid 1931 [kwt] <Engels |
gannef dief 1769 [Endt] <Jiddisch {3.2} |
gans geheel 1236 [cg i 1, 24,25] <Duits |
gans* eendachtige 1240 [Bern.] {4.1.6} |
ganzenbord* bordspel 1621 [wnt] {4.1.18} |
ganzerik mannetjesgans 1543 [Heukels] <Duits |
ganzerik* roosachtig plantengeslacht, zilverschoon 1554 [wnt] |
gapen* de mond wijd openen 1240 [Bern.] |
gappen stelen 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2} |
garage autostalling 1912 [kku] <Frans |
garanderen waarborgen 1574 [Aanv wnt] <Frans |
garantie waarborg 1700 [Aanv wnt] <Frans |
gard* strafwerktuig, roe 901-1000 [wps] |
garde keurbende 1855 [wnt] <Frans {4.1.14} |
gardenia plantengeslacht 1889 [wnt frak] <Engels |
garderobe klerenbewaarplaats 1588 [Claes] <Frans |
gareel halsjuk 1294-1300 [cg I4, 2832] <Frans |
garen* draad 1278 [cg i 1, 367] |
garen* verzamelen 1514 [mnw] {1.2.5} |
garf, garve* schoof 1170 [Rey] {2.2} |
garm, germ ooi die nog niet gelammerd heeft 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.3} |
garnaal* schaaldier 1657 [wnt vijlen i] {1.2.4} |
garneren versieren 1773 [wnt voorschoot] <Frans |
garnituur garneersel 1793 [wnt] <Frans |
garnizoen legerafdeling 1695 [wnt] <Frans {4.1.14} |
gas stof in luchtvormige toestand 1648 [Toll.] {1.2.5/4.4} |
gasmotor door brandbaar gas aangedreven machine 1892 [wnt petroleum] {4.1.10} |
gast* bezoeker 1236 [cg i 1, 27] {1.2.5} |
gastarbeider buitenlandse werknemer 1964 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
[pagina 950]
[p. 950]
gastritis ontsteking van maagslijmvlies 1847 [kku] <modern Latijn |
gastronomie hogere kookkunst 1816 [Aanv wnt] <Frans |
gastvrij mild gasten onthalend 1542 [Claes Tw. 11] <Duits |
gat* opening 1236 [cg i 1, 23] |
gat* anus, achterwerk 1481-1483 [mnw] {4.4} |
gaucho gekleurde koeherder 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
gauw* snel, spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.3} |
gauwdief* geslepen dief 1351 [mnw] |
gave* iets dat gegeven wordt 1100 [Willeram] |
gaviaal krokodilachtige 1847 [kku] <Frans |
gavotte dans 1738 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
gay homoseksueel 1984 [gnn] <Engels |
gazelle herkauwer 1720 [wnt vogelstruis] <Frans {4.1.3} |
gazet krant 1615 [Aanv wnt] <Frans |
gazon onderhouden grasveld 1780 [wnt trap i] <Frans |
gazpacho koude soep van tomaten, olie en knoflook 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Spaans {3.2/4.1.6} |
geaccidenteerd ongelijk (van bodem) 1875 [wnt verkeer ii] |
geaffecteerd gekunsteld 1582 [wnt affecteren] |
geallieerden bondgenoten 1600 [wnt representeeren] |
gebaar* beweging van het lichaam 1100 [Willeram] |
gebak* taart 1778 [wnt] {4.1.6} |
gebarenspel* mime 1866 [wnt] {4.1.15} |
gebbetje* grapje 1897 [Aanv wnt] |
gebed* het bidden 901-1000 [wps] |
gebeente* het beendergestel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.5/3.1/5} |
gebergte* groep van bergen 1626 [wnt] {3.1} |
gebeten* nijdig 1550 [wnt vervleten] |
gebeuren* voorvallen 1272 [cg i 1, 244] |
gebeurtenis* voorval 1793-1796 [wnt] {3.1} |
gebied streek waarover een macht heerst 1599 [Toll.] <Duits |
gebieden* (als heerser) bevelen 901-1000 [wps] |
gebint* samenstel van balken 1252 [mnw] |
gebit* geheel van tanden en kiezen 1340 [mnw] |
gebladerte* alle boombladeren 1805 [wnt] {3.1} |
gebod* het bevolene 901-1000 [wps] |
geboefte* gespuis 1400 [mnw] {3.1} |
geboomte* groep bomen 1285 [vmnw] {3.1} |
geboorte* het ter wereld komen 1240 [Bern.] |
gebouw* bouwwerk 1599 [wnt] |
gebrek* gemis, kwaal 1265-1270 [vmnw] |
gebroeders* broers 1240 [Bern.] |
gebrouilleerd in onmin zijnde 1781 [wnt wel v] |
gebruiken* zich bedienen van 1240 [Bern.] |
gedaante* uiterlijk 1276-1300 [cg Lut.A] |
gedachte* het nadenken, idee 901-1000 [wps] |
gedeelte* deel 1237 [cg i 1, 38, 39] |
gedegen goed doordacht 1928 [wnt trouw i] <Duits {1.4} |
gedeisd kalm, koest 1955 [Aanv wnt] |
gedijen* voorspoedig groeien, welvaren 1265-1270 [cg Lut.K] |
geding* rechtszaak 1237 [cg i 1, 32] |
gedistingeerd voornaam 1770 [Aanv wnt] |
gedogen* dulden 1236 [cg i 1, 21] |
gedrag* wijze van doen 1701 [wnt schot iii] |
gedragen, zich* handelen, doen 1712 [wnt] |
gedrocht* monster 1351 [mnw] |
geducht* gevreesd 1643 [wnt uitwerken] |
geduld* lijdzaamheid, volharding 901-1000 [wps] |
gedurende* voorzetsel 1642 [wnt] {4.2} |
gedwee* onderworpen 1401-1450 [mnw] |
geëigend geschikt 1855 [wnt zusterschap] <Duits |
geel* kleurnaam 1240 [Bern.] {4.1.5} |
geelgors* zangvogel 1477 [Teuth.] |
geeltje* Bargoens: biljet van f 25,- 1906 [Köster Henke] {4.1.12} |
geelzucht* ziekte 1350 [mnw] |
geen* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
geenszins* bijwoord van modaliteit: in genen dele 1350 [mnw] {3.1} |
geep* beenvis 1567 [Claes] |
geer* spits toelopende lap kleding of grond 1135 [Künzel] {2.3} |
geest* ziel, onstoffelijk wezen 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
geest* grond 911-948 [Claes] {2.3} |
geestdodend* afstompend 1866 [wnt] {3.1/5} |
geestig* gevat 1831 [wnt] |
geestverwant gelijkgezinde, medestander 1864 [wnt] <Duits |
geeuwen* gapen 1240 [Bern.] |
geeuwhonger* plotselinge honger 1769 [wnt] {1.2.4} |
geëxalteerd overspannen 1887 [wnt richten] {1.2.5} |
gegadigde* belanghebbende 1672 [wnt toezegging] |
gegeven* grootheid, bekend geval 1872 [gvd] |
gegeven* voorzetsel 1884 [wnt zwaar i] {4.2} |
gegoed* welgesteld 1292-1293 [cg i] |
gehaaid* gewiekst 1912 [wnt verkommeren] |
gehalte inhoud 1729 [wnt] <Duits |
[pagina 951]
[p. 951]
geheel* heel 1236 [cg i 1, 29] |
geheid* onwrikbaar 1899 [dbl] |
geheim verborgen 1588 [Claes] <Duits |
gehemelte* bovenwand van mondholte 1514 [mnw] {3.1} |
geheugen* herinnering 1648 [wnt wijds] |
gehoorzaam* gewillig 1240 [Bern.] |
gehucht* klein dorpje 1272 [cg i 1, 233] |
geigerteller meetinstrument voor radioactieve stralen 1953 [Huizinga] |
geil* wulps 1350 [mnw] |
gein lol 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
geïntimeerde gedaagde in beroep 1948 [kwt] |
geiser warme springbron 1832 [wei] <IJslands {3.2} |
geiser waterverwarmingstoestel 1897 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
geisha Japanse dienster 1912 [kku] <Japans {3.2} |
geit* herkauwer 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
gek* krankzinnig, dwaas 1401-1450 [mnw] |
gekkekoeienziekte* besmettelijke ziekte bij runderen 1990 [De Coster 1999] {3.1} |
gekko hagedis 1718 [Van Donselaar Tw. 13] |
gekscheren* spotten 1701 [wnt wierookvat] |
gekte* gekkigheid, dwaasheid 1973 [Van Gelder 1993] {3.1/4.4} |
gel geleiachtige stof 1909 [Aanv wnt] <Engels |
gelaat* aangezicht 1240 [Bern.] |
gelag* vertering 1285 [cg Rijmb.] |
gelagerd voorzien van kogellagers 1944 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
gelasten* bevelen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
gelaten in het lot berustend 1461 [mnw] <Duits |
gelatine geleiachtig eiwitpreparaat 1599 [Kil.] <Frans {4.1.6} |
geld* betaalmiddel 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
geld* onvruchtbaar (van dieren) 1135 [Künzel] {2.3} |
gelden* meetellen, van kracht zijn 1237 [cg i 1, 32] |
geleding* het verbonden-zijn van delen 1690 [wnt wade ii] |
geleed* uit geledingen bestaand 1240 [Bern.] |
geleerd* knap 1240 [Bern.] |
gelegenheid* plaats m.b.t. haar ligging 1399 [Stadb. Zwolle ii] |
gelei ingekookt sap 1377-1378 [mnw] <Frans {4.1.6} |
geleidelijk* niet plotseling geschiedend 1793-1796 [wnt] |
geletterd gestudeerd 1410 [mnw] |
gelid* gewricht 1301-1400 [mnw] |
gelid* rij militairen van voren gezien 1639 [wnt] |
gelieven* lief zijn 901-1000 [wps] |
gelijk* overeenkomend 901-1000 [wps] |
gelijken* gelijk zijn aan 1240 [Bern.] |
gelijkenis* uiterlijke overeenkomst 901-1000 [wps] {3.1} |
gelofte* plechtige belofte 1285 [cg I2, 1055] |
geloven* vertrouwen in of op 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
gelte* jong vrouwtjesvarken, m.n. een dat onvruchtbaar gemaakt is 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
geluid* dat wat hoorbaar is 1265-1270 [vmnw] |
geluk* voorspoed 1240 [Bern.] |
gelukskind* bofkont 1871 [wnt] |
gelukzalig uiterst gelukkig 1599 [Kil.] <Duits |
gelul* kletspraat 1657 [wnt] |
gemaal echtgenoot 1580 [Claes] <Duits {4.1.4} |
gemak* kalmte 1236 [cg i 1, 25] |
gemak* wc 1637 [wnt] {4.4} |
gemakkelijk* op zijn gemak gesteld 1240 [Bern.] |
gemakkelijk* niet moeilijk 1866 [wnt] |
gemalin echtgenote 1629 [wnt prononceeren] <Duits {4.1.4} |
gematigd* niet overdreven 1401-1450 [mnw] |
gember eetbare gekonfijte wortelstok 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.6} |
gemeen* gemeenschappelijk 901-1000 [wps] {1.2.3} |
gemeen* vals 1776 [wnt] {1.2.3} |
gemeengoed algemeen verspreid idee 1872 [wnt gemeen] <Duits |
gemeenplaats alledaags gezegde 1585 [wnt toevallig i] |
gemeente* zelfbestuur uitoefenend onderdeel van de staat 1798 [wnt] {1.2.2/3.1} |
gemeenzaam familiair 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
gemelijk* misnoegd 1447 [mnw] |
gemenebest* republiek 1624 [wnt eenmoedig] |
gemet* vlaktemaat 1181-1210 [Künzel] {2.3} |
geminatie verdubbeling 1669 [mey] <Frans |
gemoed* innerlijk 1285 [cg Rijmb.] |
gemoedelijk genoeglijk, gezellig 1889 [wnt z.j.] <Duits |
gems herkauwer 1515 [Murmellius, Pappa Puerorum] <Duits {4.1.3} |
gen drager van erfelijke eigenschappen 1928 [Geerts, Leerboek der plantkunde] |
genade* gratie, gunst 901-1000 [wps] |
genaken* naderen, ophanden zijn 901-1000 [wps] |
[pagina 952]
[p. 952]
gênant verlegenheid wekkend 1847 [kku] <Frans |
gendarme rijkswachter in België 1847 [kku] <Frans |
gender het geheel van sociale en culturele kenmerken van een sekse 1991 [Kunst en Schutte, Lesbiaans] <Engels |
genderbender iem. die bewust gedrag van de andere sekse vertoont 1992 [De Coster 1999] <Engels |
gene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 30] {4.2} |
gêne verlegenheid 1847 [kku] <Frans |
genealogie geslachtkunde 1567 [Junius 557a] <Frans |
genebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1937 [Van Bolhuis] {4.3} |
geneesheer-directeur arts die directeur van een ziekenhuis is 1885 [wnt rijk i] {3.1} |
genegen* lust tot iets hebbend 1480 [mnw] |
generaal hoogste opperofficiersrang 1567 [Junius 500a] <Frans {4.1.14} |
generaliseren veralgemenen 1803 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
generalissimus hoogste militaire commandant 1675 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.14} |
generalist niet-specialist 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
generatie geslacht 1250 [mnw ongeraectheit] <Frans |
generatief geslachtelijk, voortbrengend 1847 [kku] <Frans |
generator toestel dat gas of stroom opwekt 1843 [Aanv wnt] <Latijn |
generen hinderen, schamen 1824 [wei] <Frans |
genereren verwekken 1351-1400 [mnw] <Latijn |
genereus edelmoedig 1824 [wei] <Frans |
generlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2} |
generositeit edelmoedigheid 1824 [wei] <Frans |
genese ontstaan, wording 1824 [wei] <Frans |
genetica erfelijkheidsleer 1929 [kwt] |
genetkat civetkat 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
geneugte* genieting 1350 [mnw] |
genezen* beter (doen) worden 1200 [cg ii 1 Servas] |
geniaal buitengewoon begaafd 1841 [wnt uitvoerbaarheid] <Frans |
genie die buitengewoon begaafd is 1784 [wnt verlagen iii] <Frans |
genie wapen van de landmacht dat zorgt voor bouwwerkzaamheden 1861-1862 [wnt] <Frans {4.1.14} |
geniep* geheim 1736 [wnt] |
genieten* vreugde beleven aan, ontvangen 1265-1270 [cg Lut.K] |
genitaal m.b.t. de genitaliën 1919 [wnt auto- i] <Latijn |
genitaliën geslachtsdelen 1847 [Aanv wnt] <Latijn {3.2/4.4} |
genitief tweede naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
genius beschermgeest 1597 [wnt belachen] <Latijn |
genocide uitroeiing van een volk 1950 [gvd] <Engels |
genoeg* onbepaald telwoord: voldoende 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
genoegen* voldoening 1393-1402 [mnw] |
genoom geheel van de genen en chromosomen 1946 [Bijlmer, De evolutie van de mens, 66] |
genoot* deelgenoot, makker 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
genot* vreugde 1285 [cg Rijmb.] |
genotype type zoals bepaald door erfelijke aanleg 1936 [Aanv wnt] |
genre soort 1824 [wei] <Frans |
gent* mannetjesgans 1477 [Teuth.] |
gentherapie behandeling door het inbrengen van genetisch materiaal 1985 [De Coster 1999] |
gentiaan plantengeslacht 1554 [wnt] <Latijn |
gentleman heer 1824 [wei] <Engels |
genus geslacht 1638 [Ruijs] <Latijn |
geobotanie plantengeografie in relatie tot de bodem 1948 [kwt] |
geocentrisch met de aarde als middelpunt 1763 [Aanv wnt] |
geode holte in gesteente 1970 [gvd] <Frans {1.2.6/3.2} |
geodesie theoretische landmeetkunde 1824 [wei] <Frans |
geograaf aardrijkskundige 1813 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
geografie aardrijkskunde 1592 [De Jonge i, 167-168] <Frans of Latijn |
geologie aardkunde 1813 [Picarta: Bilderdijk, Geologie of verhandeling] <Frans {3.2} |
geometrie meetkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
geoniem woord dat is afgeleid van een aardrijkskundige naam 1995 [Sanders 1995] <Duits {3.2} |
geoorloofd* toegelaten 1240 [Bern.] |
geostatica leer van het evenwicht der vaste lichamen 1824 [wei] |
gepensioneerde iem. die pensioen trekt 1814 [wnt pensionneeren] {4.1.4} |
gepeupel gewone volk 1562 [wnt verschrapen ii] |
gepikeerd ontstemd 1641 [wnt pikeeren i] |
[pagina 953]
[p. 953]
geporteerd op hebbend met 1762 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] |
geraamte* raamwerk 1340 [mnw] {3.1} |
geraamte* skelet 1526 [wnt verdoemenis] |
geranium plantengeslacht 1861 [wnt stokroos] <Latijn |
gerant zaakleider 1847 [kku] <Frans |
gerbera snijbloem 1923 [Aanv wnt] <modern Latijn |
gerbil knaagdier 1984 [gvd] <Engels {4.1.3} |
gerecht* eten in één gang 1040 [Slicher] {2.4/4.1.6} |
gerecht* rechtbank 1237 [cg i 1, 32] |
gereed* bereid, klaar voor of met een handeling 1230-1231 [cg i 1, 24] |
gereedschap* werktuigen 1240 [Bern.] |
gereformeerd protestant 1578 [wnt] {4.1.8} |
gerei* benodigdheden 1240 [Bern.] |
geren* schuin lopen 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
gerenommeerd vermaard 1608 [Aanv wnt] |
geriatrie ouderdomszorg 1956 [Aanv wnt] |
gerief* genot 1376-1400 [mnw] |
gering klein, onbeduidend 1561-1562 [Toll.] <Duits |
germanisme uit het Duits overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1817 [Aanv wnt] <Frans of Latijn |
germanium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn |
germinal kiemmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
geronnen* gestremd 1265-1270 [cg Lut.K] |
gerontologie leer van de ouderdomsverschijnselen 1954 [Aanv wnt] |
gerst* graangewas 1240 [Bern.] {4.1.2} |
gerstekorrel* gezwelletje aan ooglid 1871 [wnt anthrax] |
gerucht* geluid 1200 [cg ii 1 Servas] |
gerucht* praatje 1390 [mnw] |
gerust* kalm 1240 [Bern.] |
geschieden* gebeuren 1236 [cg i 1, 21] {1.2.4} |
geschiedenis* het gebeurde 1401-1500 [mnw] {3.1} |
geschikt* aangenaam in omgang, passend 1460 [mnw] |
geschil* onenigheid 1200 [mnw] |
geschrift het geschrevene 1100 [Willeram] |
geschut* oorlogstuig waarmee men projectielen afvuurt 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14} |
gesel* strafwerktuig 1240 [Bern.] |
geserreerd beknopt 1929 [kwt] |
gesjochten arm 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
geslacht* familie 1285 [cg Rijmb.] |
geslacht* sekse 1393-1402 [mnw] |
geslacht* als grammaticale term: genus 1584 [Ruijs] |
geslacht* genitaliën 1968 [Heestermans, Erotisch Wrdb.] {3.1} |
geslepen* sluw 1599 [Kil.] |
gesp* sluitmechanisme aan riemen e.d. 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] |
gesprek* mondeling onderhoud 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
gespuis* geboefte 1573 [wnt] |
gestaag* voortdurend, bestendig 1240 [Bern.] |
gestalte gedaante 1542 [Claes Tw. 11] <Duits |
gestalttherapie therapie gericht op het herstellen van een eenheid in de beleving en waarneming 1991 [wp] <Duits {3.2} |
Gestapo Duitse geheime politie 1940-1945 [Van Lennep, Oorlogswrdb.] <Duits {3.2} |
geste gebaar 1596 [Linschoten 10] <Frans |
gesteente* stenen 1325 [mnw] {3.1} |
gesteggel* ruzie 1927 [Aanv wnt] |
gestel* samenstel 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.6} |
gestel* lichamelijke constitutie 1776 [wnt] {1.2.6} |
gesteld* gehecht 1451-1500 [mnw] |
gesternte* alle sterren 1376-1400 [mnw] {3.1} |
gesticht* inrichting voor krankzinnigen 1808 [wnt] |
gesticuleren gebaren maken 1669 [mey] <Frans |
gestoord* gek 1976 [gvd] {1.2.2/3.1} |
gestreng streng, onverbiddelijk 1620-1650 [wnt] <Duits |
getal* cijfer, aantal 1240 [Bern.] |
getal* als grammaticale term: enkel- of meervoud 1576 [Ruijs] |
geteisem uitvaagsel 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
getijde, getij* eb en vloed 1236 [cg i 1, 25] |
getouw* toestel waarop men weeft 1240 [Bern.] |
getroebleerd niet goed bij het hoofd 1829 [Aanv wnt] |
getsie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3} |
getto jodenwijk 1847 [kku] <Duits of Italiaans |
gettoblaster grote draagbare radio 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
getuige* voorzetsel 1644 [wnt] {4.2} |
getuigen* als getuige verklaren 1240 [Bern.] |
getuigenis* wat men getuigt 1293 [vmnw] {3.1} |
getverderrie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3} |
geul* smal water 908 [Künzel] {2.3} |
geur* wat men ruikt 1265-1270 [cg Lut.K] |
geuren* met iets pronken 1898 [gvd] |
geus lid van een bepaalde partij 1566 [wnt af] <Frans {1.2.3} |
[pagina 954]
[p. 954]
geus kleine boegvlag 1685 [wnt] |
geuze biersoort 1924 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6} |
gevaar hachelijke toestand 1574 [Toll.] <Duits |
gevaarte* kolos 1626 [wnt wonderwerk] {3.1} |
geval* voorval, omstandigheid 1240 [Bern.] |
gevangenis* bajes 1281-1282 [cg i 1, 649] {3.1} |
gevat geestig 1704 [Claes] <Duits |
gevecht* gewapend treffen 1285 [cg Rijmb.] |
gevel* voormuur van gebouw 1450 [mnw] |
geven* aanreiken, verschaffen, schenken 901-1000 [wps] |
gevest handvat van blank wapen 1588 [Claes] <Duits |
gevoeg* behoefte 1552 [Apherdianus 11v] {4.4} |
gevoeglijk* betamelijk, gepast 1240 [Bern.] |
gevoel* tastzin 1450 [mnw] |
gevogelte* alle vogels 1287 [cg NatBl] {3.1} |
gevolg* personen die iem. begeleiden 1285 [cg I2, 1049] |
gevolg* wat uit iets voortvloeit 1644 [wnt] |
gewaad* kleding 1285 [cg Rijmb.] |
gewaarworden* bespeuren 1236 [cg i 1, 28] |
gewagen* vermelden 1236 [cg i 1, 27] |
geweer* handvuurwapen 1771 [wnt] {4.1.14} |
gewei hoorns van herten e.d. 1592 [Toll.] <Duits |
geweld* uiting van macht of kracht 901-1000 [wps] |
gewelf* halfgebogen zoldering 1435-1500 [mnw] |
gewest* landstreek 1564 [wnt vinder i] |
geweten besef van goed en kwaad 1588 [Kil.] <Duits |
gewetensvraag vraag waarbij men zijn geweten raadpleegt 1886 [wnt] <Duits |
gewicht* zwaarte 1240 [Bern.] |
gewicht* zwaar voorwerp voor aandrijving van mechanismen 1694 [wnt] {4.1.10} |
gewiekst bijdehand 1898 [gvd] |
gewijsde* definitief vonnis 1295 [cg I4, 2249] |
gewis* waar 1287 [cg NatBl] |
gewoon* gewend, gebruikelijk 1236 [cg i 1, 25] |
gewricht* beweegbare beenderverbinding 1477 [Teuth.] |
gewrocht* voortbrengsel 1350 [mnw] |
gewürztraminer kruidige witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6} |
gezag* macht 1401-1500 [mnw] |
gezaghebbend* overwicht hebbend 1847 [wnt] {3.1} |
gezaghebber* regeerder 1646 [wnt] {3.1} |
gezagvoerder* iem. die het bevel heeft 1856 [wnt] {3.1} |
gezamenlijk* samen 1286-1343 [mnw] |
gezant afgevaardigde 1588 [Claes Tw. 11] <Duits |
gezapig* gemoedelijk 1873 [Aanv wnt] {1.2.2} |
gezegde* spreekwijze 1785 [wnt] |
gezeik* kletspraat 1937 [Aanv wnt] |
gezel* makker 1100 [Willeram] |
gezellig* knus 1240 [Bern.] |
gezet* corpulent 1647 [wnt] |
gezicht* het zien 1100 [Willeram] |
gezicht* gelaat 1619 [wnt] |
gezichtspunt oogpunt 1784 [wnt] |
gezien* voorzetsel 1921 [wnt zien] {4.2} |
gezin* echtpaar met hun kinderen 1586 [wnt] {5} |
gezind* genegen 1300 [mnw] |
gezindte* gemeenschap van gelovigen 1676 [wnt] |
gezond* niet ziek 901-1000 [wps] |
gezusters* zusters 1276-1300 [cg Lut.A] |
gezwind* rap 1599 [Kil.] |
ghazel Arabische dichtvorm 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
ghostwriter die voor een ander teksten schrijft 1968 [kwt] <Engels |
gibbon mensaap 1784 [wnt wouwou] <Frans {4.1.3} |
gids leidsman 1643 [Toll.] <Romani {3.2} |
giebelen* giechelen 1898 [gvd] {3.1} |
giechelen* halfgesmoord lachen 1573 [Plantijn] {3.1} |
giek onderste parallelle rondhout van een langsgetuigd schip 1671 [wnt] |
giek lange, smalle sloep 1846 [wnt] <Engels {4.1.11} |
gienje Engelse munt 1766 [Sewel/Buys] <Engels {3.2} |
gier* roofvogel 1287 [cg NatBl] |
gier vloeibare mest 1343-1346 [mnw] <Fries {3.2} |
gieren* (scherp) geluid maken 1567 [Junius 376b] {3.1} |
gieren* heen en weer gaan 1627 [wnt] |
gierig* inhalig 1100 [Willeram] |
gierst graangewas 1577 [wnt] <? {1.2.4/3.5/4.1.2} |
giervalk roofvogel 1287 [cg NatBl] <Oudnoor(d)s {3.2} |
gierzwaluw* gierzwaluwachtige 1567 [Junius 64a] {1.2.6} |
gieten* schenken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
gietstaal sterk soort staal 1860 [wnt] <Duits |
gif vergif 1606 [wnt waren ii] <Duits {1.2.4} |
gift* geschenk 1240 [Bern.] |
gigantisch reusachtig 1944 [wnt ton i] |
gigategenvaller zeer grote tegenvaller 1992 [De Coster 1999] |
[pagina 955]
[p. 955]
gigolo betaalde minnaar 1935 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
gigue oude, oorspronkelijk Engelse dans, de muziek daarvan 1751 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
gij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
gijpen* voor de wind overstag gaan 1618 [wnt] |
gijzelaar persoon die als onderpand dient 1401-1500 [mnw] |
gijzelen als gijzelaar gevangenzetten 1254 [mnw] <Keltisch {3.2} |
gilamonster hagedis 1976 [gvd] |
gilbert eenheid van magnetomotorische kracht 1912 [kku] |
gilde* middeleeuwse broederschap 1115 [Slicher] {2.4} |
gillen* schel schreeuwen 1588 [Claes] {3.1} |
gimmick vernuftig apparaat, laatste snufje 1962 [Aanv wnt] <Engels |
gin jenever 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
ginder* bijwoord van plaats: daar 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
ginds* aanwijzend voornaamwoord 1250 [cg ii 1 Trist.] {4.2} |
gin fizz coctail met gin 1974 [Culinaire Enc. 115] <Engels {4.1.6} |
gingerbeer gemberbier 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
ginkgo een Japanse sierboom 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Japans {3.2} |
ginnegappen* giechelen 1717 [wnt] {3.1} |
ginseng Chinese plant 1770 [Papillon] <Chinees {3.2} |
gips pleister 1477 [Teuth.] <Frans |
gipsy zigeuner(in) 1847 [kku] <Engels |
giraal m.b.t. de giro 1929 [kwt] <Duits |
giraffe herkauwer 1588 [Claes] <Frans {4.1.3} |
gireren overmaken (van geld) 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
giro overschrijving 1734 [Aanv wnt] <Duits of Italiaans |
gis met een halve toon verhoogde g 1832 [wei] <Duits {3.2} |
gis Bargoens: slim 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
gispen* laken 1626 [wnt] {1.2.3} |
gissen* raden 1451-1500 [mnw] |
gist* rijsmiddel 1461 [mnw] |
gisteren* bijwoord van tijd: de dag voor heden 1240 [Bern.] {4.1.7} |
git zwarte delfstof 1451-1500 [mnw] <Frans |
gitaar snaarinstrument 1683 [wnt] <Frans {4.1.16} |
glacé geglansd leer 1864 [wnt glacéhandschoen] <Frans |
glaceren met een gladde laag overdekken 1847 [kku] <Frans |
glaciaal m.b.t. de ijstijd 1882 [Aanv wnt] <Frans |
glaciologie gletsjerkunde 1961 [gvd] |
glad* egaal 1287 [cg NatBl] |
gladakker leperd 1860 [moo] <Indonesisch {3.2} |
gladiator zwaardvechter 1781 [wnt werkzaam] <Latijn |
gladiool, gladiolus knolgewassengeslacht 1779 [wnt water] <Latijn |
gladjanus gewiekste vent 1907 [Aanv wnt] |
glamour schone schijn 1947 [De Vooys] <Engels |
glans schijnsel 1477 [Teuth.] <Duits |
glans eikel 1686 [wnt eikel] <Latijn {3.2/4.4} |
glas* harde stof uit silicaten 1240 [Bern.] {1.2.3} |
glasnost openheidspolitiek 1987 [Picarta: titel van J. Blokker] <Russisch {3.2} |
glaucoom groene staar 1720 [mey] <Latijn |
glazuur glasachtige laag 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
gletsjer ijsstroom 1780 [hou iii, 1, 57] <Duits |
gleuf* spleet 1858 [wnt] |
glibberen* glijden 1632 [wnt slibber] {3.1} |
glijden* zich met weinig wrijving voortbewegen 901-1000 [wps] |
glimlach* onhoorbare lach 1765 [wnt vergoeding] |
glimmen* gloeien, blinken 1480 [mnw] |
glimmer delfstof mica 1770 [Toll.] <Duits |
glimp* flikkering 1620 [wnt] |
glinsteren* schitteren 1350 [hws] {3.1} |
glippen* uitglijden, ontglijden 1588 [Claes] |
glissando bijwoord: met een vlotte voordracht 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2} |
glitter fonkeling 1966 [Aanv wnt] <Engels |
globaal niet nauwkeurig 1860-1865 [wnt] <Frans |
globe wereldbol 1588 [De Jonge i, 166, 178] <Frans of Latijn |
globetrotter wereldreiziger 1903 [Prick 1903] <Engels |
gloed* uitstralende hitte 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
gloednieuw* volstrekt nieuw 1836 [wnt] {4.4} |
gloeien* door verhitting stralen 1287 [cg NatBl] |
gloeiendheet* zeer heet 1896 [wnt zuur i] {4.4} |
glooien* met een flauwe helling aflopen 1640 [wnt] |
gloren* lichten 1611-1620 [wnt vermiljoen] |
glorie roem, pracht 1240 [Bern.] <Latijn |
gloriëren roemen 1534 [Vorstermanbijbel (1 Corinthen 9)] <Latijn |
glorieus roemrijk 1450-1520 [mnw] <Frans |
[pagina 956]
[p. 956]
glos kanttekening 1240 [Bern.] <Latijn |
glossarium verklarende woordenlijst 1824 [wei] <Latijn |
glossolalie extatische verkondiging 1899 [dbl] <modern Latijn |
glossy periodiek op glanzend papier gedrukt 1989 [Peptalk] <Engels |
glottis stemspleet 1734 [HubWes] <modern Latijn {3.2} |
gloxinia plant 1889 [wnt violet ii] <modern Latijn |
glucose druivensuiker 1865 [Aanv wnt] |
gluipen* loeren 1573 [Plantijn] |
gluren* tersluiks kijken 1588 [Claes] |
gluten kleefstof uit graankorrels 1770 [Papillon] <Latijn |
gluton plakmiddel 1929 [kwt] |
glycerine driewaardige alcohol 1831 [Aanv wnt] <Frans |
glycogeen spiersuiker 1912 [kku] |
glycol antivries 1907 [wp] |
gniffelen* onderdrukt lachen 1860 [wnt] {3.1} |
gnoe herkauwer 1803 [wnt wildebeest] <Duits {4.1.3} |
gnoom aardgeest 1776 [Aanv wnt] <modern Latijn |
gnosis diepere kennis m.b.t. godsdienstige waarheden 1824 [wei] <modern Latijn |
gnostisch m.b.t. de gnosis 1922 [wnt vitaal] <Frans |
gnuiven* gniffelen 1920 [wnt windzak i] |
go Japans bordspel 1950 [wp, dl. 9, 608] <Japans {3.2/4.1.18} |
goal doel(punt) 1903 [Aanv wnt] <Engels |
gobang muntstuk 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2} |
gobelin wandtapijt 1857 [wnt verschieten i] <Frans |
god* bovenmenselijk wezen 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
goddank* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1350 [mnw] {4.3} |
godlof* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1635 [wnt God] {4.3} |
godsamme* tussenwerpsel: uitroep om schrik uit te drukken 1968 [Aanv wnt] {4.3} |
godsdienst* religie 1301-1400 [mnw] {3.1} |
godsvrucht devotie 1605 [wnt waar iv] <Duits |
godverdomme* tussenwerpsel: vloek 1874 [wnt God] {4.3} |
godvruchtig* godvrezend 1285 [cg Rijmb.] |
goed* niet slecht 901-1000 [wps] |
goedendag* tussenwerpsel: groet 1265-1270 [vmnw] {4.3} |
goedendag* middeleeuwse knots 1306 [Grand Robert] {3.1/4.1.14} |
goedertieren* welgezind 1276-1300 [cg ii 1 Rein. E] |
goedkoop niet duur 1390 [mnw] |
goedkoopte het goedkoop-zijn 1858 [wnt turf i] {3.1} |
goedlachs* graag lachend 1784-1785 [wnt] {3.1} |
goegemeente* gewone, niet-kritische publiek 1628 [wnt reupen i] |
goelag interneringskamp 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
goena-goena tovermiddelen 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2} |
goeroe leermeester 1910 [Prick 1910] <Hindi |
goesting trek 1653 [wnt] |
goh tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1966 [Aanv wnt] {4.3} |
goj niet-jood 1824 [wei] <Jiddisch {3.2} |
gokken spelen om geld 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.18} |
golem joodse sagefiguur, tot leven gebrachte kleifiguur 1886 [kku] <Hebreeuws {3.2} |
golf* opgestuwd water 1475 [mnw] |
golf zeeboezem 1488 [mnw] <Frans |
golf balspel 1890 [Haagse Golfclub] <Engels {4.1.18} |
gom kleverige boomvloeistof 1287 [cg NatBl] <Frans |
gonade geslachtsklier 1950 [gvd] <Frans |
gondel Venetiaans bootje 1602 [wnt verheffen] <Italiaans {3.2/4.1.11} |
gong slaginstrument 1603 [De Jonge iii, 154] <Indonesisch {3.2/4.1.16} |
goniometrie hoekmeetkunde 1824 [wei] <Frans |
gonje jute 1886 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.9} |
gonorroe druiper 1769 [Aanv wnt] <Latijn |
gonzen* dof klinken 1588 [Claes] {3.1} |
goochelen door handigheid misleiden 1340-1350 [mnw] <? {3.5} |
goochem slim 1800 [moo] <Jiddisch {3.2} |
goodwill waarde van een zaak voor zover die berust op haar verworven positie, boven de intrinsieke waarde 1912 [kku] <Engels |
goog iemand die zich met opvoeding of vorming bezighoudt 1982 [R84] {1.2.4} |
googol telwoord: 10 tot de 100ste macht of een 1 met 100 nullen 1976 [wp] <Engels {4.2} |
gooien* werpen 1350 [mnw] {1.3} |
goor* vies 1599 [Kil.] |
goot* afvoerkanaal 1277 [cg i 1, 348] |
gordel* riem 1240 [Bern.] {3.1} |
[pagina 957]
[p. 957]
gordeldier* tandarm zoogdier 1864 [wnt] {1.2.1/4.1.3} |
gordijn voorhangsel 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
gorgelen de keel spoelen 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] {3.1} |
gorgonzola kaassoort 1903 [Sanders 1995] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
gorilla mensaap 1857 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.3} |
gorilla lijfwacht 1964 [Aanv wnt] <Engels |
gors* buitendijks land 1339-1345 [mnw] {1.2.4} |
gors* zangvogel 1860 [wnt] |
gort* gepelde gerst 1170 [Rey] {1.2.4/2.2/4.1.2} |
gortig* erg, grof 1784-1785 [wnt] {1.2.5} |
gospel godsdienstig negerlied 1959 [Enc. van de muziek] <Engels {4.1.16} |
gossiemijne* tussenwerpsel: bastaardvloek 1870 [wnt God] {4.3} |
gossip roddelpraat 1984 [gvd] <Engels |
gotisch naam van een stijl 1717 [wnt] <Italiaans {3.2} |
gotspe brutaliteit 1937 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
gouache soort waterverf 1832 [wei] <Frans |
goud* chemisch element 901-1000 [wps] |
goudeerlijk* zeer eerlijk 1912 [Aanv wnt] |
goudse* kaas uit Gouda 1811 [wnt kaas] {4.1.6} |
goulash vleesgerecht 1886 [kku] <Duits {4.1.6} |
gourde munteenheid van Haïti 1881 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Frans {4.1.12} |
gourmand lekkerbek 1824 [wei] <Frans |
gourmet fijnproever 1865 [kvw] <Frans |
gouvernante particuliere onderwijzeres 1683 [wnt paedagoog] <Frans {5} |
gouvernement regering 1646 [wnt] <Frans |
gouverneur bestuurder 1336-1339 [mnw] <Frans |
gouw* gewest, landstreek 790-793 [Claes] {2.3} |
gouw* weg langs water, sloot 976 [Künzel] {2.3} |
gozer Bargoens: kerel 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
gprs bepaald telecommunicatiesysteem 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
graad eenheid van schaalverdeling, rang 1240 [Bern.] <Latijn |
graaf adellijke titel 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <me Latijn {1.2.3} |
graag* bijwoord van hoedanigheid: met plezier 1600 [wnt] {1.3} |
graaien* met de handen rondtasten 1617 [wnt] |
graal schaal waarin Christus' bloed opgevangen werd 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] <Frans |
graan zaadkorrel, koren 1240 [mnw] <Latijn {4.1.2} |
graat* been van vis 1116 [Prisma NPl.] {2.3} |
grabbelen* grijpen 1486 [mnw] {3.1} |
gracht* kanaal 1101-1200 [Claes] {2.3} |
gracieus bevallig 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
gradatie verloop 1650 [mey] <Frans |
gradiënt ruimtelijk verloop van een grootheid 1912 [kku] <Frans |
graduaat Belgische academische graad 1976 [gvd] <me Latijn |
gradueel opklimmend 1847 [kku] <Frans |
gradueren een graad verlenen 1559 [Aanv wnt] <Frans |
graecisme ontlening aan het Grieks 1552 [Aanv wnt] |
graecus beoefenaar van het Oudgrieks 1871 [wnt Piet i] <Latijn |
graf* waar lijk begraven wordt 901-1000 [wps] |
grafeem schriftteken 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
graffiti leuzen aangebracht op muren e.d. 1983 [R84] <Engels |
grafiek schrijf- en tekenkunst, prentkunst 1832 [wei] <Frans |
grafiet koolstof 1832 [wei] <Duits |
grafologie handschriftkunde 1898 [gvd] |
gram* boos 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
gram 0,001 kilogram 1808 [wnt kilogram] <Frans {1.2.2/3.2} |
grammatica spraakkunst 1500 [Aanv wnt] <Latijn |
grammofoon platenspeler 1912 [kku] <Duits {4.1.17} |
gramstorig* boos 1709 [wnt links] |
granaat ontploffend projectiel 1594 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
granaatappel vrucht van de granaatboom 1534 [Claes] {4.1.2} |
grandeur groot(s)heid 1669 [mey] <Frans |
grandioos groots 1847 [kku] <Frans |
graniet hard gesteente 1770 [Papillon] <Frans |
granman stamhoofd bij bosnegers 1769 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
grap* kwinkslag 1761 [wnt] |
grapefruit citrusvrucht 1929 [kwt] <Engels {4.1.2} |
grapjas lolbroek 1912 [wnt toren] |
grappa Italiaanse alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
gras* gewas op weiden e.d. 1125-1130 [Claes] {1.2.4/2.3} |
grasduinen zijn hart ophalen 1574 [wnt] |
gratie goedgunstigheid, genade 1240 [Bern.] <Latijn |
gratie bevalligheid 1630 [wnt] <Latijn |
gratificatie bonus 1669 [mey] <Frans |
[pagina 958]
[p. 958]
gratineren met een korstje toebereiden 1912 [kku] <Frans |
gratis zonder betaling 1689 [wnt revisie] <Latijn |
gratuit onverplicht, ongegrond 1661 [wnt verstoring i] <Frans |
grauw* vaalwit 1132 [Claes] {2.3/4.1.5} |
grauw* gepeupel 1588 [Claes] |
grauwen* snauwen 1573 [Claes] |
grauwsluier grijs waas 1970 [Recht voor raap] <Duits {3.2} |
grave plechtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
gravel dakpannengruis als bestrating 1914 [Aanv wnt] <Engels |
graven* in de grond spitten 901-1000 [wps] |
graveren figuren inkrassen 1240 [Bern.] <Frans |
graves wijnsoort 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
graveur kunstenaar die graveert 1796 [wnt wenden] <Frans {3.2} |
gravitatie zwaartekracht 1832 [wei] <modern Latijn |
gravure gegraveerd werk 1796 [wnt] <Frans {3.2} |
gray eenheid van geabsorbeerde stralingsenergie 1976 [wp techn. enc.] |
grazen* gras eten 1401-1450 [mnw] |
grazioso bevallig 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
greep* het grijpen, handvat 1477 [Teuth.] |
gregoriaans van Gregorius 1739 [wnt tusschen] |
grein korrel 1287 [cg NatBl] <Frans |
grein gewichtje 1371-1423 [mnw] <Frans |
gremium college van vertegenwoordigers 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
grenadier keursoldaat van de infanterie 1688 [wnt vooraan] <Frans {4.1.14} |
grenadine limonade 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
grendel* schuifbout voor deuren 1100 [Willeram] {3.1} |
grenen van grenenhout 1643 [wnt sas iv] <Zweeds {3.2} |
grens scheidingslijn 1573 [wnt] <Nederduits {3.2} |
grenshospitium asielzoekerscentrum 1992 [De Coster 1999] |
greppel* ondiepe sloot 1245 [Slicher] {2.4/3.1} |
gres aardewerk 1912 [kku] <Frans |
gretig* begerig 1573 [Plantijn] |
greyhound hondensoort 1900-1908 [wnt windhond] <Engels {4.1.3} |
gribus bouwvallige woning of buurt 1709 [wnt] <? {3.5} |
grief klacht 1301-1325 [cg i 1, 66 (latere vertaling)] <Frans |
griend* waard 1376-1400 [mnw] |
grienen* huilen 1170 [Rey] {2.2/3.1} |
griep influenza 1873 [wnt] <Frans |
griesmeel gebroken, niet tot meel gemalen graan 1872 [Toll.] <Duits |
griet* beenvis 1567 [Claes Tw. 11] |
griet* steltloper 1717 [wnt vogel] |
grietjebie zangvogel 1917 [Van Donselaar Tw. maart 2000] |
grieven krenken 1350 [mnw] |
griezelen* ijzen 1434-1436 [hws] {3.1} |
grif* vlug 1649 [wnt] |
griffel schrijfstift 1370 [mnw] <me Latijn |
griffie secretarie 1488 [hws] <Frans |
griffier secretaris 1481 [hws] <Frans |
griffioen mythische vogel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
grijnzen* vals lachen 1240 [Bern.] {3.1} |
grijpen* pakken 1240 [Bern.] |
grijs* lichtgrauw 1140 [Rey] {2.2/4.1.5} |
grijsaard oude man 1450 [mnw] {4.1.4} |
gril inval 1573 [wnt] <Duits |
grill vleesrooster 1954 [Aanv wnt] <Engels |
grille rooster voor radiateur van auto 1912 [kku] <Frans |
grillen roosteren 1961 [gvd] <Engels |
grilleren roosteren 1824 [wei] <Frans |
grimas vertrekking van het gezicht 1555 [Claes] <Frans |
grimeren schminken 1888 [Aanv wnt] <Frans |
grimeur die grimeert 1898 [gvd] {3.3/4.1.13} |
grimlach* bittere lach 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
grimmig* boos 1400 [mnw] |
grind* kiezels 1820-1829 [wnt] |
grind, griend walvisachtige 1864 [wnt grindewal] <Deens {3.2/4.1.3} |
grinniken* grijnzend lachen 1410 [mnw] {3.1} |
grissen* snel naar zich toe halen 1810 [wnt] |
grit* schelpengruis 1903 [Aanv wnt] |
grivnja munteenheid van Oekraïne 1918 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Oekraïens {3.2/4.1.12} |
grizzlybeer soort beer 1919 [Picarta: titel van E.S. Thompson] <Engels {4.1.3} |
groed* aangeslibd land 1133 [Künzel] {2.3} |
groef* greppel, inkerving 901-1000 [wps] |
groeien* (in grootte) toenemen 1100 [Willeram] {1.2.5} |
groen* kleurnaam 1040 [Claes] {1.2.5/2.3/3.1/4.1.5/5} |
groente* groenvoer 1721 [wnt] {3.1/4.1.6} |
groenteboer* verkoper van groenten 1858 [wnt groente] {4.1.13} |
[pagina 959]
[p. 959]
groentesoep soep van groenten 1900 [wnt z.j.] {4.1.6} |
groenvoer groene planten als voedsel 1844 [wnt winterrogge] <Duits {4.1.6} |
groep verzameling 1618 [wnt] <Frans |
groeten* gedagzeggen 1200 [cg ii 1 Servas] |
groezelig* niet schoon 1796 [wnt] |
grof* groot, ruw 1240 [Bern.] |
grofstoffelijk ruw, onbehouwen 1975 [Heer Bommel en de opvoedering] {4.4} |
grog sterkedrank met heet water 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
groggy waggelend, dronken 1932 [Aanv wnt] <Engels |
grol* grap, frats 1625 [wnt] |
grom* ingewand van vis 1501-1600 [mnw] |
grommen* dof brommend geluid maken 1440 [mnw] {3.1} |
grond* bodem 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
grondel* beenvis 1440 [mnw] {3.1} |
grondslag* fundament 1599 [Kil.] |
grondsop* bezinksel van een drank 1477 [Teuth.] |
groot* niet klein 1177-1187 [Künzel] {2.3} |
groot* munt 1288 [cg I2, 1330] {4.1.12} |
groothandel koop en verkoop in het groot 1857 [wnt] <Duits |
grootmoeder* moeder van iemands vader of moeder 1482 [hws] {4.1.4} |
grootte* afmeting 1287 [cg NatBl] {3.1} |
grootvader* vader van iemands vader of moeder 1545 [mnw] {4.1.4} |
gros telwoord: twaalf dozijn 1745 [mey] <Frans {4.2} |
gros het grootste aantal, de meeste(n) 1832 [wei] <Frans |
groschen munt 1734 [HubWes] <Duits |
grosse afschrift 1668 [wnt] <Frans |
grossier groothandelaar 1485 [hws] {3.3/4.1.13/5} |
grosso modo bijwoord: ruw geschat 1805 [mey] <Latijn |
grot onderaardse ruimte 1600 [wnt] <Frans |
grotesk zonderling, buitensporig 1785 [wnt] <Frans |
grrl zelfbewuste jonge vrouw 1996 [Internet: webgrrls.nl] <Engels |
gruis* verbrokkelde stof 1330 [Jacobs 14] |
gruit* ingrediënt van bier 999 [Slicher] {2.4} |
grunge bepaald soort rockmuziek 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
grutten* graan dat op de molen verbrijzeld is 1599 [Kil.] {1.2.4} |
grutto* steltloper 1770 [Van Groen, Steltlopers 72] {3.1} |
gruwel* afschuw 1350 [mnw] |
gruwen* afschuw hebben van 1420 [mnw] |
gruyère kaassoort 1822 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6} |
gruzelementen scherven 1873 [wnt] |
gsm mobiele telefoon 1991 [Sanders 2000] <Engels {1.3/4.1.17} |
g-string minuscuul broekje dat van achter slechts uit een koordje bestaat 1989 [Sanders 2000] <Engels {3.2} |
guanaco hoefdier 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3} |
guano mest van zeevogels 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
guarani munteenheid van Paraguay 1943 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
guave boom en vrucht daarvan 1625 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Engels {3.2/4.1.2} |
guerrilla strijd van ongeregelde troepen 1824 [wei] <Spaans {3.2} |
guillotine valbijl 1795 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
Guinees biggetje knaagdier 1761 [hou i, 2, 439] {4.1.3} |
guirlande bloemenslinger 1588 [Claes] <Frans |
guit* deugniet 1501-1550 [mnw] |
gul* royaal 1615 [wnt gul ii] |
gulden* oude munt, munteenheid van Nederland, de Nederlandse Antillen en Suriname 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] {4.1.12} |
gulp* dikke straal 1588 [Claes] |
gulp* split in broek 1829 [wnt gulp ii] |
gulzig gretig 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
gummi kleverige boomvloeistof 1542 [Claes Tw. 11] <Latijn |
gunnen* verlenen 1260-1280 [cg ii 1 Rein. G] |
gunst* welwillendheid 1240 [Bern.] {3.1} |
gup, guppy beenvis 1967 [Aanv wnt] <Engels |
gut* tussenwerpsel: uitroep van verwondering 1612 [wnt wederbrengen] {4.3} |
guts beitel met holle bek 1600 [Toll.] <Frans |
guts lef 1986 [De Coster 1999] <Engels |
gutsen* in stromen neervloeien 1659 [wnt] |
guttapercha verdroogd melksap van bomen 1859 [wnt vulcanisatie] <Indonesisch {3.2} |
gutturaal keelklank 1832 [wei] <Frans |
guur* snijdend 1599 [wnt] |
g.v.d. tussenwerpsel: vloek, verkorting van godverdomme 1875 [wnt zeeziekte] <L {3.4/4.3} |
gymnasium instelling voor middelbaar onderwijs 1876 [wnt] <Duits {1.2.2} |
[pagina 960]
[p. 960]
gymnastiek lichaamsoefeningen 1840 [wnt] <Frans {4.1.18} |
gymnastiekschoenen schoenen met zachte zolen 1898 [gvd] {4.1.9} |
gynaecologie leer der vrouwenziekten 1847 [kku] |
gyros gerecht bestaande uit aan het spit geroosterd vlees of vis 1999 [gvd] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
gyroscoop stabilisator 1855 [Aanv wnt] |
ha* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1330 [mnw] {4.3} |
haag* heg 889 [Künzel] {2.3} |
haagdoorn* heestergeslacht 901-1000 [wps] {3.1} |
haai kraakbeenvis 1445-1455 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2} |
haaibaai* kijfzieke vrouw 1642 [wnt heibei] {3.1} |
haak* gebogen voorwerp om iets vast te houden, op te hangen e.d. 1240 [Bern.] |
haam* houten halsband voor paard 1317 [mnw] |
haan* mannetje bij hoenderachtigen 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.6} |
haar* hoogte in het veld 797 [Claes] {2.3} |
haar* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
haar* buigbare vezels die op huid van zoogdieren groeien 1100 [Willeram] |
haar* bijwoord van richting: links (bij voerlieden) 1616 [wnt] |
haard* stookplaats 1350 [mnw] {4.1.9} |
haarfijn bijwoord: uiterst nauwkeurig 1806-1807 [wnt] |
haarscherp zeer scherp 1922 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.4} |
haarstilist haarkunstenaar 1984 [gnn] <Engels {4.1.13} |
haas* haasachtige 1240 [Bern.] {4.1.3} |
haas* spier bij slachtdieren 1562 [Claes] {4.1.6} |
haasje-over* spel waarbij men over elkaars rug springt 1717 [wnt] {4.1.18} |
haast spoed 1237 [cg i 1, 35] <Frans |
haast bijwoord van hoedanigheid: bijna, weldra 1401-1450 [mnw] <Frans |
haat* diepe afkeer 1287 [cg NatBl] |
habbekrats kleinigheid, klein bedrag 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
habijt geestelijk gewaad 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
habitat natuurlijk woongebied 1939 [wnt associatie] <Latijn |
habitué regelmatige bezoeker 1840 [wnt] <Frans |
habitus uiterlijke gedaante 1803 [wnt analyse Suppl] <Latijn |
haček typografisch teken 1999 [gvd] <Tsjechisch {3.2} |
hachee gerecht met vlees en kruiden 1778 [wnt] <Frans {4.1.6} |
hachelijk* gevaarlijk 1600 [wnt] |
hachje* leven 1670 [wnt] |
haciënda landgoed in Midden- en Zuid-Amerika 1863 [kku] <Spaans {3.2} |
hacker computerkraker 1985 [De Coster 1999] <Engels |
hadji Mekkaganger 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
haf strandmeer 1670 [wnt instorten] <Duits |
hafnium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
haft* insect 1635 [wnt haft ii] |
hagedis* hagedisachtige 1301-1400 [Claes] |
hagel* ijskorrels als neerslag 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.1} |
hagiografie levensbeschrijving van heilige 1847 [kku] |
haha* tussenwerpsel: nabootsing van lachen 1330 [mnw] {3.1} |
haiku Japanse dichtvorm 1969 [wp] <Japans {3.2} |
hak* landbouwwerktuig 1301-1350 [mnw] |
hak* hiel 1444-1450 [hws] |
haken* verlangen 1301-1350 [mnw] |
hakenkruis swastika, insigne van nazi's 1924 [gvd] <Duits {1.4/3.2} |
hakkebord* slaginstrument 1477 [Teuth.] {4.1.16} |
hakkelen* stamelen 1562 [Claes] {3.1} |
hakken* houwen 1350 [mnw] |
hakketakken* vitten 1914 [gvd] {3.1} |
hal* ruimte 1213 [Rey] {2.2} |
halal rein volgens de islamitische spijswetten (van vlees) 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2} |
halen* (bij zich) brengen, bemachtigen 1265-1270 [cg Lut.K] |
half* telwoord: de helft 1236 [cg i 1, 25] {4.2} |
halflandelijkheid gebied tussen land en stad 1931 [Burger en De Jong] {4.4} |
hallali tussenwerpsel: jagerskreet 1914 [gvd] <Frans {4.3} |
halleluja tussenwerpsel: lofkreet 1561 [wnt] <Hebreeuws {3.2/4.3} |
hallo tussenwerpsel: uitroep en groet 1909 [wnt smeerpoets] <? {3.5/4.3} |
[pagina 961]
[p. 961]
hallucinatie zinsbegoocheling 1847 [kku] <Frans |
hallucineren begoochelen 1865 [kvw] <Frans |
halm* stengel van gewas 1268 [cg i 1, 117] {3.1} |
halma bordspel 1931 [kwt] <Engels {4.1.18} |
halo lichtende kring om zon of maan 1894 [wnt wiel i] <Frans |
halogeen chemisch element van de 7e groep 1847 [Aanv wnt] |
hals* keel 1080 [Rey] {2.2} |
halsstarrig hardnekkig 1542 [Claes Tw. 12] <Duits |
halster* leidsel 1450 [mnw] |
halt tussenwerpsel: stop 1673 [wnt] <Duits {4.3} |
halte stopplaats voor openbaar vervoer 1896 [wnt] <Frans |
halter staaf met kogels of schijven aan uiteinden 1872 [gvd] <Duits |
halva(product) product met minder vet 1982 [R84] |
halvarine halfvette margarine 1968 [Voorlichtingsbureau Margarine, Vetten en Oliën] {4.1.6} |
ham* aangeslibd land 694 [Claes] {2.3} |
ham* achterbout van varken 1301-1400 [mnw] {4.1.6} |
hamam oosters badhuis 1988 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2} |
hamburger broodje met gehakt 1938 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6} |
hamel* gecastreerde ram 1376-1400 [mnw] {3.1/4.1.3} |
hamer* werktuig 801-850 [Künzel] {2.3} |
hammondorgel elektronisch muziekinstrument 1952 [wnt vibrato] {4.1.16} |
hamster knaagdier 1515 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.3} |
hamsteren voorraden inslaan voor tijden van schaarste 1917 [Slijper] <Duits {3.2} |
hamvraag* voornaamste kwestie 1953-1957 [Van Gelder 1993] {3.1} |
hand* lichaamsdeel aan uiteinde van arm 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
handboek* leidraad 1513 [Bibliotheca 1954, nr. 430] |
handel* kopen en verkopen 1573 [Plantijn] |
handelen* doen, behandelen 1236 [cg i 1, 29] |
handelen* handel drijven 1573 [wnt] |
handhaven in stand houden 1599 [Kil.] <Duits |
handicap belemmering, gebrek 1929 [kwt] <Engels |
handlanger die een ander bijstaat bij verboden handelingen 1787-1789 [wnt] <Duits |
handling handelingen m.b.t. de afwerking na de productie 1999 [gvd] <Engels |
handschoen* kledingstuk voor de hand 1286 [cg I2, 1173] {1.2.4/3.1} |
handvest* stuk met rechtsbeginselen 1528 [Hs kbh 129.E.2, Hoorn] |
hangar overdekte bergplaats 1895 [Broeckaert] <Frans |
hangbrug* vaste brug waarvan het dek aan kabels hangt 1844 [wnt ketting] |
hangen* aan bovenkant bevestigd door eigen zwaarte neerwaarts gehouden worden 1100 [Willeram] |
hangende* voorzetsel 1626 [wnt] {4.2} |
hangijzer ijzer waaraan iets hangt 1278 [cg i Gent] |
hangmat hangend net om in te liggen 1627 [Van DonselaarTw. 8] <Spaans {1.2.1/1.2.4/3.2} |
hannes sukkel 1620 [wnt] |
hannesen knoeien 1858 [wnt] |
hansom tweewielig rijtuigje 1886 [kku] <Engels {4.1.10} |
hansop wijd kledingstuk, m.n. als nachtkleding 1725 [wnt] |
hansworst potsenmaker 1732 [wnt] <Nederduits {3.2} |
hanteren omgaan met, (werktuig) gebruiken 1286 [cg I2, 1130] <Frans {1.2.5} |
Hanze koopmansgilde 1233 [Slicher] <Duits {2.4} |
haperen* blijven steken 1351-1400 [mnw] {3.1} |
haplologie weglating van een lettergreep 1950 [gvd] |
happen* bijten 1588 [Claes] {3.1} |
happening manifestatie 1965 [R75] <Engels |
happig* gretig 1625 [wnt waarnemen] |
happy gelukkig 1951 [Aanv wnt] <Engels |
hapsnap* onregelmatig 1976 [gvd] {1.2.2/3.1} |
haptonomie de wetenschap der affectiviteit 1991 [wp] |
harakiri zelfmoord 1877 [wp, dl. 9, 44] <Japans {3.2} |
hard* moeilijk samen te drukken, te verbrijzelen, te buigen; luid, meedogenloos 901-1000 [wps] |
hardboard houtvezelplaat 1954 [De Vooys] <Engels |
harddrug verslavende drug 1973 [R75] <Engels {4.1.6} |
harder* beenvis 1286 [cg I2, 1173] |
hardhandig* ruw 1841 [wnt] {3.1} |
hardnekkig* halsstarrig 1357 [mnw] |
hardrock harde rockmuziek 1984 [gvd] <Engels {4.1.16} |
[pagina 962]
[p. 962]
hardvochtig* ongevoelig 1785 [wnt] {1.2.3} |
hardware computerapparaten 1969 [Dijkman, Computer-abc 24] <Engels |
harem vrouwenverblijf, vrouwen en bijzitten van een moslim 1792 [wnt vrouw] <Turks {3.2} |
haren* een zeis scherpen 1343-1346 [mnw] |
haring* beenvis 1101-1200 [Rey] {2.2} |
haringbuis schip voor haringvangst 1521 [wnt konvooieeren] {4.1.11} |
hark* tuingereedschap 1420 [Claes] |
harlekijn hansworst 1653 [wnt] <Frans |
harmattan verschroeiende West-Afrikaanse wind 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.1} |
harmonica toetsinstrument 1824 [wei] <Engels {4.1.16} |
harmonie eendracht 1330 [mnw] <Frans |
harmonisatie het harmoniseren 1931 [Aanv wnt] <Frans of Engels |
harmonium toetsinstrument 1869 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16} |
harnas wapenrusting 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans {4.1.14} |
harp* snaarinstrument 1240 [Bern.] {4.1.16} |
harpoen geweerhaakt werptuig 1287 [cg NatBl] <Frans |
harrewarren* krakelen 1676 [wnt] {3.1} |
hars kleverige stof uit naaldbomen 1285 [cg Rijmb.] <Duits |
hart* spier die bloedsomloop regelt 901-1000 [wps] {1.2.5} |
harten* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18} |
hartenbeest herkauwer 1652-1662 [wnt] <Afrikaans {3.2} |
hartstikke* bijwoord van hoedanigheid 1839 [wnt] |
hartstocht* passie 1599 [wnt hartstrek] |
hartsvanger jachtmes 1731 [wnt] <Duits |
hasjiesj bedwelmend genotmiddel 1838 [Heldring, De jenever erger dan de cholera] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
haspel* toestel om garen op te winden 1486 [mnw] {3.1} |
hassebassen* kibbelen 1605 [wnt] {3.1} |
hatchback vijfde deur van een auto 1978 [Picarta: titel van P.H. Olving] <Engels |
haten* sterke afkeer voelen 901-1000 [wps] |
hatsiekidee* tussenwerpsel: reactie op iets onverwachts 1984 [gvd] {4.3} |
hatsjie* tussenwerpsel: geluid van het niezen 1950 [gvd] {3.1} |
hattrick het maken van drie doelpunten achter elkaar 1940 [De Telegraaf 3/6, 6b] <Engels |
hausmacher soort van leverworst 1986 [koe] {4.1.6} |
hausse het rijzen van prijzen, opleving 1847 [kku] <Frans {1.3} |
hautain hooghartig 1540 [Aanv wnt] <Frans |
hauw* type vrucht 1287 [cg NatBl] |
havanna sigaar 1839 [wnt somber] <Frans {4.1.6} |
have* bezit 1237 [cg i 1, 32] |
haveloos* armoedig 1677 [wnt] {1.1/1.2.3} |
haven* ligplaats voor schepen 1240 [Bern.] |
havenen* beschadigen 1676 [wnt] |
haver* korensoort 1280 [cg i 1, 509] {4.1.2} |
havik* roofvogel 1287 [cg NatBl] |
hazard kans, geluk 1484 [mnw] <Frans |
hazelaar struik 1546 [Naembouck] |
hazelworm* hagedis 1862 [wnt] |
hazenpeper gerecht van hazenvlees 1778 [wnt] {4.1.6} |
hazewind* hondensoort 1376-1400 [mnw] {4.1.3} |
H-bom waterstofbom 1955 [Stoop] <Engels {4.1.14} |
hè, hé* tussenwerpsel: uitroep om aandacht of bevestiging te krijgen 1612 [wnt] {4.3} |
headbangen heftig het hoofd heen en weer bewegen op harde rockmuziek 1985 [De Coster 1999] <Engels |
headhunter iem. die kaderpersoneel selecteert 1987 [De Coster 1999] <Engels |
hearing hoorzitting 1946 [De Vooys] <Engels |
heat manche 1968 [kwt] <Engels |
heavy zwaarwichtig 1984 [De Coster 1999] <Engels |
heavy metal vorm van hardrock 1984 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
hebben* bezitten, hulpwerkwoord 901-1000 [wps] |
hebbes* tussenwerpsel: daar heb ik 't 1937 [Aanv wnt] {4.3} |
hebraïcus kenner van het Hebreeuws 1847 [kku] <Latijn |
hecatombe offer, slachting 1605 [Aanv wnt] <Latijn |
hecht* stevig 1750 [wnt hecht vi] |
hechten* bevestigen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
hechtenis* gevangenschap 1471 [hws] {3.1} |
hectare vlaktemaat 1814 [wnt voerling] <Frans {3.2} |
hectisch gejaagd 1962 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
hectogram 100 gram 1802 [wnt hectometer] <Frans {3.2} |
hectoliter 100 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
hectometer 100 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
[pagina 963]
[p. 963]
heden* bijwoord van tijd: vandaag 901-1000 [wps] {1.3/4.1.7} |
heden* tussenwerpsel: uitroep van verwondering of schrik 1662 [wnt] {4.3} |
hedonisme leer dat genot het hoogste goed is 1847 [kku] <Duits |
hedsjra de migratie van Mohammed uit Mekka naar Medina 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
heel* ongeschonden, volledig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
heel* bijwoord van hoedanigheid: zeer 1617 [wnt] |
heemkunde streekgeschiedenis 1945 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
heemraad* college van raadslieden 1155 [Slicher 119] {2.4/3.1} |
heen* bijwoord van plaats: weg 1287 [cg NatBl] |
heengaan* weggaan 1599 [wnt kil] {1.2.1} |
heengaan* sterven 1635 [wnt] {4.4} |
heer* leger 850 [Künzel] {2.3/4.1.14} |
heer* naam en titel van mannelijk persoon 901-1000 [wps] {1.2.3} |
heer* naam van een speelkaart 1717 [wnt] {4.1.18} |
heerlijk* prachtig, aangenaam 1200 [cg ii 1 Servas] |
heeroom* gemoedelijke benaming voor een pastoor 1528 [wnt] {3.1} |
heersen regeren 1348 [mnw] <Duits |
hees* schor 901-1000 [wps] |
heester* struik 1210 [Rey] {2.2} |
heet* zeer warm 901-1000 [wps] |
heffen* omhoog brengen 1200 [cg ii 1 Servas] {1.3} |
hefnerkaars eenheid van lichtsterkte 1907 [wnt watt] |
heft* handvat 1480 [mnw] |
heftig onstuimig 1542 [Dasypodius] <Duits |
heg* haag 1100 [Willeram] |
hegemonie overwicht van een staat 1847 [kku] <Frans |
heibel drukte, ruzie 1903 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
heide* plant, grond met heideplant begroeid 1240 [Bern.] |
heiden* ongelovige 1200 [cg ii 1 Servas] {4.1.8} |
heien* in de grond stampen 1350 [mnw] |
heiig* wazig (van de lucht) 1840 [wnt] |
heikel netelig 1972 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
heil* welzijn, redding 901-1000 [wps] |
Heiland Zaligmaker 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Duits |
heilbot* beenvis 1476-1500 [hws] |
heilgymnastiek fysische therapie 1912 [kku] <Duits |
heilig* verheven 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
heiligbeen* een bekkenbeen 1718 [wnt] |
heim, heem* woonplaats 709 [Claes] {2.3/3.1} |
heimelijk* geheim, verborgen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
heimwee verlangen naar geboortegrond 1689 [Vd Sijs 1998, 124] <Duits |
heinde* bijwoord van plaats: dichtbij 1440 [mnw] |
heining* schutting 1401-1500 [mnw] |
heisa* drukte 1912 [wnt z.j.] |
heitje Bargoens: kwartje 1860 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
hek* rastering 1227 [Tavernier] {2.4} |
hekel* vlaskam 1485 [mnw] {3.1} |
hekel* afkeer 1785 [wnt] |
hekelen* over de hekel halen 1485 [mnw] |
heks tovenares 1562 [Claes] <Duits |
hel* onderwereld 901-1000 [wps] |
hel* schel, fel 1477 [Teuth.] {4.1.5} |
hela* tussenwerpsel: uitroep om aandacht te trekken 1800 [wnt voorman ii] {4.3} |
helaas tussenwerpsel: uitroep van smart 1548 [wnt] <Frans {4.3} |
held* dapper iemand 1250 [cg ii 1 Trist.] |
helder* klaar, duidelijk 1573 [wnt] {4.1.5} |
heleboel* onbepaald telwoord 1785 [wnt] {4.2} |
helegaar* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1785 [wnt heelemaal] {1.2.4} |
helemaal* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1784 [wnt witten] {1.2.4} |
helen* genezen 1100 [Willeram] |
helen* verbergen (ook van gestolen goed) 1562 [Dict. Tetraglotton 104B] |
helft* elk der beide gelijke delen waarin iets verdeeld is 1236 [cg i 1, 23] {4.2} |
helikopter hefschroefvliegtuig 1900 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
heliocentrisch met de zon als middelpunt 1763 [Aanv wnt] |
heliotroop plantengeslacht 1854 [wnt] <Frans |
helium chemisch element 1882 [Aanv wnt] <modern Latijn |
hellebaard* blank wapen 1429 [mnw] {4.1.14} |
hellen* schuin aflopen 1265-1270 [cg Lut.K] |
hellenisme de Griekse beschaving na het instorten van Alexanders rijk 1847 [kku] <Duits |
heller munt 1400 [mnw] <Duits |
helleveeg* feeks 1567 [Claes] |
helm* hoofddeksel 1080 [Rey] {2.2/3.1/4.1.14/5} |
helm* duinplant 1500 [mnw] |
[pagina 964]
[p. 964]
helmstok* stok die het roer beweegt 1465 [mnw] |
heloot Spartaanse horige 1824 [wei] <Latijn |
helpdesk bureau vanwaaruit ondersteuning aan cliënten wordt geboden 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels |
helpen* bijstaan 901-1000 [wps] |
hem* buitendijks land 1182-1206 [Slicher] {2.4} |
hem* persoonlijk voornaamwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
hemd* onderkledingstuk 1240 [Bern.] |
hemel* firmament 901-1000 [wps] |
hemelsbreed* zeer breed, zeer veel 1677 [wnt] {4.4} |
hemisfeer halve bol 1650 [mey] <Frans |
hemofilie bloederziekte 1924 [gvd] <modern Latijn |
hemorroïden aambeien 1847 [kku] <Frans |
hemostase bloedstolling 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
hen* hoendervogel 1240 [Bern.] {4.1.6} |
hen* persoonlijk voornaamwoord 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2} |
hendel hefboom 1852 [wnt] <Engels |
hendiadys stijlfiguur 1832 [wei] <me Latijn |
hengel* vistuig 1440 [mnw] {3.1} |
hengsel* beugel, scharnier 1285 [cg i Dordrecht] |
hengst* mannelijk paard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
henna oranjerood kleurmiddel 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
hennep plant 1343-1346 [mnw] <Scythisch of Thracisch {3.2} |
henry eenheid van zelfinductie 1950 [gvd] |
hepatitis geelzucht 1734 [HubWes] <modern Latijn |
her* bijwoord van plaats: hierheen 1180 [Rey] {2.2} |
heraldiek wapenkunde 1824 [wei] <Frans |
heraut aanroeper 1340-1350 [mnw] <Frans |
herbarium verzameling gedroogde planten 1770 [Aanv wnt] <Latijn |
herberg* logement 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
herbergier waard 1451-1500 [mnw] {4.1.13} |
herbicide onkruidverdelger 1961 [gvd] |
herbivoor planteneter 1872 [Aanv wnt] |
herder* hoeder van een kudde 1240 [Bern.] {4.1.13} |
herdershond* hondensoort 1811 [wnt] {4.1.3} |
herderstasje* plantje 1668 [wnt] |
hereditair erfelijk 1572 [Aanv wnt] <Frans |
heremiet kluizenaar 1240 [Bern.] <Latijn |
heremijntijd* tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1855 [wnt] {4.3} |
herenboer* heer die uit liefhebberij het boerenbedrijf uitoefent 1877 [wnt] {3.1/4.1.13/5} |
herfst* najaar 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7} |
herfstmaand* september 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
herfsttij* laatste (levens)fase 1919 [Huizinga, Hersttij der me] {4.4} |
herinneren doen terugdenken aan 1599 [Kil.] <Duits |
hermafrodiet tweeslachtig wezen 1596 [Linschoten 61] <Frans |
hermandad politie 1824 [wei] <Spaans {3.2} |
hermelijn marterachtige 1287 [cg NatBl] <me Latijn {4.1.3} |
hermeneutiek theorie van de exegese 1734 [HubWes] <Latijn |
hermetisch volkomen dicht 1778 [wnt] <Frans |
hernhutter lid van een christelijke sekte 1781 [wnt] <Duits {4.1.8} |
hernia uitstulping van tussenwervelschijf, ingewandsbreuk 1552 [Toll.] <Latijn |
heroïek heldhaftig 1599 [Van Meteren, Historien 268] <Frans |
heroïne bedwelmende stof 1928 [Oosthoek's geïll. enc.] <Duits {4.1.6} |
heroïsch heldhaftig 1847 [kku] <Latijn |
herpes huidziekte 1825 [wnt hoofdzeer] <Latijn |
herrie lawaai 1806 [wnt] <Engels |
herrijzenis* wederopstanding 1852 [wnt] {3.1} |
hersenen* deel van centrale zenuwstelsel 1240 [Bern.] |
hersengymnastiek oefening in logisch denken 1912 [wnt z.j.] |
hert* herkauwer 901-1000 [wps] {4.1.3} |
hertog* adellijke titel 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {1.2.3} |
hertz eenheid van trillingen 1948 [Aanv wnt] |
hervormd protestant 1773 [wnt gereformeerd] {4.1.8} |
hes kiel 1851 [wnt] |
hesp* (hieltje van een) ham 1252 [mnw] {4.1.6} |
het* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
het* lidwoord 1370 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 219] {4.2} |
heten* de naam dragen 1200 [cg ii 1 Servas] |
heterofiel seksueel op het andere geslacht gericht 1970 [Recht voor raap] |
heterogeen ongelijksoortig 1788 [wnt uitvullen] <Frans |
[pagina 965]
[p. 965]
hetman aanvoerder van de kozakken 1833 [wnt] <Pools {3.2} |
hetze lastercampagne 1919 [kwt] <Duits {3.2} |
hetzij* nevenschikkend voegwoord 1407 [mnw] {4.2} |
heugen* herinnerd worden 1330 [mnw] |
heulen* samenspannen 1590 [wnt] |
heup* gewricht tussen bovenbeen en romp 1240 [Bern.] |
heuristiek leer van het vinden 1847 [kku] |
heus* hoffelijk 1406 [mnw] |
heus* werkelijk 1866 [wnt] |
heuvel* verheffing van aardbodem 901-1000 [wps] {3.1} |
hevel* gebogen buis om vloeistoffen over te tappen 1736 [wnt] {3.1} |
hevig* sterk, erg 1100 [Willeram] |
hexaëder zesvlak 1669 [mey] <modern Latijn |
hexameter versmaat 1655 [wnt maat ii] <Latijn of Grieks |
hezbollah (lid van) een radicale islamitische groepering 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2} |
hiaat leemte 1860 [wnt] <Latijn |
hibiscus plantengeslacht 1911 [wnt uur i] <Latijn |
hidrotica zweetmiddelen 1734 [HubWes] <modern Latijn |
hiel* achterste deel van voet 1285 [cg Rijmb.] |
hiep, hiep, hoera tussenwerpsel: uitroep bij verjaardag 1845 [wnt] <Duits {4.3} |
hier* bijwoord van plaats 1236 [cg i 1, 21] |
hiërarchie rangorde 1350 [mnw] <me Latijn |
hiëroglief teken van beeldschrift 1804-1808 [wnt sleutel] <Frans {3.2} |
highbrow intellectueel 1947 [De Vooys] <Engels |
hij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
hijgen* kort ademhalen 1351 [mnw] {3.1} |
hijsen* naar boven trekken 1645 [wnt] {3.1} |
hikikomori het zichzelf opsluiten van jongeren 2000 [Internet: tkmst.nl] <Japans {3.2} |
hikken* de hik hebben 1573 [wnt] {3.1} |
hil* hoogte 1188 [Claes] {2.3} |
hilariteit vrolijkheid 1650 [mey] <Frans |
hillebil* draaigat (meisje) 1654 [wnt] {3.1} |
hinde* wijfje van hert 822-825 [Künzel] {2.3/4.1.3} |
hinder* overlast 1297 [cg I4, 2412] |
hindernis* belemmering 1256-1370 [mnw] {3.1} |
hindoe aanhanger van het hindoeïsme 1822 [Van Wijk, Alg. Aardrijkskundig Wrdb. dl. 2, 569] <Perzisch |
hinkelen* op één been voortspringen 1599 [wnt] {1.2.6/4.1.18} |
hinken* mank gaan 1301-1400 [mnw] |
hinniken* het natuurlijke geluid van paarden maken 1630 [wnt] {3.1} |
hint wenk 1903 [Prick 1903] <Engels |
hip vlot 1966 [Aanv wnt] <Engels |
hiphop stroming in de popmuziek 1984 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
hippen* springen 1724 [wnt] |
hippie jong, non-conformistisch persoon 1968 [R75] <Engels {4.1.4} |
hippisch m.b.t. paarden 1897 [koe] |
hippopotamus hoefdier 1773 [wnt waterzwijn] <Latijn {4.1.3} |
hiragana Japans cursief lettergreepschrift 1877 [wp, dl. 9, 52] <Japans {3.2} |
histamine bloedvaten verwijdende stof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 364] |
historicus geschiedkundige 1770 [wnt trouwheid] <Latijn |
historie verhaal, geschiedverhaal 1240 [Bern.] <Latijn |
historiografie geschiedschrijving 1845 [Aanv wnt] |
historisch geschiedkundig 1607 [wnt applicatie Suppl] |
hit paardje 1778 [wnt] {4.1.3} |
hit succesnummer 1924 [Aanv wnt] <Engels |
hitparade overzicht van de best verkochte muzieknummers 1956 [Enc. van de muziek] <Engels |
hitsig vurig 1442 [hws] <Duits |
hitte* sterke warmte 1240 [Bern.] |
hittepetit* bedrijvig persoontje 1855 [De Navorscher] {3.1} |
hiv virus dat aids veroorzaakt 1989 [De Coster 1999] <Engels |
hm, hum* tussenwerpsel: uitroep van twijfel of om aandacht te trekken 1561 [wnt] {4.3} |
ho* tussenwerpsel: uitroep om iets te stoppen 1540 [mnw] {4.3} |
hobbel* oneffenheid 1546 [Naembouck] |
hobbelen* schommelend bewegen 1477 [Teuth.] {3.1} |
hobbelpaard* houten paard als speelgoed 1784-1785 [wnt] {4.1.18} |
hobbezak lomp persoon 1735 [wnt] |
hobby liefhebberij 1896 [kwt] <Engels |
hobo blaasinstrument 1714 [wnt] <Frans {4.1.16} |
hobo zwerver 1984 [gvd] <Engels |
[pagina 966]
[p. 966]
hockey veldsport 1892 [Amsterdamsche Hockey- en Bandyclub] <Engels {4.1.18} |
hocus-pocus toverformule: tussenwerpsel 1644 [wnt] {3.1/4.3} |
hoe* bijwoord van hoedanigheid: op welke wijze 901-1000 [wps] |
hoed* hoofddeksel 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {4.1.9} |
hoedanig* vragend en betrekkelijk voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
hoede* bewaking, waakzaamheid 1253 [cg ii 1 Gezondh.] |
hoeden* beschermen 901-1000 [wps] |
hoef* hoornschoen 1287 [cg NatBl] |
hoefdier* zoogdier met hoeven 1921 [wnt zwijn] |
hoek* ruimte tussen twee lijnen of vlakken 1177-1187 [Claes] {2.3} |
hoela dans 1961 [gvd] <Engels {4.1.15} |
hoelahoep hoepelspel 1958 [R75] <Engels {3.1/4.1.18} |
hoelman hondsaap 1914 [gvd] {4.1.3} |
hoempa* straatmuzikant 1881 [kui] |
hoen* hoendervogel 1279 [cg i 1, 443] {4.1.6} |
hoepel* band om vaatwerk 1728 [wnt] {3.1} |
hoepelen* met een hoepel spelen 1682 [Cock en Teirlinck, Kinderspel 53] {4.1.18} |
hoepla* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1912 [wnt z.j.] {3.1} |
hoer* prostituee 1240 [Bern.] {4.1.13} |
hoera tussenwerpsel: vreugdekreet 1816 [wnt] <Duits {4.3} |
hoeri maagd in islamitisch paradijs 1824 [wei] <Perzisch |
hoes overtrek 1343-1344 [mnw] <Frans |
hoest* uitstoting van lucht met keelgeluid 1253 [cg ii 1 Gezondh.] |
hoeve* boerderij 889 [Slicher] {2.4} |
hoeveelheid* aantal 1599 [wnt] |
hoeven* nodig hebben of zijn 1588 [Claes] |
hoewel* onderschikkend voegwoord 1436-1443 [mnw] {4.2} |
hoezee tussenwerpsel: vreugde- of aanmoedigingskreet 1748 [wnt] <Engels {3.2/4.3} |
hoezenpoes* afbeelding van aantrekkelijke vrouw op platenhoes 1960 [Discografie van repertoire Schmidt] {3.1/4.4} |
hof* omheind stuk grond 976 [Claes] {2.3} |
hof* omgeving van een vorst 1200 [cg ii 1 Servas] |
hof* rechtbank 1240 [Bern.] |
hofnar nar die koninklijk hof moet vermaken 1599 [wnt] <Duits |
hogesnelheidstrein trein voor de grote afstand die meer dan 200 km/u rijdt 1986 [De Coster 1999] {4.1.10} |
hoi* tussenwerpsel: groet 1956 [Aanv wnt] {4.3} |
hok* bergruimte 1567 [Claes] {3.2} |
hol* leeg 918-948 [Claes] {2.3} |
hol* grot 1240 [Bern.] |
hola tussenwerpsel: uitroep om iets te stoppen 1516 [hws] <? {3.5/4.3} |
holderdebolder* bijwoord van tijd: halsoverkop 1665 [wnt] {3.1} |
holisme biologisch-filosofische leer 1950 [Banning, Enc. handboek van het moderne denken 313] |
hollanditis verzet tegen plaatsing van kernwapens 1981 [De Coster 1999] <Engels |
hollen* rennen 1484 [mnw] |
hollerithsysteem administratiesysteem met ponskaarten 1948 [kwt] <Engels {4.1.17} |
holmium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 678] <modern Latijn |
holocaust moord op het joodse volk in wo ii 1966 [Aanv wnt] <Engels |
Holoceen geologisch tijdperk 1927 [Aanv wnt] <Frans |
holster* vuurwapenfoedraal 1678 [wnt] |
hom zaad van vis 1567 [wnt] <? {3.5} |
homeopathie geneeswijze 1824 [wei] <Duits |
homepage eerste pagina van een website met algehele informatie 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels |
hometrainer toestel om thuis op te oefenen 1976 [gvd] {1.2.5/3.3} |
hommage eerbetoon 1548 [Aanv wnt] <Frans |
hommel* mannetjesbij 1301-1350 [mnw] {3.1/5} |
hommeles* ruzie 1653 [wnt] |
hommer zeekreeft 1872 [gvd] <Deens {3.2} |
homo persoon met seksuele gerichtheid op personen van hetzelfde geslacht 1933 [Aanv wnt] <Engels {1.2.4} |
homofiel homoseksueel 1961 [gvd] |
homofonie het gelijk-klinken 1832 [wei] <Frans |
homogeen van dezelfde aard 1824 [wei] <Frans |
homoloog overeenstemmend 1824 [wei] <Frans |
homoniem gelijkluidend woord met verschillende betekenissen 1847 [kku] <Frans |
homoseksueel gericht op seksuele omgang met personen van hetzelfde geslacht 1892 [Kunst en Schutte, Lesbiaans] |
homosueel homoseksueel 1987 [Kuitenbrouwer] |
homp* stuk, brok 1573 [Claes] |
[pagina 967]
[p. 967]
hond* hondachtige 901-1000 [wps] {4.1.3} |
hond* landmaat van 100 roeden 1130-1161 [Slicher] {2.4} |
honderd* telwoord 1236 [cg i 1, 25] {4.2} |
hondsdagen* warmste tijd van het jaar 1485 [mnw] {4.1.7} |
hondsdraf* plantengeslacht 1642 [wnt] {1.2.4} |
hondsvot scheldwoord 1580 [wnt] <Duits |
honen* smaden 1080 [Rey] {2.2} |
honen binnenomtrek slijpen 1961 [gvd] <Engels |
honger* eetlust 901-1000 [wps] |
honing* stof door bijen uit bloemvocht bereid 901-1000 [wps] |
honk* thuis, vrijplaats bij kinderspelen 1401-1450 [mnw] {3.2/4.1.18} |
honky-tonk metalige pianomuziek 1980 [Picarta: titel van de Basispers, Utrecht] <Engels {3.1} |
honneponnig* snoezig 1935 [wnt vitrine] {3.1} |
honorabel eervol 1589 [Aanv wnt] <Frans |
honorair ere- 1775 [Aanv wnt] <Frans |
honorarium geldelijke vergoeding 1614 [wnt wijd i] <Latijn |
honoreren belonen, als geldig erkennen 1561 [Aanv wnt] <Frans |
hoofd* kop 901-1000 [wps] |
hoofd* leider 1285 [cg Rijmb.] |
hoofs* vormelijk 1240 [Bern.] |
hoog* boven een ander punt, verheven 1130-1161 [Künzel] {2.3} |
hoogaars vissersschip 1688 [wnt] {4.1.11} |
hoogmoed* trots 1470 [mnw] |
hoogoven hoge smeltoven 1823 [wnt] <Duits |
hoogseizoen drukste tijd van het jaar 1962 [wnt repatriatie] <Duits {3.2} |
hoogspanning elektrische spanning boven 600 volt 1907 [wnt vereffenen] <Duits |
hoogstens bijwoord: op zijn hoogst, meest 1802 [wnt hoogst] <Duits |
hoogte* afmeting in verticale richting 1452-1501 [mnw] {3.1} |
hooi* gedroogd gras 1050 [cg ii 1, 122] |
hooimaand* juli 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
hooimijt stapel hooi 1872 [gvd] |
hooked verslaafd 1978 [De Coster 1999] <Engels |
hooligan voetbalvandaal 1985 [De Coster 1999] <Engels |
hoon* smadelijke bejegening 1287 [cg NatBl] |
hoop* verwachting 1240 [Bern.] |
hoop* stapel (dingen), massa (mensen of dieren) 1283 [cg i 1, 732] |
hoop* uitwerpselen 1605 [wnt] {4.4} |
hoor* tussenwerpsel: ter bevestiging van een uitspraak 1781 [wnt hooren] {4.3} |
hoorn* uitsteeksel aan dierenkop 901-1000 [wps] |
hoorn* blaasinstrument 1300 [mnw] {4.1.16} |
hoorndol* razend, stapelgek 1555 [wnt] |
hoorndrager* iem. die door zijn echtgenote wordt bedrogen 1599 [wnt] |
hoos* wervelwind als een slurf 1610 [wnt] {4.1.1} |
hop* scharrelaarachtige 1270-1290 [mnw] {3.1} |
hop* klimplant 1376-1400 [hws] {1.1} |
hop* inham 1401-1450 [mnw] |
hopen* wensen, verwachten 1240 [Bern.] |
hopje* handelsnaam voor een bepaald snoepje 1855 [wnt pepermunt] {4.1.6} |
hopla* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1850 [wnt toom i] {3.1} |
hopman kapitein 1556 [wnt] <Duits {4.1.14} |
hopper baggervaartuig 1905 [wnt] <Engels {4.1.11} |
hor* gaas voor raam tegen insecten 1599 [Kil.] |
horde bende 1622 [wnt] <Duits |
horeca bedrijfsgroep van hotel-, restauranthouders e.d. 1940 [Picarta: titel van A.C. de Vooijs] <L {1.1/1.2.5/3.4} |
horig* onderworpen 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
horizon gezichtseinder 1598 [wnt] <Latijn |
hork lomperd 1900 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
horlepijp dans van één persoon 1839 [Toll.] {4.1.15} |
horloge zakuurwerk, polshorloge 1688-1696 [wnt] <Frans |
hormoon inwendig afgescheiden stof 1912 [kku] <Engels |
horn* in het water uitspringende hoek land 838 [Künzel] {2.3} |
horoscoop punt van ecliptica tijdens geboorte-uur, waaruit de toekomst blijkt 1626 [wnt] <Frans |
horrelvoet* misvormde voet 1715 [wnt] |
horreur afschuw 1650 [mey] <Frans |
horror afschuw 1847 [kku] <Latijn |
hors beenvis 1862 [wnt] |
hors* zandplaat 1862 [wnt] |
hors d'oeuvre voorgerecht 1824 [wei] <Frans {4.1.6} |
horse heroïne 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
horst* roofvogelnest 1547 [wnt] |
hort korte stoot 1350 [mnw] |
hortensia sierheester 1844 [wnt vermoedelijk] <modern Latijn |
horticultuur tuinbouw 1847 [kku] |
hortologie tuinbouwkunde 1847 [kku] |
hortus tuin 1765 [wnt] <Latijn |
[pagina 968]
[p. 968]
horzel* insect 1180 [Rey] {2.2/3.1} |
hosanna tussenwerpsel: heil 1824 [wei] <Latijn {4.3} |
hosklos* lomp persoon 1871 [wnt] {3.1} |
hospes persoon bij wie men op kamers woont 1692 [wnt] <Latijn |
hospita kostjuffrouw 1646 [wnt wen ii] <Latijn |
hospitaal militair ziekenhuis 1662 [wnt] <Latijn {3.2} |
hospitant aanstaand leraar die lessen bijwoont 1964 [Aanv wnt] <Latijn |
hospitium gastverblijf 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
hossebossen* op en neer gaan bij het rijden 1637 [wnt] {3.1} |
hosselen op illegale wijze geld voor drugs verkrijgen 1984 [gvd] <Surinaams-Nederlands {3.2} |
hossen elkaar arm in arm vasthoudend dansen 1897 [wnt hotsen] {1.2.4} |
hostess gastvrouw in vliegtuigen e.d. 1959 [Aanv wnt] <Engels |
hostess chique prostituee 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
hostie offerbrood 1282 [cg i 1, 643] <Latijn |
hot* bijwoord van richting: rechts (bij voerlieden) 1550 [mnw] |
hotdog broodje knakworst 1951 [De Vooys] <Engels {4.1.6} |
hotel logement 1855 [wnt] <Frans |
hoteldebotel dol 1935 [De Coster 1998] <Jiddisch {3.1/3.2} |
hotemetoot hoge piet 1896 [wnt] <Japans {3.1/3.2} |
hotpants type shorts voor vrouwen 1971 [R75] <Engels {3.2} |
hotsen schokken 1612 [wnt] <Duits {1.2.4} |
hotshot belangrijk persoon 1989 [Peptalk] <Engels {3.1} |
houdbaar duurzaam van levensmiddelen 1905 [wnt] <Duits {1.4} |
houden* niet afstaan, tegenhouden 901-1000 [wps] |
houding* wijze waarop men het lichaam houdt 1719 [Hannot&Hoogstraten] |
houdoe* tussenwerpsel: groet 1882 [Aanv wnt] {4.3} |
house stroming in de popmuziek 1987 [Sanders 1995] <Engels {4.1.16} |
hout* hard gedeelte van bomen 741 [Claes] {2.3} |
houtje-touwtjejas driekwartjas die sluit met houten staafjes 1955 [Stoop] {3.1} |
houtsnede* in hout uitgesneden voorstelling 1778 [wnt plaat] |
houtvester bosopzichter 1314 [mnw] |
houw* hak, slag 1170 [Rey] {2.2} |
houwdegen vechtersbaas 1900 [wnt] <Duits |
houweel werktuig, bik 1296 [cg i Brugge] <Frans |
houwen* slaan, afhakken 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
houwitser vuurmond met kortere loop dan kanon 1663 [wnt] <Duits {4.1.14} |
hovaardig* hoogmoedig 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
hovercraft amfibisch vaartuig 1967 [R75] <Engels {4.1.11} |
hozen* water scheppen 1588 [Claes] |
hufter* Bargoens scheldwoord: schoft 1927 [wnt soep] |
hugenoot Franse protestant 1565 [wnt] <Frans {4.1.8} |
huichelen veinzen 1562 [Deux-aes bijbel] <Duits |
huid* vel 1100 [Willeram] |
huidig* tegenwoordig 1409 [mnw] |
huif* kap 1240 [Bern.] |
huig* lelletje in de keel 1301-1350 [mnw] |
huik mantel 1317 [mnw] <Frans |
huilebalk* iem. die vaak huilt 1612 [wnt] {3.1} |
huilen* schreien, janken 1287 [cg NatBl] {1.3/3.1} |
huis* woning 893 [Claes] {1.2.3/1.3/2.3} |
huisjesmelker* verhuurder van slechte woningen 1866 [wnt huis] |
huiveren* rillen 1573 [Plantijn] {3.1} |
huizenhoog* zeer hoog 1677 [wnt] {4.4} |
hulde* eerbetoon 1784-1785 [wnt] |
huldigen* eer bewijzen 1654 [wnt] {3.1} |
hulk schip 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.11} |
hulk zeer sterke man 1994 [De Coster 1999] <Engels |
hullen* wikkelen in 1330 [mnw] |
hullie* persoonlijk voornaamwoord 1882 [wnt verstoppen] {4.2} |
hulp* bijstand 901-1000 [wps] |
huls koker 1542 [Claes Tw. 12] <Duits |
hulst* heester 710 [Claes] {1.2.4/2.3} |
hum goed humeur, schik 1912 [C. Veth, Prikkel-Idyllen v, 25] {1.1/1.2.4} |
humaan menslievend 1840 [wnt] <Latijn |
humaan (med.) van de mens afkomstig 1961 [gvd] <Latijn |
humaniora studiën die iem. tot mens maken 1823 [wnt volmaaktelijk] <modern Latijn |
humaniteit menselijkheid 1619 [wnt voorbedacht i] <Frans |
humbug bluf 1901 [wnt] <Engels |
[pagina 969]
[p. 969]
humeur gemoedsgesteldheid 1658 [wnt] <Frans {1.2.4} |
hummel jong kind 1887 [wnt] <? {3.5/4.1.4} |
hummen* ‘hm’ zeggen 1539 [wnt] {3.1} |
humor scherts 1839 [Toll.] <Engels |
humoreske kort humoristisch vertelsel 1912 [kku] <Duits |
humus teelaarde 1828 [wnt water] <Latijn |
hun* verbogen vorm van het persoonlijk voornaamwoord derde persoon meervoud 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
hun* bezittelijk voornaamwoord 1358 [mnw] {4.2} |
hunebed voorhistorische begraafplaats 1809 [wnt urn(e)] |
hunkeren* verlangen 1573 [Plantijn] {3.1} |
hup* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1904 [wnt] {3.1} |
huppelen* zich springend voortbewegen 1477 [Teuth.] {3.1/5} |
huppen* springen 1599 [Kil.] |
hups aardig 1477 [Teuth.] <Duits |
huren* pachten 1240 [Bern.] |
hurken* met gebogen knieën op de eigen hielen zitten 1599 [Kil.] |
husky hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3} |
hut houten woning 1475 [mnw] <Duits |
hutselen* door elkaar mengen 1599 [Kil.] {3.1} |
hutsen* hutselen 1351 [mnw] |
hutspot gerecht 1527 [hws] {4.1.6} |
huttentut* plant 1808 [wnt vlas i] {3.1} |
huur* pacht 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] |
huwelijk* echtverbintenis 1236 [cg i 1, 29] |
huwen* trouwen 1236 [cg i Gent] {1.3} |
huzaar soldaat van de ruiterij 1599 [Van Meteren, Historien 408] <Duits {4.1.14} |
hyacint bolplant 1608 [wnt] <Latijn |
hybridisch bastaard- 1847 [kku] |
hybris overmoed 1896 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
hydra slang 1552 [wnt uitwassen] <Latijn |
hydraat verbinding met water 1844 [Aanv wnt] |
hydraulica de leer der vloeistoffen 1736 [wnt watergoot] <modern Latijn |
hydraulisch waarbij van vloeistoffen gebruik gemaakt wordt 1740 [Aanv wnt] <Frans |
hydrocefaal met een waterhoofd 1604 [wnt waterzucht] <Frans |
hydrofiel vocht aantrekkend 1924 [gvd] |
hydrografie deel van de aardrijkskunde 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert vi] <Frans |
hydrometer vochtweger 1824 [wei] |
hyena hyena-achtige 1552 [Toll.] <Latijn {4.1.3} |
hygiëne gezondheidsleer 1642 [wnt gezond] <Frans |
hygrofyt vochtminnende plant 1944 [Meltzer, Inleiding tot de plantensociologie 147] |
hygrograaf registrerende vochtigheidsmeter 1914 [gvd] |
hygroscoop vochtigheidsmeter 1847 [kku] |
hymen maagdenvlies 1604 [wnt vermengeling] <Latijn {3.2} |
hymne lofzang 1350 [mnw] <Frans |
hype overdreven publiciteit 1975 [wp jaarboek 1976] <Engels |
hyperbool kegelsnede 1605 [wnt kegelsnede] <Frans |
hyperbool overdrijving 1669 [mey] <Frans |
hypercorrect foutief uit vrees voor onjuistheid 1950 [gvd] |
hyperlink tekstgedeelte dat een onderliggende verwijzing bevat 1991 [Sanders 2001 (dieplinken)] <Engels |
hypermetroop verziend 1898 [gvd] |
hypermodern zeer modern 1912 [wnt hyper- z.j.] |
hypertekst koppeling van tekst, geluid en beeld 1994 [pc+ 3/11, 19, 21] <Engels |
hypertrofie abnormale gewichtstoeneming 1846 [Aanv wnt] <modern Latijn |
hypnose kunstmatige slaap 1903 [wnt water] <Frans |
hypochondrie zwaarmoedigheid 1771 [H.J. Vieu-Kuik, in ts. De Rhapsodist 1956, 50] <Latijn |
hypocriet huichelaar 1240 [Bern.] <Frans |
hypofyse hersenaanhangsel 1906 [Aanv wnt] <Frans |
hypotensie lage bloeddruk 1961 [gvd] |
hypotenusa schuine zijde van rechthoekige driehoek 1631 [wnt rechthoekig] <Latijn |
hypotheek geldlening voor onroerend goed 1503 [Claes Tw. 12] <Frans |
hypothermie ondertemperatuur 1961 [gvd] |
hypothese nog te bewijzen stelling 1568 [Kool] <Frans |
hysterectomie operatieve verwijdering van de baarmoeder 1895 [Picarta: titel van S.R. Brouwer] |
hysterie zenuwziekte 1847 [kku] <Frans |
iatrosofie alternatieve geneeswijze 1993 [De Coster 1999] |
ibidem bijwoord: ter zelfder plaatse 1824 [wei] <Latijn |
ibis reigerachtige 1240 [Bern.] <Latijn |
[pagina 970]
[p. 970]
ichneumon civetkat 1761 [wnt pharao] <Latijn {4.1.3} |
ichtyosaurus voorhistorische vishagedis 1855 [kku] |
ichtyosis huidziekte met schubben 1847 [kku] <modern Latijn |
iconoclast beeldenstormer 1824 [wei] <Latijn |
iconografie beeldbeschrijving 1824 [wei] <me Latijn |
icoon voorstelling van Christus, Maria en/of de heiligen 1824 [wei] <Latijn |
icoon pictogram 1987 [De Coster 1999] <Engels |
icoon iemand met grote invloed 1997 [De Coster 1999] <Engels |
ict informatie- en communicatietechnologie 1997 [Internet: nrc.nl] <Engels |
ideaal droombeeld 1784-1785 [wnt] <Frans |
ideaalbeeld ideale voorstelling 1964 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
idee voorstelling, denkbeeld 1485 [mnw] <Frans |
ideëel denkbeeldig 1871 [wnt] <Duits |
idem bijwoord: de- of hetzelfde 1515 [wnt waal ii] <Latijn |
identiek gelijk(waardig) 1872 [Aanv wnt] <Frans |
identificeren de identiteit vaststellen 1824 [wei] <me Latijn |
identiteit (persoons)gelijkheid 1824 [wei] <Frans |
ideologie ideeënleer 1832 [wei] <Frans |
idioom bijzondere eigenaardigheid van een taal 1824 [wei] <Frans of Latijn |
idioot gek 1857 [wnt] <Frans |
idiosyncrasie aangeboren overgevoeligheid 1734 [HubWes] <Grieks {3.2} |
idioticon dialectwoordenboek 1778 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
idolaat afgodisch 1784 [wnt] <Frans |
idolatrie beeldendienst 1650 [mey] <Frans |
idool afgod(sbeeld) 1462 [hws] <Frans |
idylle dichterlijke schildering van eenvoudig leven 1784 [wnt uitlaten] <Frans |
iebel naar, kregel 1961 [gvd] <Jiddisch {3.2} |
ieder onbepaald voornaamwoord 1573 [Plantijn] <Duits {4.2} |
iedereen* onbepaald voornaamwoord 1636 [wnt] {4.2} |
iegelijk* onbepaald voornaamwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
iel* dun 1596 [wnt kind] |
iemand* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i Gent] {1.2.4/4.2} |
iep loofboom 1567 [wnt] <? {3.5} |
iets* onbepaald voornaamwoord 1348 [mnw] {4.2} |
ietsepietsje kleinigheid 1984 [gvd] {3.1} |
iezegrim* brompot 1401-1450 [mnw] |
iglo hut van bevroren sneeuw 1886 [kku] <Engels |
ignoramus een onwetende 1984 [gvd] <Latijn |
i-grec Griekse i, de letter y 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
I-ijzer profielijzer met I-vormige doorsnede 1933 [wnt trog] <L {3.4} |
ijdel* vergeefs 901-1000 [wps] |
ijdel* verwaand 1463 [mnw] |
ijdeltuit* iemand die erg ijdel is 1501-1525 [mnw] |
ijken waarmerken 1285 [cg i Dordrecht] <Latijn |
ijl* leeg, dun, wazig 1809 [wnt voos i] |
ijlen* zich haasten, hard lopen 901-1000 [wps] |
ijlen* verward praten 1783 [Claes] |
ijlhoofdig* licht in het hoofd, onbesuisd 1641 [wnt] |
ijs* bevroren water 1240 [Bern.] {4.1.1} |
ijs* bevroren water of room als lekkernij 1793-1796 [wnt] {4.1.6} |
ijsbeen dijbeen in ham 1101-1200 [Tavernier] {2.4/4.1.6} |
ijsbeer* soort beer 1788 [wnt wegsnorren] {1.3/4.1.3} |
ijsberen* rusteloos heen en weer lopen 1897 [wnt wandelen] {1.2.2} |
ijsco ijsje 1928 [Andries de Rosa, in: Nu 1, 55] {4.1.6} |
ijselijk* verschrikkelijk 901-1000 [wps] |
ijskast kast waarin etenswaar koel gehouden wordt 1897 [wnt ijs] {1.2.1/4.1.9} |
ijsvogel* scharrelaarachtige 1287 [cg NatBl] |
ijver toewijding 1542 [Claes Tw. 12] <Duits |
ijzel* dunne ijskorst na neerslag 1485 [mnw] {3.1/4.1.1} |
ijzen* gruwen 1285 [cg Rijmb.] |
ijzer chemisch element 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Keltisch {3.2} |
ik* persoonlijk voornaamwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2} |
ikebana bloemschikkunst 1940 [Picarta: titel van A.L. Sadler] <Japans {3.2} |
illegaal onwettig 1824 [wei] <Frans |
illinium chemisch element 1946 [Holleman, Leerboek der organische chemie 529] <modern Latijn |
illuminatie verlichting 1698 [wnt vreugdeteeken] <Frans |
illumineren verlichten, versieren 1450-1500 [mnw] <Frans |
[pagina 971]
[p. 971]
illusie zinsbegoocheling, droombeeld 1837 [wnt uitroeien] <Frans |
illusionist goochelaar 1950 [Aanv wnt] <Frans |
illusoir denkbeeldig 1895 [Broeckaert] <Frans |
illuster doorluchtig 1553 [Aanv wnt] <Frans |
illustratie het illustreren 1871 [wnt kindercourant] <Frans |
illustreren met afbeeldingen voorzien, toelichten 1548 [wnt vatten] <Frans |
I love you-virus gevaarlijk computervirus 2000 [Sanders 2001] <Engels |
image voorstellingsbeeld 1963 [R75] <Engels |
imaginair denkbeeldig 1637 [Aanv wnt] <Frans |
imago voorstellingsbeeld 1961 [wnt] <Latijn |
imam islamitische gebedsvoorganger 1626 [Aanv wnt] <Arabisch {3.2} |
imbeciel zwakzinnig, onnozel 1650 [mey] <Frans |
imbroglio verwikkeling 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
imitatie nabootsing 1650 [mey] <Frans |
imitator nabootser 1847 [kku] <Latijn {1.2.4} |
imiteren navolgen 1669 [mey] <Frans |
imker* bijenhouder 1886 [wnt] {4.1.13} |
immanent inwonend 1824 [wei] <Frans |
immens onmetelijk 1650 [mey] <Frans |
immensiteit onmetelijkheid 1621 [Aanv wnt] <Frans |
immer* bijwoord van tijd: altijd 901-1000 [wps] {4.1.7} |
immers* bijwoord van modaliteit: toch 1530 [mnw] {3.1} |
immigrant inkomend landverhuizer 1865 [kvw] <Frans |
imminent boven 't hoofd hangend 1824 [wei] <Frans |
immobiel onbeweeglijk 1650 [mey] <Frans |
immuniteit niet-onderworpen zijn aan wetten, onvatbaarheid 1545 [wnt kerk] <Frans |
immuun onschendbaar, onvatbaar 1895 [wnt] <Latijn |
i-mode mobiele internettelefoon in Japan 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
impact invloed 1966 [R75] <Engels |
impala herkauwer 1961 [gvd] <Zoeloe {4.1.3} |
impasse moeilijkheid zonder oplossing 1903 [Aanv wnt] <Frans |
impegno borgstelling 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
imperatief gebiedende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
imperator opperbevelhebber 1575 [wnt wapen] <Latijn |
imperfect onvolmaakt 1539 [wnt uitwendigheid] <Latijn |
imperiaal keizerlijk 1553 [Aanv wnt] <Frans |
imperiaal bagagerek op voertuig 1832 [wei] <Frans {1.2.3} |
imperium (keizer)rijk, oppermacht 1824 [wei] <Latijn |
impertinent onbehoorlijk 1784-1785 [wnt] <Frans |
implanteren inplanten 1824 [wei] <Latijn |
implementeren verwezenlijken 1983 [R84] <Engels |
implicatie verwikkeling in een zaak 1946 [Aanv wnt] <Frans |
impliceren omvatten 1594 [Aanv wnt] <Latijn |
impliciet mede erin betrokken 1832 [wei] <Frans |
implosie ontploffing naar binnen toe 1976 [wp] |
imponderabilia onweegbare zaken 1872 [gvd] <Latijn |
imponeren ontzag inboezemen 1923 [wnt vetzucht] <Frans |
importeren invoeren 1824 [wei] <Frans {1.2.3} |
importeren computergegevens invoeren 1989 [hcc nieuwsbrief nov. 11, 47] <Engels {1.2.3} |
imposant indrukwekkend 1784 [Aanv wnt] <Frans |
impotent niet in staat tot geslachtelijk verkeer 1824 [wei] <modern Latijn {1.2.2} |
impregneren doordrenken 1847 [kku] <Frans |
impresario ondernemer van toneelvoorstellingen e.d. 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
impressie indruk 1575 [Aanv wnt] <Frans |
impressionisme kunststroming 1896 [wnt] <Frans |
imprimatur verlof tot drukken 1824 [wei] <Latijn |
improviseren voor het ogenblik bedenken 1824 [wei] <Frans |
impuls prikkel 1847 [kku] <Latijn |
in* voorzetsel 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2} |
inbeelden, zich* zich iets onmogelijks voorstellen 1595 [wnt] |
inborst* aard 1376-1400 [mnw] |
inburgeren opgenomen worden in een (taal)gemeenschap 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
incapabel onbekwaam 1630 [Aanv wnt] <Frans |
incarnatie vleeswording 1252 [mnw] <Frans |
incasseren in ontvangst nemen 1793-1796 [wnt] <Italiaans {3.2} |
incasso het incasseren 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
incentive aansporing 1984 [gvd] <Engels |
[pagina 972]
[p. 972]
incest bloedschande 1503-1516 [Aanv wnt] <Frans |
inch Engelse duim 1832 [wei] <Engels |
inchoatief werkwoord dat begin van een handeling aangeeft 1633 [Ruijs] <Latijn |
incident (hinderlijk) voorval 1683 [wnt] <Frans |
incidenteel bijkomstig 1840 [wnt appel ii] <Frans |
incisie insnijding 1552 [Aanv wnt] <Frans |
inciviek politiek onbetrouwbaar (persoon) 1961 [gvd] <Frans |
incluis bijwoord: inbegrepen 1562-1592 [mnw] <Frans |
inclusief met inbegrip van 1669 [mey] <Frans |
incognito bijwoord: onder schuilnaam 1662 [wnt] <Italiaans {3.2} |
incoherent onsamenhangend 1824 [wei] <Frans |
incommunicado geïsoleerd, van de buitenwereld afgezonderd 1996 [Vd Sijs 1996] <Spaans {3.2} |
incompatibel onverenigbaar 1619 [De Jonge iv, 183] <Frans |
incompetent onbevoegd 1599 [wnt] <Frans |
incongruent niet overeenstemmend 1824 [wei] <Latijn |
inconsequent onlogisch 1824 [wei] <Frans |
incontinent urine of ontlasting niet kunnende ophouden 1950 [gvd] <Frans |
incorporatie opneming 1480 [hws] <Frans |
incorrect onnauwkeurig, ongepast 1824 [wei] <Frans |
incrimineren als schuld aanrekenen 1847 [kku] <Frans |
incubatie broeiing 1824 [wei] <Frans |
incubator broedmachine 1912 [kku] <Latijn |
incunabel wiegendruk 1824 [wei] <Frans |
indecent onwelvoeglijk 1556 [wnt woord i] <Frans |
indemniteit schadevergoeding 1570 [Aanv wnt] <Frans |
inderdaad* bijwoord van modaliteit: werkelijk 1639 [wnt] |
index inhoudsopgave, verhoudingscijfer 1676 [wnt belasting] <Latijn |
indicatie aanwijzing 1824 [wei] <Frans |
indicatief aantonende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
indien* onderschikkend voegwoord 1463 [mnw] {4.2} |
indigestie gestoorde spijsvertering 1793-1796 [wnt] <Frans |
indigo blauwe kleur(stof) 1582 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.5} |
indiscreet onbescheiden 1480 [mnw criscer] <Frans |
indium chemisch element 1901 [kui] <modern Latijn |
individu enkeling 1824 [wei] <Frans |
individualiteit eigen aard 1824 [wei] <Frans |
indo halfbloed 1898 [gvd] |
indoctrineren inprenten (van opvattingen) 1966 [Aanv wnt] |
indolentie lusteloosheid 1824 [wei] <Frans |
indoorgolf binnenshuis gespeelde golf 1931 [kwt] <Engels {4.1.18} |
in dorso op de achterzijde 1612 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
indruk uitwerking op de geest 1461 [mnw] <Duits |
in dubio in twijfel 1638 [wnt inhulding] <Latijn |
inductie redeneren van het bijzondere naar het algemene 1863 [wnt] <Frans |
in duplo in tweevoud 1808 [wnt archief] <Latijn |
industrie nijverheid, fabriekswezen 1864 [wnt] <Frans |
ineffectief zonder voldoende uitwerking 1855 [kku] <Frans |
inert traag 1824 [wei] <Frans |
inertie traagheid 1650 [mey] <Frans |
in extenso in zijn geheel 1832 [wei] <Latijn |
in extremis in de laatste ogenblikken 1511 [wnt weren i] <Latijn |
infaam schandelijk 1542 [wnt vervolgen] <Frans |
infante koninklijke prinses 1598 [wnt] <Spaans {3.2} |
infanterie wapen van de landmacht te voet 1588 [Claes] <Frans {4.1.14} |
infantiel kinderlijk 1950 [gvd] <Frans |
infarct verstopping van de bloedtoevoer 1847 [Aanv wnt] |
infecteren besmetten 1550 [wnt woonstede] <Frans |
infectie aansteking 1664 [wnt] <Frans |
inferieur lager, minder 1650 [mey] <Frans |
inferioriteit minderheid in rang 1669 [mey] <Frans |
inferno hel 1874 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
infiltreren naar binnen siepelen, binnendringen 1847 [kku] <Frans |
infinitesimaalrekening differentiaal- en integraalrekening 1824 [wei] <Duits |
infinitief onbepaalde wijs 1625 [Ruijs] <Latijn |
infix tussengevoegd element 1974 [Elseviers Nederlands wrdb. en vreemde-woordentolk] <modern Latijn |
[pagina 973]
[p. 973]
inflatie opzetting van de buik 1624 [Aanv wnt] <Frans |
inflatie waardevermindering van geld 1912 [kku] <Engels |
inflorescentie bloeiwijze 1847 [kku] <Frans |
influenza griep 1800 [Picarta: Bij-lichter, (...) verhandeling over de influenza] <Italiaans {3.2} |
infomercial commercieel filmpje van een adverteerder 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
informatica leer van de automatische informatieverwerking 1964 [Aanv wnt] <modern Latijn |
informatie inlichting, nasporing 1451-1500 [mnw] <Frans |
informatietechnologie toegepaste kennis m.b.t. het ontwerpen en beheren van informatiesystemen 1991 [wp] <Engels |
informeren inlichten 1460 [hws] <Frans |
infotainment informatief amusement op radio en tv 1990 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
infrarood onder het rood liggend 1914 [gvd] |
infrasoon beneden de frequentie van de geluidstrillingen 1967 [wp in kleuren] |
infrastructuur onroerende voorzieningen voor het economische leven 1953 [Aanv wnt] <Engels |
infusie het laten trekken, aftreksel 1608 [wnt zwaarmoedigheid] <Frans |
infuus intraveneuze toediening 1967 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ingenieur afgestudeerde aan een hogere technische school 1842 [wnt] <Frans |
ingenieus vernuftig 1602 [wnt goud] <Frans |
ingetogen* zich onthoudend van buitensporigheden 1625 [wnt] |
ingevolge* voorzetsel 1723 [wnt] {4.2} |
ingewand* inwendige delen van het lichaam 1400 [mnw] |
ingrediënt bestanddeel 1652 [wnt trekken] <Frans |
inhaler inhaleertoestel 1999 [gvd] <Engels |
inhaleren diep inademen (van rook) 1847 [kku] <Frans |
inham* kleine baai 1567 [Claes Tw. 12] |
inheems* in het land zelf thuis behorende 1237 [cg i Gent] |
inherent eigen aan 1824 [wei] <Frans |
inhibitie verbod, remming 1361-1425 [mnw] <Frans |
inhumaan onmenselijk 1832 [wei] <Latijn |
initiaal hoofdletter 1847 [kku] <Frans |
initiatie inwijding 1669 [mey] <Frans |
initiatief aanstichting 1832 [wnt vrede] <Frans |
initieel aanvankelijk 1976 [gvd] <Frans |
initiëren inleiden, invoeren 1777 [mey] <Frans |
injecteren inspuiten 1954 [Aanv wnt] <Frans |
injectie inspuiting 1778 [wnt] <Frans |
injector inspuittoestel 1883 [wnt brandslang] <me Latijn |
inkapselen insluiten in een omhulsel 1936 [Aanv wnt] <Duits |
inkeer bezinning 1537 [wnt voortgaan] <Duits |
inklinken* door klinken (met een hamer) vastmaken 1769 [wnt inklinken ii] |
inkt schrijfvloeistof 1351 [mnw] <Frans {1.2.4} |
inlay op maat gemaakte vulling voor een kies 1989 [Peptalk] <Engels |
inlichten* opheldering geven 1866 [wnt] |
inlijven* opnemen 1565 [wnt] |
inmiddels bijwoord van tijd: middelerwijl 1642 [wnt] <Duits {4.1.7} |
in natura in goederen 1780 [wnt] <Latijn |
innen* invorderen 1268 [cg i 1,128 Holland graf. kans.] |
innerlijk inwendig 1450 [mnw] <Duits |
innig* in of uit iemands binnenste 1265-1270 [cg Lut.K] |
inning slagbeurt bij cricket e.d. 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 6b] <Engels |
innoveren als nieuwigheid invoeren 1512 [hws] <Frans |
inoculeren inenten 1768 [wnt] <Frans |
inpalmen naar zich toehalen 1598 [wnt] |
inpalmen listig voor zich innemen 1734 [wnt] |
inpeperen betaald zetten 1564 [wnt inpeperen] |
in petto bijwoord: in voorraad, achter de hand 1859 [wnt petto] <Italiaans {3.2} |
inprenten doen doordringen 1450 [mnw] |
input wat toegevoerd wordt 1970 [Recht voor raap] <Engels |
inquisitie kerkelijke rechtbank 1560 [wnt] <Frans |
inro doosje aan de gordel gedragen 1976 [wp] <Japans {3.2} |
inscriptie inschrift 1541-1550 [hws] <Frans |
insect klasse van gelede dieren 1660 [wnt] <Frans |
inseminatie inbrengen van zaadcellen 1950 [gvd] <Latijn |
insgelijks* bijwoord van hoedanigheid: evenzo 1485 [mnw] {3.1} |
insider ingewijde 1903 [Prick 1903] <Engels |
insigne onderscheidingsteken 1730 [wnt lang i] <Frans {1.3} |
insinuatie zijdelingse verdachtmaking 1764 [wnt] <Frans |
insinueren bedekt aantijgen 1847 [kku] <Frans |
insisteren aandringen 1630 [Aanv wnt] <Frans |
[pagina 974]
[p. 974]
insjallah tussenwerpsel: zo God wil 1886 [kku] <Arabisch {3.2/4.3} |
insolvent niet in staat te betalen 1582 [wnt] |
inspecteren bezichtigen 1637 [wnt wateren] <Frans |
inspecteur opziener 1688 [wnt] <Frans |
inspectie onderzoek 1544 [hws] <Frans |
inspiciënt die toezicht houdt op rekwisieten e.d. 1858 [Aanv wnt] <Duits |
inspiratie ingeving 1330 [mnw] <Frans |
instabiel onvast 1847 [kku] <Latijn |
installeren inrichten, bevestigen (in een ambt) 1691 [wnt] <Frans |
installeren computerprogramma op de harde schijf zetten 1985 [hcc nieuwsbrief dec. 11, 74] <Engels |
instantie rechtsgang 1472 [hws] <Latijn |
instantie overheidsorgaan 1961 [gvd] <Latijn |
instantpudding pudding die direct klaar is 1963 [R75] <Engels {4.1.6} |
instemmen zijn stem met andere verenigen 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
instigatie aandrijving 1524 [wnt vertooning] <Frans |
instinct natuurdrift 1650 [Claes] <Frans |
institutie instelling 1478 [hws] <Frans |
instituut instelling 1800 [wnt vertooning] <Frans {3.2} |
instructeur leermeester 1664 [wnt] <Frans |
instructie onderricht, aanwijzing 1467-1490 [hws] <Frans |
instrueren onderrichten 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
instrument gereedschap 1285 [vmnw] <Frans of Latijn |
instrumentalis naamval die het middel aangeeft 1847 [kku] <modern Latijn |
instrumentarium stel instrumenten 1908 [wnt instrument] <modern Latijn |
insubordinatie militaire ongehoorzaamheid 1796 [wnt wanorde] <Frans {3.2} |
insufficiëntie onvoldoende werking 1663 [mey] <Latijn {1.2.6} |
insulair eiland- 1847 [kku] <Frans |
Insulinde Indonesische archipel 1860 [wnt] {4.4} |
insuline hormoon 1926 [kwt] <Engels |
intact onaangeroerd 1824 [wei] <Frans |
intaglio camee 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
intakegesprek gesprek bij de inschrijving 1984 [gvd] |
intarsia inlegwerk 1926 [kwt] <Italiaans {3.2} |
integer onkreukbaar 1873 [wnt wijnbouw] <Latijn |
integraal volledig 1814 [wnt] <Frans |
integraalrekening berekenen van de oorspronkelijke functie uit de afgeleide 1740 [wnt] <Duits |
integratie het maken tot een geheel 1872 [Picarta: titel van N.P. Kapteijn] <Frans |
integreren volledig maken, tot een geheel samenvoegen 1775 [wnt] <Frans |
integriteit rechtschapenheid 1689 [wnt] <Frans |
intellect verstand 1650 [mey] <Frans |
intellectueel verstandelijk 1824 [wei] <Frans |
intelligent verstandig 1808 [wnt post] <Frans {3.2} |
intelligentsia de stand der intellectuelen 1931 [kwt] <Russisch {3.2} |
intendance rentmeesterschap 1815 [wnt] <Frans |
intens hevig 1902 [wnt] <Frans |
intensief krachtig, hevig 1864 [wnt] <Frans |
intensiteit mate van kracht 1843 [wnt vrij] <Frans |
intensive care intensieve verpleging 1974 [koe] <Engels |
intentie bedoeling 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
interactie wisselwerking 1949 [Aanv wnt] <Engels |
interbellum periode tussen twee oorlogen 1958 [Aanv wnt] <Engels |
intercedent bemiddelaar 1824 [wei] <Latijn |
intercity sneltrein tussen grote steden 1970 [gvd 1984] <Engels {4.1.10} |
intercom huistelefoon 1974 [R75] <Engels {4.1.17} |
intercommunaal tussen verschillende gemeenten 1929 [kwt] <Frans |
interessant belangwekkend 1762 [wnt interessabel] <Frans |
interesse belangstelling 1913 [Baale, Handboek vreemde woorden] <Duits {5} |
interest procentuele vergoeding voor lening 1530 [wnt] <Frans |
interferentie inmenging 1847 [kku] <Frans |
interfereren tussenbeide komen 1950 [gvd] <Engels |
interferon eiwit dat deel van het afweersysteem is 1989 [Peptalk] <Engels |
interieur het inwendige 1847 [kku] <Frans |
interim tussentijd 1568 [wnt wijdberoemd] <Latijn |
interimaris plaatsvervanger 1984 [gvd] <modern Latijn |
interlinie regelafstand 1801 [wnt wit ii] <Frans {3.2} |
[pagina 975]
[p. 975]
interlock dubbel breigoed, ondergoed daarvan 1948 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
intermediair bemiddeling 1832 [Aanv wnt] <Frans |
intermezzo tussenspel 1810 [Picarta: titel van A. von Kotzebrie] <Italiaans {3.2} |
intern inwendig 1722 [wnt] <Frans |
internaat kostschool 1896 [kwt] <Frans |
internationaal tussen verschillende naties 1847 [kku] <Engels |
interneren een gedwongen verblijfplaats aanwijzen 1855 [kku] <Frans |
internet wereldwijd netwerk van computers 1992 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17} |
internist arts voor inwendige ziekten 1907 [kwt] |
interpellatie vraag om inlichting aan bestuurder 1633 [wnt] <Frans |
interpelleren om inlichting vragen 1592 [wnt vermaning] <Frans |
Interpol internationale politie 1974 [koe] <Frans {3.2} |
interpolatie tussenvoeging 1824 [wei] <Frans |
interpretatie uitlegging, vertolking 1350 [hws] <Frans |
interpunctie leestekens 1822 [wnt] <Latijn |
interregnum tussenregering 1824 [wei] <Latijn |
interrumperen onderbreken 1538 [wnt dingtaal] <Latijn |
interruptie onderbreking 1501-1525 [mnw onterfenesse] <Frans |
interval tussentijd 1485 [mnw] <Frans |
interveniëren tussenbeide komen 1669 [mey] <Frans |
interventie tussenkomst van buitenaf 1592 [wnt voegen i] <Frans |
interview vraaggesprek 1886 [kku] <Engels |
intestaat zonder testament overledene 1669 [mey] <Frans |
intiem innig, vertrouwelijk 1740 [wnt] <Frans |
intifada Palestijnse volksopstand tegen de Israëliërs 1992 [gvd] <Arabisch {3.2} |
intimideren schrik aanjagen 1678 [F. van der Doe, Indianen in Zeeuwse bronnen 14] <Frans |
intimus boezemvriend 1847 [kku] <Latijn |
intonatie stembuiging 1910 [wnt] <Frans |
intranet besloten computernetwerk 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
intransitief onovergankelijk 1669 [mey] <Latijn |
intraveneus in de ader geschiedend 1912 [kku] |
intrigant arglistig mens 1795 [wnt klanteren] <Italiaans {3.2} |
intrigeren slinks te werk gaan 1824 [wei] <Frans |
intrigeren nieuwsgierig maken 1888 [wnt] <Frans |
intrinsiek wezenlijk 1656 [wnt uitwerken] <Frans |
introducé geïntroduceerde 1912 [wnt introduceren z.j.] {3.3} |
introduceren voorstellen 1650 [mey] <Latijn |
introductie binnenleiding 1544 [wnt] <Frans |
introïtus inleiding tot de mis 1641 [Aanv wnt] <Latijn |
introspectie innerlijke zelfwaarneming 1865 [kvw] <Frans |
introvert naar binnen gekeerd 1947 [kwt] |
intuïtie ingeving 1824 [wei] <Frans |
intussen bijwoord van tijd: inmiddels 1757 [wnt voortvaren] <Duits {4.1.7} |
invalide gehandicapt 1726 [wnt] <Frans |
invariabel onveranderlijk 1669 [mey] <Frans |
invasie vijandelijke inval 1524 [wnt vangenis] <Frans |
inventaris boedelbeschrijving 1450 [hws] |
inventief vindingrijk 1669 [mey] <Frans |
inversie omkering van de gewone orde 1650 [mey] <Frans |
invertebrata ongewervelde dieren 1863 [kku] <modern Latijn |
inverteren omkeren 1658 [Aanv wnt] <Frans |
investeren beleggen 1937 [koe] <Frans |
invitatie uitnodiging 1781 [wnt] <Frans |
inviteren uitnodigen 1553 [wnt vermaken] <Frans |
in-vitrobevruchting reageerbuisbevruchting 1984 [gvd] |
invloed inwerking 1282 [cg i 1, 640] <Duits |
invocatie aanroeping 1650 [mey] <Frans |
involveren verwikkelen in 1511 [Aanv wnt] <Latijn |
inwendig van binnen zittend 1276-1300 [cg Kerst.] <Duits |
inwilligen toestaan 1647 [wnt] <Duits |
inzake* voorzetsel 1890 [wnt] {4.2} |
ion elektrisch geladen deeltje 1886 [kku] |
ippon heel punt bij Japanse vechtsport 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
irbis katachtige 1976 [gvd] <Russisch {3.2/4.1.3} |
iridium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn |
iris plantengeslacht 1608 [wnt] <Frans |
iriscopie alternatieve onderzoeksmethode op basis van de iris 1983 [De Coster 1999] |
ironie lichte spot 1650 [Claes] <Frans |
irrationeel onberedeneerbaar 1824 [wei] <Frans |
irrelevant niet ter zake 1658 [Aanv wnt] |
[pagina 976]
[p. 976]
irreversibel onomkeerbaar 1912 [kku] <Frans |
irrigatie kunstmatige bevloeiing 1824 [wei] <Frans |
irrigator toestel voor het uitspoelen van lichaamsholten 1901 [kui] <Latijn |
irrigeren bevloeien 1847 [kku] <Frans |
irritatie onaangename prikkeling 1614 [wnt kreiten] <Frans |
irriteren prikkelen 1553 [wnt kreiten] <Frans |
ischias heupjicht 1826 [wnt typheus] <Latijn |
isdn digitale variant van het telefoonnet 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
islam moslimgodsdienst 1820 [wnt] <Arabisch {3.2} |
isobaar lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk verbindt 1886 [kku] |
isoglosse grenslijn van een taalverschijnsel 1915 [wnt verbinden] |
isoleren afzonderen 1799 [wnt transcendentaal] <Frans {3.2} |
isometrie gelijkheid van maat 1847 [kku] <Frans |
isomorf van dezelfde gedaante 1847 [kku] |
isotherm met constante temperatuur 1950 [gvd] |
isotoon van gelijke spanning 1961 [gvd] |
isotoop elke vorm van eenzelfde element met verschillende atoomkern 1950 [gvd] |
issue onderwerp 1970 [Recht voor raap] <Engels |
it informatietechnologie 1991 [P.E. Wisse, Integratie van electronische post] <Engels |
item onderwerp, punt 1970 [Recht voor raap] <Engels |
iteratie herhaling 1650 [mey] <Frans |
iteratief herhalend 1669 [mey] <Frans |
ivoor materiaal van slagtanden 1240 [Bern.] <Frans |
ja* tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1240 [Bern.] {4.3} |
jaap diepe snijwond 1612 [wnt] |
jaar* tijd van 12 maanden 1236 [cg i 1, 24] {4.1.7} |
jaargang tijdschriftafleveringen van één jaar 1836 [wnt woest i] <Duits |
jabroer die op alles ja zegt 1710 [wnt] <Duits |
jacht* het vervolgen van dieren 1240 [Bern.] |
jacht* vaartuig 1528 [Toll.] {4.1.11} |
jack jasje 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
jacket kroon over een tand 1940 [Aanv wnt] {3.3/5} |
jacket papieromslag van boek 1950 [gvd] <Engels |
jackpot de totale inleg 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
jacquet pandjas 1897 [wnt] <Frans |
jacuzzi systeem van onderwaterstralen die het lichaam masseren 1992 [De Coster 1999] <Engels |
jade kostbaar gesteente 1832 [wei] <Frans |
jaeger wollen weefsel voor ondergoed 1899 [dbl] {3.3/4.1.9} |
jaffa sinaasappel 1950 [gvd] {4.1.2} |
jagen* wild vervolgen 1240 [Bern.] |
jaguar katachtige 1770 [Van Donselaar Tw. 10] <Engels {1.3/3.2/4.1.3} |
jajem Bargoens: jenever 1844 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
jak kiel, kort jasje 1350 [mnw] <Frans |
jak herkauwer 1857-1858 [wnt] <Engels {4.1.3} |
jakhals hondachtige 1653 [wnt] <Frans {4.1.3} |
jakkeren* voortjagen 1850 [wnt] {3.1} |
jakkes tussenwerpsel: uitroep van tegenzin 1910 [wnt] {1.2.4/4.3} |
jakobijn naam van de eerste dominicanen in Noord-Frankrijk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8} |
jakobsladder over schijven lopende ketting met bakken 1858 [wnt stander] |
jakobsschelp schaal van oestersoort 1613 [wnt] |
jaloers naijverig 1300 [mnw] <Frans |
jaloezie afgunst 1300 [mnw] <Frans |
jaloezie optrekbaar zonnescherm 1892 [wnt] <Frans |
jam confiture 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.6} |
jam, yam eetbare wortelknol 1695 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
jambe versvoet 1623 [wnt wet i] <Latijn |
jamboree internationaal padvinderskamp 1920 [Aanv wnt] <Engels |
jammer* spijtig, als tussenwerpsel: helaas 1780 [wnt tintelen i] {4.3} |
jamsession geïmproviseerde jazzuitvoering 1957 [Enc. van de muziek] <Engels |
jandomme tussenwerpsel: bastaardvloek 1872 [gvd] {4.3} |
janhagel gepeupel 1650 [wnt] |
janken* huilen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
janklaassen hansworst 1788 [wnt] |
Jan Rap gespuis 1613 [wnt wedergeven] |
jansalie slappe man 1622 [wnt] {4.4} |
jansenist aanhanger van een bepaalde godsdienstige leer 1654 [wnt] {4.1.8} |
januari eerste maand 1293 [cg I3, 1849] <Latijn {4.1.7} |
jan-van-gent pelikaanachtige 1619 [wnt] |
jap pejoratief voor Japanner 1926 [wnt z.j.] <Engels |
[pagina 977]
[p. 977]
japon jurk 1717 [wnt] |
jargon groepstaal, vaktaal 1824 [wei] <Frans |
jarig* zijn geboortedag herdenkend 1714 [wnt] |
jarretelle kousenophouder 1913 [Aanv wnt] <Frans |
jas kledingstuk 1733 [Toll.] |
jasmijn plantengeslacht 1350 [mnw] <Frans |
jaspis steensoort 1240 [Bern.] <Latijn |
jassen kaartspel 1738 [wnt] {4.1.18} |
jasses tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1612 [wnt jaszes] {4.3} |
jat hand 1858 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
jatmoos handgeld 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2} |
jatten gappen 1901 [wnt vrede] |
jawel* tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1615 [wnt ja] {4.3} |
jazz moderne muziek met sterk improvisatie-element 1912 [Toll.] <Engels {4.1.16} |
je* persoonlijk voornaamwoord 1618 [Wester-poorts Praatjen in Taal en Tongval 1999, 1, 7] {4.2} |
jeans spijkerbroek 1954 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
jee tussenwerpsel: uitroep van schrik 1661 [wnt] {4.3} |
jeep legerauto 1944 [Ts. Kijk, nr. 2] <Engels {4.1.10} |
jegens* voorzetsel 1292 [cg i Middelburg] {4.2} |
jekker korte overjas 1788 [wnt] |
jemig tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1897 [Aanv wnt] {4.3} |
jemig de pemig tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1985 [Sanders 1999] {3.1/4.3} |
jeminee tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1613 [wnt] {4.3} |
jenaplanschool schoolvorm 1976 [wp] |
jenever alcoholische drank 1606 [Vd Sijs 1998, 137] {4.1.6} |
jengelen* dwingend huilen 1528 [mnw] {3.1} |
jennen plagen 1937 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
jeremiade klaaglied 1802-1803 [wnt Bijv.+verb.] <Frans {3.2} |
jerrycan benzineblik 1950 [Aanv wnt] <Engels |
jersey gebreide kleding 1889 [Sanders 1995] <Engels |
jet straalvliegtuig 1956 [R75] <Engels {4.1.10} |
jetlag fysieke ervaring van tijdsverschil op lange vluchten 1984 [gvd] <Engels |
jetset groep rijkelui die de toon zetten in het uitgaansleven 1970 [Recht voor raap] <Engels {3.1} |
jeu aardigheid 1719 [wnt] |
jeugd* het jong-zijn 901-1000 [wps] |
jeugd* jongelui 1480 [mnw] |
jeugdsentiment met vertedering terugdenken aan de jeugdjaren 1967 [Van Gelder 1993] {4.4} |
jeuïg fleurig, smeuïg 1915 [wnt jeu] |
jeuken* kriebelen 1240 [Bern.] |
je-weet-wel-kater gecastreerde kater 1974 [25 jaar Jan, Jans etc. 14] {4.1.3/4.4} |
jezuïet lid van de Sociëteit van Jezus 1567 [wnt uitgeven i] <Latijn {4.1.8} |
jezusmina tussenwerpsel: bastaardvloek 1992 [gvd] {4.3} |
jicht* pijnlijke gewrichtsontsteking ten gevolge van onder meer een stofwisselingsziekte 1599 [Kil.] |
jid jood 1921 [moo] <Jiddisch {3.2} |
jiffypotje plantenbakje dat in de grond vergaat 1986 [koe] |
jihad heilige oorlog 1907 [wp] <Arabisch {3.2} |
jij* persoonlijk voornaamwoord 1617 [wnt aanraken Suppl] {1.3/4.2} |
jingle herkenningsmelodie 1962 [Aanv wnt] <Engels |
jioe-jitsoe Japans worstelen 1931 [Aanv wnt] <Japans {3.2/4.1.18} |
jippie tussenwerpsel: vreugdekreet 1992 [gvd] <Engels {4.3} |
jitterbug moderne dans 1945 [Metro 1:14, 36b] <Engels {4.1.15} |
jive Amerikaanse dans 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.15} |
job baan 1928 [Aanv wnt] <Engels |
jobhopper iemand die regelmatig van baan verwisselt 1994 [De Coster 1999] <Engels |
jobsbode ongeluksbode 1560 [wnt Job i] |
jockey pikeur 1824 [wei] <Engels |
jodelen manier van zingen bij de alpenbewoners 1890 [wnt] <Duits {3.2} |
jodium chemisch element 1834 [wnt vereenigen] <modern Latijn |
joechei* tussenwerpsel: vreugdekreet 1992 [gvd] {4.3} |
joehoe* tussenwerpsel: groet 1991 [Hoppenbrouwers] {4.3} |
joekel hond 1873 [moo] <Romani {3.2} |
joekel kanjer 1965 [Aanv wnt] |
joelen* zich luidruchtig gedragen 1648 [wnt] {3.1} |
joet, joetje tientje 1899 [dbl] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
jofel Bargoens: fijn 1913 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
joggen hardlopen 1979 [Verschueren, Bijvoegsel, 2495] <Engels {4.1.18} |
joh* tussenwerpsel: aanspreekvorm 1924 [wnt smeken] {4.3} |
[pagina 978]
[p. 978]
joint hasj- of marihuanasigaret 1970 [R75] <Engels |
joint venture samenwerkingsverband 1968 [kwt] <Engels |
jojo klimtol 1872 [gvd] <Frans {3.1/4.1.18} |
joke grap 1984 [gvd] <Engels |
joker overscharige kaart 1948 [kwt] <Engels {4.1.18} |
joker teken om 0 of meer willekeurige tekens te zoeken 1995 [Handleiding wnt] <Engels |
jokkebrok kind dat veel jokt 1872 [gvd] {3.1} |
jokken liegen 1635 [wnt] |
jol kleine boot 1567 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.11} |
jolig* vol vrolijkheid 1784 [wnt] |
jolijt vrolijkheid 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
Jom Kippoer Grote Verzoendag 1910 [wnt vasten i] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
jonassen iem. met zijn tweeën horizontaal vasthouden en heen en weer slingeren 1669 [wnt] {4.1.18} |
jong* jeugdig 1100 [Willeram] |
jongejannen het spelen van een groot aantal rollen door één speler 1904 [H. de Vries, Mijn mémoires 52] {4.4} |
jongeling* jonge man 901-1000 [wps] {4.1.4} |
jongen* mannelijk kind 1479 [hws] {4.1.4} |
jongere oudere* iemand globaalweg tussen de 50 en 60 of 65 jaar 1985 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4} |
jongleur evenwichtskunstenaar 1566 [wnt] <Frans |
jongstleden* vorig 1643 [wnt] |
jonk Chinees schip 1596 [De Jonge ii, 337] <Indonesisch {3.2/4.1.11} |
jonker* aanspreektitel voor adelborst 1631 [wnt] {3.1/4.1.14} |
jonkheer* adellijk predikaat, aanvankelijk: jong edelman 1240 [Bern.] {1.2.3} |
jonkvrouw* adellijk predikaat, aanvankelijk: jonge edelvrouw 1240 [Bern.] {1.2.4} |
jood Israëliet 1270 [cg i] <Latijn |
jool* pret, feest 1852 [wnt jool ii] |
jopper zeilkiel 1941 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
jota Griekse letter 1580 [wnt] <Grieks {3.2} |
jou* persoonlijk voornaamwoord 1330 [mnw] {4.2} |
joule praktische eenheid van elektrische arbeid, thans ook de officiële warmte-eenheid i.p.v. de calorie 1909 [wp] |
journaal dagboek, nieuwsrubriek 1591 [wnt vijand] <Frans |
journaille persmuskieten 1974 [Aanv wnt] {3.3} |
journalist verslaggever 1790 [wnt] <Frans |
jouw* bezittelijk voornaamwoord 1290 [mnw] {4.2} |
jouwen* schimpen 1613 [wnt] |
joviaal gulhartig 1642 [wnt] <Frans |
joyriding rijden in een gestolen auto 1939 [kwt] <Engels |
J-pop Japanse popcultuur 2000 [nrc-h 8/6/2000] <Engels |
jubelen vreugdekreten aanheffen 1854-1855 [wnt] <Duits |
jubilaris die een jubileum viert 1659 [wnt] <me Latijn |
jubileum herdenkingsdag van bekleding van ambt 1726 [wnt bruiloft] <modern Latijn |
jucht(leer) soort leer 1609 [wnt jucht] <Nederduits {3.2} |
judaskus verraderlijke kus 1470 [mnw] |
judicieel rechterlijk 1570 [wnt] <Frans |
judicium vonnis, oordeel 1687 [wnt] <Latijn |
judo verdedigingssport 1948 [Picarta: titel van M. van Nieuwenhuizen] <Japans {3.2/4.1.18} |
judogi oefenpak van judoka 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
judoka beoefenaar van judo 1950 [Picarta: titel van H. Hobbema] <Japans {3.2} |
juffrouw* (ongehuwde) vrouw 1451-1500 [mnw] {1.2.4/3.1/4.1.4} |
Jugendstil een Europese kunststijl 1948 [wp (art nouveau)] <Duits {3.2} |
juichen* uiting geven aan vreugde 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
juist billijk, correct 1337-1382 [mnw] <Frans |
jujube vrucht 1351 [Toll.] <Frans {4.1.2} |
juk* trektuig voor dieren 1240 [Bern.] |
jukebox muziekautomaat 1955 [R75] <Engels |
juli zevende maand 1286 [cg i Brugge] <Latijn {4.1.7} |
juliennesoep heldere groentesoep 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
jullie* persoonlijk voornaamwoord 1601-1700 [Franck/Van Wijk, Etym. wrdb.] {4.2} |
jumbo naam voor olifant 1899 [dbl] <Engels |
jumbo groot exemplaar 1976 [gvd] <Engels |
jumbojet zeer groot straalvliegtuig 1966 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
jumelage band tussen twee organisaties 1961 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
jumper damestrui 1937 [wnt knallen] <Engels {3.2} |
junctie verbinding 1872 [gvd] <Latijn |
jungle wildernis 1847 [kku] <Engels |
juni zesde maand 1270 [Toll.] <Latijn {4.1.7} |
junior de jongere (achter namen) 1795 [wnt volk] <Latijn |
[pagina 979]
[p. 979]
junkbond obligatie met hoog risico 1987 [De Coster 1999] <Engels |
junkie, junk verslaafde aan drugs 1965 [Aanv wnt] <Engels |
junkmail ongevraagde e-mail met reclame 1992 [De Coster 1999] <Engels |
junta staatsraad, regeringscomité 1790 [wnt verificatie] <Spaans {3.2} |
juridisch rechtskundig 1751 [wnt promoveeren] <Frans |
jurisdictie rechtsmacht, rechtsgebied 1345 [mnw] <Frans |
jurisprudentie toegepaste rechtspraak 1658 [mey] <Latijn |
jurist rechtsgeleerde 1401-1500 [mnw] <me Latijn |
jurk kledingstuk 1691 [wnt] <Frans {1.2.3} |
jury beoordelingscommissie, beëdigd college 1824 [wei] <Engels |
jus vleesnat 1518 [Claes] <Frans {4.1.6} |
jus d'orange sinaasappelsap 1956 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] <Frans {3.2/4.1.6} |
justeren op de juiste maat brengen 1479 [hws] <Frans |
justificatie rechtvaardiging 1467-1490 [mnw] <Frans |
justificeren rechtvaardigen 1499 [hws] <Latijn |
justitie rechterlijke macht 1276-1300 [cg i 1, 40] <Frans |
jute vezelstof 1858-1859 [wnt] <Engels {4.1.9} |
jutten stranddieverij plegen 1912 [Toll.] |
juvenaat school voor aspirant-kloosterlingen 1912 [kku] <Frans |
juveniel jeugdig 1952 [kwt] <Frans |
juweel kostbaar sieraad 1287 [cg NatBl] <Frans |
juwelier handelaar in juwelen 1520 [wnt] <Frans {4.1.13} |
juxtapositie het naast elkaar plaatsen 1832 [wei] <me Latijn |
k kanker 1964 [Wolkers, Hond met de blauwe tong] <L {3.4/4.4} |
k telwoord: 1000 1999 [R99] <Engels {4.2} |
ka bazige vrouw 1950 [gvd] |
kaag* buitendijks land 1151-1157 [Künzel] {2.3} |
kaag* vaartuig 1588 [Claes] {4.1.11} |
kaai wal 1457 [mnw] <Frans |
kaaiman krokodilachtige 1564 [wnt kaaiman ii] <Spaans {3.2} |
kaak* deel van skelet waarin tanden en kiezen zitten 1285 [cg Rijmb.] |
kaak* schandpaal 1340 [mnw] |
kaakje koekje 1699 [Claes Tw. 12] <Engels {3.2/4.1.6} |
kaal* zonder haar 1240 [Bern.] |
kaalkop iem. met een kaal hoofd 1599 [wnt] {3.1} |
kaan* stukje uitgebraden spek 1305-1370 [mnw] {1.2.4/4.1.6} |
kaan bootje 1599 [Kil.] <Duits {4.1.11} |
kaap landtong 1567 [Claes] <Frans |
kaapstander windas 1530 [Toll.] |
kaars vetstaaf met pit voor verlichting 1240 [Bern.] <Duits |
kaart landkaart 1532 [wnt] <Frans |
kaart speelkaart 1599 [mnw] <Frans |
kaarten kaartspelen 1394 [Janssen, Gesch. speelkaart, 194] {4.1.18} |
kaas zuivelproduct 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
kaasburger broodje gehakte biefstuk met kaas 1975 [R75] {1.2.5/4.1.6} |
kaasschaaf schaaf om plakjes van kaas te snijden 1950 [gvd] |
kaatsen balslaan 1374-1394 [mnw] <Frans {4.1.18} |
kabaal lawaai 1845 [wnt] <Frans |
kabbala geheime joodse leer 1847 [kku] <Hebreeuws {3.2} |
kabbelen* zacht golven 1631-1634 [wnt] {3.1} |
kabel dik touw of staal 1285-1286 [cg I2, 1153] <Frans |
kabelaring kabeltouw 1652-1662 [wnt] <Portugees {3.2} |
kabeljauw beenvis 1101-1200 [Tavernier] <? {2.4/3.5} |
kabeltelevisie televisie waarbij de beelden via een kabel worden overgebracht 1974 [R75] <Engels {4.1.17} |
kabinet meubelstuk 1588 [Claes] <Frans {1.2.3/4.1.9} |
kabinet regering 1858 [wnt] <Frans {1.2.3} |
kabouter* aardmannetje 1573 [Plantijn] |
kabouter* lid van politieke groepering die een niet-autoritaire maatschappij nastreeft 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
kabuki Japans volkstoneel met mannen in alle rollen 1970 [wp (kaboeki)] <Japans {3.2} |
kachel verwarming 1591 [Toll.] {4.1.9} |
kachel dronken 1913 [wnt] |
kadaster grondbeschrijving 1828 [Toll.] <Frans |
kadaver lijk 1662 [wnt cadaver] <Frans |
kaddisj gebed ter herdenking van een dode 1832 [wei] <Jiddisch {3.2} |
kade wal 1111-1115 [Prisma NPl] <Keltisch {1.2.4/2.3/3.2} |
kader frame, lijst 1816 [wnt] <Frans |
[pagina 980]
[p. 980]
kadetje broodje 1823 [wnt] {4.1.6} |
kadi rechter 1653 [Aanv wnt] <Arabisch {3.2} |
kadreren in een kader plaatsen 1984 [gvd] <Frans |
kaduuk bouwvallig, kapot 1558 [wnt] <Frans |
Kaenozoïcum geologische periode 1933 [De Gaay Fortman en Heidinga, Leerboek der Nat. Hist. iii, 284] <modern Latijn |
kaf* hulzen van aren 1240 [Bern.] |
kaf Bargoens: twintig 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.2} |
kaffer boer, lomperd 1724 [moo] <Jiddisch {3.2} |
kafferkoren graansoort 1918 [wnt zeebies] <Afrikaans {3.2/4.1.2} |
kaft omslag 1861 [wnt] |
kaftan lang opperkleed 1714 [wnt ceintuur] <Turks {3.2} |
kajak eenpersoonsvaartuigje 1847 [kku] <Engels {4.1.11} |
kajuit passagiersverblijf op boten 1455 [Toll.] <Frans |
kak drek 1376-1400 [hws] {4.4} |
kakelbont met vele, niet-harmoniërende kleuren 1603 [De Jonge iii, 159] {4.1.5/4.4} |
kakelen* het roepen van kippen 1477 [Teuth.] {3.1} |
kakelvers* gloednieuw 1957 [Aanv wnt] {4.4} |
kakemono hangende rolschildering 1891 [Picarta: Kakemono: Japansche tafereeltjes] <Japans {3.2} |
kaken* ingewandsverwijdering van haring via de kieuw 1462 [mnw] |
kaken* op het punt staan te braken 1650 [wnt] {3.1} |
kaketoe papegaaiachtige 1662 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
kaki stof, uniform daarvan 1912 [kku] <Engels {4.1.14} |
kakken poepen 1514 [mnw] <Latijn {4.4} |
kakkerlak insect 1646 [wnt] <Portugees {3.2} |
kakmadam opgedirkte vrouw 1914 [gvd] |
kakofonie herrie 1824 [wei] <Frans |
kalander mangel 1622 [wnt] |
kalasjnikov Russisch geweer 1984 [gvd] <Russisch {3.2/4.1.14} |
kalebas vrucht 1588 [Claes] <Frans {4.1.2} |
kalender tijdoverzicht 1573 [Plantijn] <Duits |
kalf* jong van een koe 901-1000 [wps] {4.1.3} |
kalfaten, kalefaten herstellen 1530 [wnt] <Frans |
kalfsoester gepaneerd lapje kalfsvlees 1910 [wnt kalf i] {4.1.6} |
kali kaliumzout 1583 [Dod. 82] |
kali rivier 1896-1901 [kui] <Indonesisch of Javaans {3.2} |
kaliber middellijn van de loop van een vuurwapen 1697 [wnt] <Frans |
kalibreren het kaliber vaststellen 1872 [gvd] <Frans |
kalief titel van de opvolgers van Mohammed 1462 [hws] <Frans |
kalium chemisch element 1847 [kku] |
kalk bouwmateriaal 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
kalkoen hoendervogel 1551 [Sanders 1995] {4.1.6} |
kalle Bargoens: meisje, geliefde, hoer 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2/4.1.13} |
kalligraferen schoonschrijven 1871 [wnt penneschrijver] <Grieks {3.2} |
kalm rustig 1568 [wnt vrede] <Frans |
kalmte rust 1602 [wnt] {3.1} |
kalong vleermuis 1854 [Junghuhn, Licht- en schaduwbeelden 10a] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
kalot mutsje 1677 [wnt] <Frans {4.1.9} |
kaltstellen uitschakelen 1994 [nrc-h 4/7/1994] <Duits {3.2} |
kam* gereedschap om haar te ontwarren of bijeen te houden 1240 [Bern.] |
kameel hoefdier 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
kameleon hagedis 1240 [Bern.] <Frans |
kamelot weefsel 1390-1460 [mnw] <Frans {4.1.9} |
kamenier vrouwelijke bediende 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.4} |
kamer vertrek 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn |
kamer wetgevend lichaam: Eerste, Tweede Kamer 1798 [wnt] {1.4} |
kameraad makker 1596 [wnt mondelijk i] <Frans |
kamerbreed gesteund door de meerderheid van de (Tweede) Kamer 1982 [R84] |
kamerling kamerheer 1050 [Rey] {2.2} |
kamermuziek muziek die oorspronkelijk in een kleine ruimte werd uitgevoerd 1795 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
kamfer middel tegen motten, geneesmiddel 1351 [mnw] <Frans |
kamikaze zelfmoordpiloot 1945 [Schuurman, De Tweede Wereldoorlog 28] <Japans {3.2} |
kamille plantengeslacht 1351 [hws] <Frans |
kamizool kledingstuk 1654 [wnt] <Frans |
kamp stuk land 847 [Claes] <Latijn {2.3} |
kamp strijd 1240 [Bern.] <Latijn |
kamp legerplaats 1573 [Plantijn] <Frans |
kampen strijden 1299 [mnw] |
[pagina 981]
[p. 981]
kamperen tijdelijk in tenten verblijven 1688 [wnt] <Frans |
kamperfoelie plant 1567 [Claes] <Latijn |
kampioen de beste in een sport, voorvechter 1340-1350 [mnw] <Frans |
kampong gehucht 1606 [De Jonge iii, 215] <Indonesisch {3.2} |
kan* pot 1285 [cg I2, 1020] |
kan oosterse titel 1462 [mnw winnen] <Frans |
kanaal kunstmatige waterweg 1376-1400 [mnw] <Frans |
kanarie zangvogel 1554 [Sanders 1995] <Frans |
kandeel warme wijndrank 1351 [mnw] <me Latijn {4.1.6} |
kandelaar kaarsdrager 1240 [Bern.] <Frans |
kandelaber kroonluchter 1832 [wei] <Frans |
kandidaat gegadigde 1652 [wnt alumnus Suppl] <Frans |
kandideren zich kandidaat stellen 1912 [kku] <Duits |
kandij soort suikerklontjes 1397 [hws] <Frans |
kaneel specerij 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] <Frans {4.1.6} |
kanen* met smaak eten 1976 [gvd] {3.1} |
kangoeroe buideldier 1774 [wnt] <Engels {3.2/4.1.3} |
kanis Bargoens: hoofd, kop 1906 [Köster Henke] |
kanjer voortreffelijk persoon 1734 [wnt] <Frans |
kanjer iets dat groot is 1897 [wnt] |
kanji Japanse schriftsoort 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
kanker ziekte 1240 [Bern.] <Latijn |
kankeren zich morrend beklagen 1904 [wnt] |
kankerweer zeer slecht weer 1984 [gvd] {4.1.1} |
kannibaal menseneter 1566 [wnt] <Spaans {3.2} |
kano bootje 1598 [Toll.] <Spaans {1.2.4/3.2/4.1.11} |
kanoet steltloper 1763 [hou i, 5, 250] |
kanon vuurwapen met lange loop 1574 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
kanon een kei, kopstuk 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
kanonnade het schieten met kanonnen 1647 [wnt] <Frans |
kans waarschijnlijkheid 1350 [mnw] <Frans |
kansel preekstoel 1599 [wnt] <Duits |
kanselarij griffie 1530 [wnt] <me Latijn {3.2} |
kanselier hoogwaardigheidsbekleder 1293 [mnw] <Frans |
kant zijde, rand 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] <Frans of Latijn |
kant weefsel 1617 [wnt] {4.1.9} |
kanteel opstaand deel van muur 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
kantelen omkeren 1782 [wnt] |
kanteloep meloen 1779 [hou ii, 11, 322] <Frans {4.1.2} |
kantine schaftlokaal 1676 [wnt] <Frans |
kantje* haringvaatje 1872 [gvd] |
kanton onderafdeling van een arrondissement 1827 [wnt] <Frans |
kantoor werkvertrek, bureau 1524 [wnt] <Frans |
kanunnik domheer 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
kaolien porseleinaarde 1770 [Papillon] <Chinees {3.2} |
kap hoofddeksel 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.5/4.1.9} |
kap bovendeel 1468-1497 [mnw] {1.2.5} |
kapel bedehuisje 1102-1105 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2/5} |
kapel vlinder 1397 [mnw] |
kapelaan hulppriester 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.8} |
kapen overmeesteren 1652 [wnt] <Fries {3.2} |
kapitaal vermogen 1567 [wnt] <Frans |
kapiteel bovenstuk van zuil 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
kapitein scheepsgezagvoerder 1351 [mnw] <Frans |
kapitein militaire rang 1562 [Dict. Tetraglotton 289B] <Frans {4.1.14} |
kapittel bijeenkomst van kanunniken 1236 [cg i Gent] <Latijn |
kapittel hoofdstuk 1350 [mnw] <Latijn |
kapittelen berispen 1301-1400 [mnw] <me Latijn |
kapoen gecastreerde haan 1240 [Bern.] <Frans |
kapoeres verloren, dood 1871 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
kapok zaadpluis van kapokboom 1620 [De Jonge iv, 239] <Indonesisch {3.2} |
kapot stuk 1717 [wnt] <Duits |
kapotjas soldatenjas 1817 [wnt] {4.1.14} |
kapotje condoom 1912 [kku] |
kappa de Griekse letter k 1976 [wp] <Grieks {3.2} |
kappen* hakken 1240 [Bern.] |
kappen haar opmaken 1717 [wnt] |
kapper struik, bes 1551 [wnt] <Latijn |
kapper haarknipper 1732 [wnt] {4.1.13} |
kapseizen omslaan 1856 [wnt] <Engels |
kapsel omhulsel van bv. abces 1904-1905 [wnt] <Duits |
kapsones koude drukte 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
[pagina 982]
[p. 982]
kapstok lat om kledingstukken aan te hangen 1669 [wnt] |
kapucijn bedelmonnik 1622 [Bibliotheca 1954, nr. 7057] <Frans {4.1.8} |
kapucijner soort van erwt 1854 [wnt] {4.1.6} |
kar voertuig 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.10} |
karaat eenheid van diamantgewicht en goudgehalte 1400-1434 [mnw] <Frans |
karabijn buks 1582 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
karaf tafelfles 1778 [wnt] <Frans |
karakter aard, kenmerk 1764 [wnt] <Frans |
karakteristiek kenmerkend 1792 [wnt] <Frans |
karamel gebrande suiker 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
karaoke Japans amusement waarbij telkens één amateur het vocale deel van de muziek invult 1991 [De Coster 1999] <Japans {3.2} |
karate verdedigingssport 1961 [Picarta: titel van Fr. Van Haesendonck] <Japans {3.2/4.1.18} |
karateka beoefenaar van karate 1984 [Picarta: titel van O. Roethof] <Japans {3.2} |
karavaan troep kameelrijders 1659 [wnt] <Frans |
karavanserai gebouw voor huisvesting van karavanen 1652 [wnt] <Perzisch |
karbies grote handtas 1884 [wnt] |
karbonade stuk vlees 1573 [wnt] <Frans {4.1.6} |
karbonkel een edelgesteente 1240 [Bern.] <Latijn |
karbonkel negenoog, grote puist 1287 [cg NatBl] <Latijn |
karbouw herkauwer 1786 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
kardinaal hoogwaardigheidsbekleder in de r.-k. kerk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8} |
kardinaalsmuts plant 1800 [Flora Batava 1, nr. 72] |
kardoes kruithuls 1593 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
kardoes hondensoort 1841 [wnt] {4.1.3} |
karekiet* zangvogel 1779 [Sepp en Nozeman, Nederlandsche vogelen ii:93] {3.1} |
kariatide vrouwenbeeld als zuil 1733 [Sanders 1995] <Frans |
kariboe herkauwer 1929 [kwt] <Frans {4.1.3} |
karig* schraal, gierig 1477 [Teuth.] |
karikatuur spotbeeld 1785 [wnt] <Frans |
karkas geraamte 1805 [Siegenbeek, Verhandeling Nederduitsche spelling] <Frans {3.2} |
karma het bepaald-zijn van iemands lot 1893 [Aanv wnt] <Sanskriet |
karmeliet monnik van de orde der karmelieten 1555 [Luython, Dictionaris in fransoys 12r] <me Latijn {4.1.8} |
karmozijn purperverf, rode kleur 1516 [hws] <Frans |
karn* karnton 1351-1400 [mnw] |
karnemelk* gekarnde melk 1301-1350 [mnw] {3.1/4.1.6} |
karos rijtuig 1618 [Courante uyt Italien, 14 jun. 1b] <Frans {4.1.10} |
karper* beenvis 1285-1286 [cg I2, 1153] |
karpet vloerkleed 1346 [hws] <Frans |
karren smalle gleuven in kalksteen 1961 [gvd] <Duits {3.2} |
karsaai grof gekeperd laken 1401 [mnw] <Engels {3.2/4.1.9} |
kart skelter 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
kartel aaneensluiting van producenten 1824 [wei] <Duits |
kartelen* uittanden 1599 [Kil.] {3.1} |
karteren in kaart brengen 1847 [kku] <Duits |
karton bordpapier 1790 [wnt] <Frans |
kartonnage kartonnen band 1914 [gvd] <Frans |
kartuizer monnik van de orde van Sint-Bruno 1552 [Apherdianus 71r] <me Latijn {4.1.8} |
kartuizer kattensoort 1761 [Sanders 1995] {4.1.3} |
karveel schip 1533 [mnw] <Frans of Portugees {4.1.11} |
karwats zweep 1616 [tntl 1956, 304] <Russisch {3.2} |
karwei werk 1271-1272 [cg i Mechelen] <Frans |
karwij specerijplant 1351 [mnw] <Frans of Latijn {4.1.6} |
kas contanten 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
kas broeikas 1717 [wnt] |
kashba Moorse citadel 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
kasjmier wollen stof 1835 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
kassa loket 1914 [gvd] <Italiaans {3.2} |
kassei straatsteen 1300 [mnw] <Frans |
kassian tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1867 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.3} |
kassier kashouder 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Duits {4.1.13} |
kast opbergmeubel 1364-1365 [mnw] <Duits {4.1.9} |
kastanje vrucht 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2} |
kaste stand binnen het hindoeïsme 1743 [wnt] <Portugees {3.2} |
kasteel burcht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
kastelein caféhouder 1733 [wnt] <Latijn {4.1.13} |
[pagina 983]
[p. 983]
kastijden tuchtigen 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.4/1.2.6} |
kastrol braadpan 1778 [wnt] <Frans {1.2.4} |
kasuaris loopvogel 1763 [hou i, 5, 310] <Indonesisch {3.2} |
kat katachtige 1210-1240 [cg i 1, 9] <Latijn {1.2.3/4.1.3} |
kat standje 1976 [gvd] {1.2.3} |
katakana Japans fonetisch lettergreepschrift 1877 [wp, dl. 9 (Japan)] <Japans {3.2} |
katalysator in de scheikunde stof die een proces bespoedigt of vertraagt 1903 [wnt versnellen] <modern Latijn |
katalyse ontbinding 1861 [Aanv wnt] <Frans |
katapult werptuig voor jongens 1898 [gvd] <Frans {4.1.18} |
katenspek gerookt spek 1972 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.6} |
kater mannetjeskat 1297 [cg I4, 2418] {4.1.3} |
kater onaangenaam gevoel na dronkenschap 1906 [wnt] <Duits |
katern deel van boek 1717 [wnt] <Frans |
katheder spreekgestoelte 1778 [wnt] <Duits |
kathedraal hoofdkerk 1875 [wnt] <Frans |
kathode negatieve elektrode 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik. (anode)] |
katholiek rooms 1567 [Claes] <Frans |
katje bloeiwijze 1573 [wnt] |
katoen geweven stof 1272 [cg i 1, 219] <Frans {4.1.9} |
katrol hijsblok 1460 [mnw] |
kattebelletje kort briefje 1662 [wnt] |
katten berispen 1979 [Wijnands&Ost] |
katzwijm kortstondige flauwte 1697 [wnt] |
kauw* zangvogel 1279 [cg i 1, 431] {3.1} |
kauwen* met de kiezen vermalen 1240 [Bern.] |
kauwgum, kauwgom snoepgoed van suiker, olie en gom 1921 [Van Goor vreemde-woordentolk] {4.1.6} |
kavel* deel, perceel 1240 [Bern.] |
kaviaar viskuit 1481-1485 [tntl 1943, 135] <Turks {3.2} |
kazemat verdedigingsstelling 1588 [Claes] <Frans |
kazerne gebouw voor huisvesting van soldaten 1710 [wnt] <Frans |
kazuifel deel van misgewaad 1350 [mnw] <me Latijn |
kebab aan pennen geroosterde stukjes vlees 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Turks {3.2/4.1.6} |
keel* strot 901-1000 [wps] |
keel rood (in de heraldiek) 1350 [mnw] <Frans {4.1.5} |
keelstem* zangstem tussen borst- en kopstem 1855 [wnt] {4.1.16} |
keep* kerf 1588 [Claes] |
keep* zangvogel 1650 [wnt keep i] {3.1} |
keeper doelverdediger 1871 [Ter Gouw, Volksvermaken 338] <Engels |
keerkring* cirkel evenwijdig aan de evenaar 1699 [Claes Tw. 12] |
kees hondensoort 1841 [wnt] {4.1.3} |
keet* schuur 1287 [cg NatBl] |
keet* herrie 1904 [wnt] |
keffen* blaffen 1550 [wnt] {3.1} |
kefir melkwijn 1899 [dbl] <Kaukasisch {4.1.6} |
kegel* conus 1276 [cg i 1, 311] {3.1} |
kegelen* met een bal kegels omgooien 1425 [mnw] {4.1.18} |
kei* rolsteen 1350 [mnw] |
keihard* zeer hard 1872 [gvd] {4.4} |
keilen* langs het wateroppervlak werpen 1406 [mnw] |
keirin sprint achter gangmakers 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
keiruig* zeer ruig 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4} |
keizer titel van de hoogste vorst 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
keizersnede operatieve verlossing 1812 [Weiland, Spelling] |
kek kittig 1974 [R75] <Duits {3.2} |
keker kikkererwt, sisser 1477 [Teuth.] <Latijn {4.1.6} |
kelder deel van gebouw onder de begane grond 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.4} |
kelim tapijt 1832 [wei] <Turks {3.2} |
kelk drinkbeker 1240 [Bern.] <Latijn |
kelk bloemkroon 1766 [wnt] <Latijn |
kelner ober 1806 [wnt passant i] <Duits {4.1.13} |
kempetai Japanse militaire politie 1986 [koe Kempei] <Japans {3.2} |
kemphaan steltloper 1641 [wnt] |
kenau manwijf 1660 [wnt] |
kendo stokschermen 1973 [Picarta: titel Budo: (...) Kendo] <Japans {3.2/4.1.18} |
kenmerk* merkteken 1764 [wnt] |
kennel hondenhok voor de fok 1886 [kku] <Engels |
kennen* weten 901-1000 [wps] |
kennis* het kennen 1260 [hws] {3.1} |
kennis* persoon die men kent 1391-1400 [mnw] |
kenpo Japanse vechtkunst 1972 [Grote Sport Enc.] <Japans {3.2/4.1.18} |
kenteren omslaan, veranderen 1671 [wnt] |
keper visgraat (in weefsel) 1717 [wnt] <Latijn |
kepie militair hoofddeksel 1886 [kku] <Frans {4.1.14} |
[pagina 984]
[p. 984]
keppeltje schedelkapje 1950 [wnt veloursen] <Jiddisch {3.2} |
keramiek pottenbakkerskunst, producten daarvan 1906 [Picarta: Het museum Willet-Holthuysen: (...) ceramiek] <Frans |
kerel* man 1271-1272 [cg i 1, 211] |
keren* wenden 901-1000 [wps] |
keren* vegen 1240 [Bern.] |
kerf* keep 1343-1346 [mnw] |
kerfstok* stokje waarop door kerven wordt aangegeven wat iem. verbruikt (en dus: hoeveel schulden hij heeft) 1240 [Bern.] {3.1} |
kerk bedehuis 777 [Claes] <Grieks {2.3/3.2} |
kerker gevangenis 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
kerkhof begraafplaats 1240 [Bern.] |
kerkmuziek muziek die in een kerk wordt gespeeld 1754 [wnt koor i] {4.1.16} |
kermen* kreunen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
kermis volksfeest met jaarmarkt 1240 [Bern.] |
kern* binnenste, essentie 1240 [Bern.] |
kernenergie energie die vrijkomt bij de splitsing van atoomkernen 1950 [gvd] {4.1.10} |
kerngezond door en door gezond 1889 [wnt] <Duits {4.4} |
kernhem* Nederlandse kaassoort 1970 [wp] {3.1/4.1.6} |
kernonderzeeër door kernenergie voortbewogen onderzeeboot 1979 [Wijnands&Ost] {4.1.11} |
kernreactor toestel dat energie levert door de splijting van atoomkernen 1957 [wp jaarboek 1958] {4.1.10} |
kerosine vliegtuigbenzine 1941 [wnt vluchtigheid] |
kerrie specerij, daarmee gekruid gerecht 1724 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
kers* kruisbloemige plant, waterkers e.d. 1170 [Rey] {2.2} |
kers vrucht 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.2} |
Kerst de kerstdagen 1719 [wnt] {1.2.4/4.1.7} |
kerstenen dopen 1324-1341 [mnw] <Latijn |
Kerstmis feest van Jezus' geboorte 1274 [cg i 1, 273] {1.2.4/4.1.7} |
kerststol luxe kerstbrood 1961 [gvd stol] {4.1.6} |
kersvers* geheel vers 1665 [wnt] {3.1} |
kervel plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6} |
kerven* insnijdingen maken 1350 [mnw] |
ketchup pikante saus 1950 [gvd] <Engels {4.1.6} |
ketel vat 1240 [Bern.] <Latijn |
keten ketting 1240 [Bern.] <Latijn |
keten reeks 1664 [wnt] |
ketjap saus van sojabonen 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
ketsen afwijzen, afspringen 1717 [wnt] |
ketter die afwijkt van de geloofsleer 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans {4.1.8} |
ketting samenstel van schakels 1401-1500 [mnw] |
kettingroker iem. die voortdurend rookt 1961 [gvd] <Duits {3.2} |
keu biljartstok 1770 [wnt] <Frans |
keuken kookvertrek 1236 [cg i 1, 28] <Latijn |
keukenmachine elektrisch apparaat met hulpstukken 1982 [R84] {4.1.9} |
keur* handvest 1217 [Slicher 125] {2.4} |
keur* het beste, de bloem 1573 [Plantijn] |
keurig* net 1621 [wnt] |
keurs kledingstuk om bovenlijf 1569 [wnt] <Oudslavisch {3.2} |
keurslijf belemmering 1840 [wnt] |
keus* het kiezen 1300 [mnw] |
keutel* drekballetje 1351 [mnw] {3.1} |
keuter* kleine boer 1420 [mnw] {4.1.13} |
keuvelen* babbelen 1724 [wnt] |
kever* insect 901-1000 [cg wps Gloss.] |
keyboard elektronisch muziekinstrument 1984 [Picarta: Orgelwereld en keyboardnieuws] <Engels {1.3/4.1.16} |
kezen* neuken 1901 [wnt vinder i] {4.4} |
kibbelen* ruzie maken 1477 [Teuth.] {3.1} |
kibboets Israëlische kolonie 1958 [Picarta: titel van J.E. Ellemers] <modern Hebreeuws {3.2} |
kick prikkel 1962 [R75] <Engels |
kickboksen vechtsport met elementen van boksen, judo en karate 1986 [koe] <Engels {4.1.18} |
kidnap ontvoering 1953 [Picarta: titel van Piet Bakker] <Engels |
kids kinderen 1998 [De Coster 1999] <Engels {4.1.4} |
kiebitzer toekijker bij een spel of sport die onnodig advies geeft 1992 [gvd] <Duits {3.2} |
kiekeboe* tussenwerpsel: uitroep als men te voorschijn komt 1665 [wnt] {4.3} |
kieken* jong van een kip 1240 [Bern.] |
kiekendief* roofvogel 1573 [wnt] |
kiekje* amateurfoto 1899 [dbl] {1.2.5/4.1.17} |
kiel* boezeroen 1370 [mnw] |
kiel* kielbalk 1527 [wnt] |
kiele-kiele* tussenwerpsel: uitroep als men een kind kietelt 1894 [wnt] {3.1/4.3} |
kiele-kiele* bijwoord: op het nippertje 1933 [Aanv wnt] {3.1} |
kiem* beginsel, uitloper 901-1000 [wps] {3.1} |
kien pienter 1969 [R75] <Engels |
[pagina 985]
[p. 985]
kienen het kienspel spelen 1846 [wnt kienen iii] {4.1.18} |
kiep* hengselmand 1477 [Teuth.] |
kiepen omwerpen 1914 [gvd] <Duits {3.2} |
kieperen vallen, smijten 1897 [wnt] |
kier spleet 1887 [wnt] <Fries {3.2} |
kierewiet* gek 1937 [Aanv wnt] {3.1} |
kies* maaltand 1440 [mnw] |
kies* kieskeurig, welvoeglijk 1610 [wnt kiesch] |
kies zwavelverbinding 1780 [hou iii, 1, 112] <Duits |
kieskeurig* veeleisend 1661 [wnt] |
kietelen* een kriebeling opwekken 1240 [Bern.] {3.1} |
kieuw* ademhalingsorgaan van vis 1599 [kil] |
kieviet* steltloper 1287 [cg NatBl] {1.2.5/3.1} |
kiezel* grind 1631 [wnt wateren] {3.1} |
kiezen* een keus doen 1240 [Bern.] |
kif hasjiesj 1961 [R84] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
kiften* ruzie maken 1918 [wnt] |
kijken* zien 1350 [mnw] |
kijven* schelden 1301-1350 [mnw] |
kikken* een geluid voortbrengen 1450 [mnw] {3.1} |
kikker* kikvorsachtige 1623 [wnt] {3.1} |
kikvors* kikvorsachtige 1627 [wnt uits- (uitslibberen)] {3.1} |
kil* koud 1628 [wnt] |
kilo kilogram 1866 [wnt] <Frans {1.1/1.2.4} |
kilogram 1000 gram 1808 [wnt] <Frans {1.2.2/1.2.4/3.2} |
kilometer 1000 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
kilt Schotse rok 1847 [kku] <Engels {3.2} |
kim* horizon 1658 [wnt] |
kimmel Bargoens: drie 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.2} |
kimono ochtendkleding 1908 [wnt] <Japans {3.2} |
kin* deel van de onderkaak 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
kina boom, bast daarvan 1722 [wnt voeding] <Spaans {3.2} |
kina munteenheid van Papoea-Nieuw-Guinea 1975 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Tok Pisin {4.1.12} |
kind* jong mens, zoon of dochter 901-1000 [wps] {4.1.4} |
kindsbeen* vroegste kindsheid 1561 [wnt] |
kinematica leer van de bewegingen 1931 [Picarta: titel van F. Schuh] |
kinesitherapie bewegingstherapie 1934 [kwt] |
kinetica dynamica 1863 [kku] |
kinine extract van kinabast tegen koorts 1826 [wnt atonie Suppl] <Frans |
kink* kronkel 1636 [wnt] |
kinkel* botterik 1544 [wnt] |
kinkhoest* ziekte 1588 [Claes] {1.2.1} |
kinkhoorn* (eetbare) zeeslak 1488 [mnw] |
kinnebak* onderkaak 901-1000 [wps] {3.1} |
kinnesinne jaloezie, afgunst 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.1/3.2} |
kiosk verkoopstalletje 1885 [wnt] <Frans |
kip* hoendervogel 1588 [Claes] {4.1.6} |
kip politieagent 1906 [wnt kip ii] <Duits |
kip munteenheid van Laos 1955 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Laotiaans {4.1.12} |
kiplekker* zeer wel 1950 [gvd] {4.4} |
kippen kantelen 1904 [wnt kippen xii] <Duits |
kippensoep soep getrokken van kippenvlees 1845 [wnt] {4.1.6} |
kipper gebakken haring 1984 [gvd] <Engels |
kippig* bijziend 1790 [wnt] |
kir alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Frans {3.2/4.1.6} |
kirren* rollend keelgeluid maken 1599-1607 [Claes] {3.1} |
kirsch likeur 1864 [wnt] <Duits {4.1.6} |
kiskassen* steentjes keilen 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 126] {3.1/4.1.18} |
kismet voorbeschikking 1824 [wei] <Turks {3.2} |
kissebissen* vitten 1784-1785 [wnt] {3.1} |
kist bak met deksel 1237 [cg i 1, 38] <Latijn |
kistjes schoenen in soldatenjargon 1914-1918 [Leen Verhoeff] {4.1.14} |
kit lijm 1860 [wnt] <Duits |
kit zelfbouwpakket 1984 [gvd] <Engels |
kitchenette ingebouwd keukentje 1952 [R75] <Engels |
kits type zeilschip 1572 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11} |
kits fijn, in orde 1904 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
kitsch schijnkunst 1937 [Aanv wnt] <Duits |
kitten aaneenlijmen 1870-1871 [wnt] <Duits |
kitten jonge kat 1984 [gvd] <Engels {4.1.3} |
kittig* levendig 1612 [wnt] |
kiwi loopvogel 1863 [kku] <Engels |
kiwi vrucht 1977 [Picarta: titel van R. Efraimssou] <Engels {4.1.2} |
klaar helder 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {4.1.5} |
klaar gereed 1651-1652 [wnt] |
klaarkomen gereedkomen, volbrengen 1819 [wnt] |
klaarkomen een orgasme hebben 1914 [gvd] {4.4} |
klabak politieagent 1884 [wnt pst] |
klad* vlek 1465 [mnw] |
klagen* droefheid uiten 1100 [Willeram] |
klak* klodder, vlek 1451-1500 [mnw] |
[pagina 986]
[p. 986]
klakkeloos* zonder grond 1343-1371 [mnw] |
klam* vochtig 1477 [Teuth.] |
klamboe muskietennet 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 120] <Indonesisch {3.2} |
klandizie cliëntèle 1561 [wnt] <Frans |
klank* geluid 1287 [cg NatBl] |
klant cliënt 1350 [mnw] <Frans |
klap* slag 1400 [mnw] {3.1} |
klapekster* zangvogel 1860 [wnt] |
klaploper* profiteur 1699 [Claes Tw. 12] |
klapmuts zeeroofdier 1843 [wnt] {4.1.3} |
klappen* praten 1240 [Bern.] {3.1} |
klappen* klappen geven 1627 [wnt] |
klapper kokosnoot 1678 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
klapperen* klepperen 1540 [mnw] {3.1} |
klappertanden* met de tanden klapperen 1648 [wnt] {3.1} |
klaproos plant 1543 [Heukels] |
klapschaats scharnierende schaats 1983 [Vd Sijs 1998] {4.4} |
klapstuk* vlees van de klapribben, de korte ribben van geslacht vee 1746 [wnt klapstuk ii] {4.1.6} |
klapwieken* met de vleugels slaan 1710 [wnt] {3.1} |
klarinet blaasinstrument 1790 [wnt treffelijk] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
klaroen blaasinstrument 1566-1568 [mnw] <Frans {4.1.16} |
klas groep 1591 [wnt klasse] <Frans |
klassement onderbrenging in een klasse 1896 [wnt] <Frans |
klassiek antiek 1824 [wei classe] <Frans |
klassieke muziek muziek van klassieke componisten 1961 [gvd] {4.1.16} |
klassieker wielerwedstrijd op de weg 1961 [Aanv wnt] <Duits {1.2.2/3.2} |
klateren* helder klinken 1351-1400 [mnw] {3.1} |
klatergoud* vals bladgoud 1641-1642 [wnt] |
klauteren* klimmen 1562 [wnt opklauteren] {3.1} |
klauw* nagel 901-1000 [wps] |
klauwier zangvogel 1762 [hou i, 4, 221] |
klavarskribo notenschrift voor klavierinstrumenten 1931 [Presentatie in 1931] {4.4} |
klavecimbel toetsinstrument 1519 [Liggeren en andere hist. archieven i, 93] <Italiaans of Latijn {3.2/4.1.16} |
klaver* plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] |
klaveren* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18} |
klaverjassen een bepaald kaartspel spelen 1710 [wnt] {4.1.18} |
klaviatuur toetsenbord 1795 [wnt] <Duits {3.2} |
klavier toetsenbord 1567 [Junius] <Frans |
klavier toetsinstrument, piano 1871 [wnt] <Frans {4.1.16} |
kledderen* met iets nats knoeien 1836 [wnt] {3.1} |
kleed* stuk weefsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
kleermaker* iem. die als beroep bovenkleren maakt 1342 [mnw] {4.1.13} |
klef* kleverig 1648 [Toll.] |
klei* grondsoort 1344 [hws] |
klein* niet groot 1140-1170 [Künzel] {2.3/3.1} |
kleindochter* vrouwelijk kleinkind 1760 [wnt] {4.1.4} |
kleineren in waarde verkleinen 1599 [wnt] |
kleingeestig bekrompen 1852 [wnt] <Duits {3.1} |
kleinkunst cabaretkunst 1920 [wnt zwerver] <Duits {3.2/4.1.15} |
kleinood* kostbaar voorwerp 1240 [Bern.] |
kleinschalig op kleine schaal 1976 [gvd] {3.1} |
kleinzoon* mannelijk kleinkind 1661 [wnt] {4.1.4} |
klemmen* vastzetten, knellen 1477 [Teuth.] |
klemtoon* nadruk 1723 [wnt] |
klep* klepper, deksel 1490 [mnw] |
klepel* staaf in klok 1272 [cg i 1, 202] {3.1} |
kleppen* een kleppend geluid maken 1346 [hws] {3.1} |
klepper* paard 1599 [Kil.] {3.1/4.1.3} |
klepperen* een kleppend geluid geven 1636 [wnt] {3.1} |
kleptomanie steelzucht 1886 [kku] |
klere tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1912 [Aanv wnt] {4.3} |
klerelijer ellendeling 1955 [Endt] |
kleren* kleding 1521 [wnt voering ii] |
klerikaal geestelijk 1824 [wei] <me Latijn |
klerk schrijver 1210-1240 [cg I4] <Latijn {1.2.3} |
klessebessen* babbelen 1984 [gvd] {1.4/3.1} |
klets* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1599 [wnt klets ii] {3.1} |
kletsen* geluid maken 1635 [wnt kletsen i] {3.1} |
kletsen* praten 1841 [wnt kletsen ii] {3.1} |
kletskop koekje 1875 [wnt] {4.1.6} |
kletskous* praatzieke vrouw 1884 [gvd] |
kletteren* scherpe geluiden maken 1649 [Toll.] {3.1} |
kleumen* kou lijden 1634 [wnt] |
kleur lichtnuance 1567 [wnt] <Frans |
kleuter* klein kind 1569 [wnt] {4.1.4} |
kleven* plakken 901-1000 [wps] {3.2} |
[pagina 987]
[p. 987]
klewang kort, breed zwaard 1768 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
klezmer traditionele joodse muziek 1992 [Klezmerfestival A'dam] <Jiddisch {3.2/4.1.16} |
kliek* voedselrest 1676 [wnt] |
kliek exclusief groepje 1848 [wnt podagra] <Frans |
klier* vochtafscheidend orgaan 1351 [mnw] {1.2.3} |
klier* onuitstaanbaar persoon 1906 [wnt] {1.2.3} |
klieven* splijten 1290 [cg ii 1 En.Codex] {3.2} |
klif* steile bodemverheffing 1476-1500 [mnw] {3.2} |
klik* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1599 [wnt klik ii] {3.1} |
klikken* overbrengen 1401-1450 [mnw] {3.1} |
klikspaan* klikker 1691 [Sewel 159a] |
klimaat natuurlijke gesteldheid van lucht en weer 1485 [mnw] <Frans |
klimmen* klauteren 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2} |
kling lemmet 1574 [Toll.] <Duits |
klingelen rinkelen 1746 [wnt] <? {3.5} |
kliniek ziekenhuis 1864-1865 [wnt] <Frans |
klinisch m.b.t. een kliniek 1815 [wnt] <Latijn |
klink* kruk, pal 1240 [Bern.] |
klinken* luiden 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
klinken* vastslaan 1350 [mnw] |
klinker* vocaal 1584 [Ruijs] |
klinker* hardgebakken steen 1599 [Kil.] |
klinkklaar louter 1613 [wnt] {3.1} |
klip* rots 1450 [mnw] {3.2} |
klipdas* plantenetend zoogdier 1857-1858 [wnt klip] {4.1.3} |
klipper type zeilschip 1852 [wnt] <Engels {4.1.11} |
klipvis* beenvis 1652-1662 [wnt] |
klis* plantengeslacht 1301-1400 [Glossarium Trevirense] |
klisteerspuit pomp voor darmspoeling 1665 [wnt klisteer] |
klit* verwarde massa 1645 [wnt] |
klodder* klonter 1562 [Claes] |
kloek* moedig, flink 1470 [hws] |
kloek* hoendervogel 1886 [wnt kloek iii] {3.1} |
klof, kloffie Bargoens: pak, kostuum 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
klok bel, uurwerk 1237 [cg i 1, 31] <Iers |
klokhen* kloek 1599 [Kil.] {3.1} |
klokhuis* zaadhuisje van appels en peren 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] |
klokkenluider personeelslid dat misstanden binnen de organisatie openbaar maakt 1987 [Picarta: titel van M. Bovens] |
klomp* kluit, klont 1377 [mnw] {1.2.3} |
klomp* houten schoen 1567 [wnt] {1.2.3/4.1.9} |
klompendans dans op klompen 1858 [wnt boerenbruiloft] {4.1.15} |
klont* kleine samenhangende massa 1477 [mnw] |
kloof* spleet 1240 [Bern.] |
klooien* stuntelen 1961 [gvd] {3.1} |
kloon duplicaat 1938 [Picarta: titel van J.H. Bekker] <Engels |
klooster instelling waar mensen zich terugtrekken voor godsdienstig leven 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {3.2} |
kloot* teelbal 1550 [wnt] {4.4} |
klootschieten* een bal rollen 1424 [mnw cloot] {4.1.18} |
klootzak scheldwoord 1908-1924 [wnt klooten] |
klophengst ruin 1682 [wnt] <Duits {4.1.3} |
kloppen* hoorbaar op iets slaan 1276-1300 [cg Kerst.] {3.1} |
klos spoel 1630 [wnt] <Duits |
klote* tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1927 [Aanv wnt] {4.3} |
klotebaan* zeer vervelende baan 1984 [gvd] {3.1} |
klotsen* natuurlijke geluid van vloeistoffen maken 1667 [wnt] {3.1} |
kloven* (doen) splijten 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
klucht* kort grappig toneelstuk 1528 [mnw] {4.1.15} |
kluif* bot met vlees 1710 [wnt] {4.1.6} |
kluis cel, woning van een kluizenaar 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2} |
kluis brandkast 1659 [wnt] |
kluister boei 1477 [Teuth.] <me Latijn |
kluit* massa, klont 1357 [mnw] |
kluiven* met de tanden vlees van bot halen 1451-1500 [mnw] |
kluizenaar heremiet 1301-1400 [mnw] |
klunen met ondergebonden schaatsen lopen 1941 [Aanv wnt] <Fries {3.2} |
klungel* sukkel 1781 [wnt] {3.1} |
kluns sufferd 1949 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
klus* karwei 1750 [wnt] |
kluts koppeling 1936 [wnt] <Engels |
klutsen* door kloppen dooreenmengen 1410 [mnw] {3.1} |
kluut* steltloper 1636 [wnt] {3.1} |
kluwen* knot 1240 [Bern.] |
klysma lavement 1836 [wnt reliek] <Grieks {3.2} |
[pagina 988]
[p. 988]
knaagdier* zoogdier met grote snijtanden 1862 [wnt] |
knaak groot muntstuk, een rijksdaalder 1689 [wnt] <? {3.5/4.1.12} |
knaap* jongen 901-1000 [wps] {3.2/4.1.4} |
knaapje* klerenhanger 1837 [wnt knaap] |
knabbelen* kort op iets bijten 1562 [Claes] {3.1} |
knäckebröd hard brood 1948 [kwt] <Zweeds {3.2/4.1.6} |
knagen* kleine stukjes afbijten 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
knagen* een aanhoudende onaangename gewaarwording veroorzaken 1569 [wnt] |
knak* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1646 [wnt] {3.1} |
knakken* met een knak breken 1599 [Kil.] {3.1} |
knakker* kerel 1984 [gvd] {3.1} |
knakworst soort worst 1599 [wnt] <Duits {4.1.6} |
knallen* met het geluid van een ontploffing weerklinken 1762 [wnt] {3.1} |
knalrood felrood 1903 [wnt knallen] <Duits {4.1.5/4.4} |
knap* slim, aantrekkelijk 1657 [wnt] |
knappen* een geluid (knap) maken, met een knap breken 1573 [Plantijn] {3.1} |
knapzak* draagzak met etenswaren 1552 [Claes] |
knar* oude kerel 1856 [wnt] {4.1.4} |
knarsen* een schurend geluid maken 1461 [mnw] {3.1} |
knarsetanden* met de tanden knarsen 1627 [wnt] {3.1} |
knauwen* sterk kauwen 1287 [cg NatBl] |
knecht* bediende 1240 [Bern.] |
kneden* door knijpen dooreenmengen 1301-1400 [mnw] |
kneep* kunstgreep 1644 [wnt] |
kneiterberoemd* erg beroemd 1991 [Hoppenbrouwers knijter-] |
knekel* doodsbeen 1769-1811 [wnt] |
knellen* drukken 1598 [wnt] |
knerpen* krakend geluid maken 1880 [wnt knarpen ii] {3.1} |
knetteren* scherpe geluiden doen horen 1630 [wnt] {3.1} |
knettergek* helemaal gek 1953 [Aanv wnt] {4.4} |
knettergoed* erg goed 1961 [gvd] {4.4} |
knetterhard* erg hard 1995 [Groene Boekje] {4.4} |
kneu* zangvogel 1655 [wnt] {3.1} |
kneuzen* beschadigen 1348 [mnw] |
knevel* snor 1560 [wnt verdichten i] |
knevel* stokje om het losdraaien te beletten 1567 [Junius 285B] {3.1} |
knickerbocker kniebroek 1929 [kwt] <Engels {3.2} |
knie* verbinding tussen boven- en onderbeen 1156 [Slicher] {2.4} |
knielen* de knieën tot op de grond buigen 1240 [Bern.] |
kniesoor* iem. die voortdurend kniest 1849 [wnt] |
kniezen* overdreven treuren 1635 [wnt] |
knijp kroeg 1912 [kku] <Duits |
knijpen* druk uitoefenen 1599 [Kil.] |
knijpkat handdynamo 1940-1945 [Nieuwe Taalgids 38, 163ff] |
knikkebollen* dommelend knikken 1573 [wnt] {3.1} |
knikken* het hoofd heen en weer bewegen 1300 [mnw] |
knikken* half doorbreken 1607 [wnt] {3.1} |
knikker* glazen of stenen balletje als kinderspel 1599-1607 [Kil.] {3.1/4.1.18} |
knip* (vogel)val 1485 [mnw] |
knipmes* zakmes 1697 [wnt] |
knipogen* een ooglid snel sluiten en openen 1710 [wnt] {3.1} |
knippen* met een schaar snijden 1477 [Teuth.] |
knisteren een knetterend geluid maken 1864 [wnt] <Duits |
knobbel* bult 1546 [Claes] {3.1/3.2} |
knock-out bewusteloos geslagen 1929 [kwt] <Engels |
knoedel* meelballetje 1778 [wnt] {3.1/4.1.6} |
knoeien* morsen 1617 [Toll.] |
knoeipot knoeier 1950 [gvd] |
knoeiwerk* slordig schrijfwerk 1822 [wnt] {1.2.6} |
knoeper(d)* joekel 1976 [gvd] {3.1} |
knoert* harde slag 1961 [gvd] {3.1} |
knoertgoed* heel goed 1962 [Aanv wnt] {4.4} |
knoerthard* heel hard 1964 [Aanv wnt] {4.4} |
knoest* uitwas aan boom 1301-1350 [mnw] |
knoet zweep 1677 [wnt] <Russisch {3.2} |
knoet* haar 1905 [wnt knoet ii] |
knoeterhard* erg hard 1996 [Reker, Dikke woorden] |
knoflook* kruiderij 1240 [Bern.] {1.2.4/3.1/4.1.6} |
knokkel* vingergewricht 1477 [Teuth.] {3.1} |
knol* vlezige wortel 1515 [Claes Tw. 12] {4.1.6} |
knol* (slecht) paard 1710 [wnt] {4.1.3} |
knook* bot 1477 [Teuth.] |
knoop* ronde sluiting aan kleding 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2} |
[pagina 989]
[p. 989]
knop* rond voorwerp als versiering, bescherming of handvat 1240 [Bern.] {3.2} |
knorhaan* beenvis 1710 [wnt] |
knorren* het natuurlijke geluid van varkens maken 1470 [mnw] {3.1} |
knot* bosje haar 1477 [Teuth.] |
knots* zware stok 1567 [wnt] {4.1.14} |
knotsgek* helemaal gek 1970 [Aanv wnt] {4.4/5} |
knotsgezellig* heel gezellig 1984 [gvd] {4.4/5} |
knowhow vakkennis, deskundigheid 1968 [kwt] <Engels |
knudde* waardeloos 1925 [wnt] |
knuffelen* liefkozend pakken 1521-1524 [wnt] {3.1} |
knuist* harde hand 1552 [wnt] |
knul jongen 1769 [wnt] <Duits |
knuppel* dikke stok 1654 [wnt] {3.1} |
knurft* stommeling 1947 [Aanv wnt] |
knus* behaaglijk-vertrouwd 1859 [wnt] |
knutselen* fabrieken 1785 [wnt] {3.1} |
koala buideldier 1909 [wp] <Engels {4.1.3} |
kobalt chemisch element 1780 [hou iii, 1, 76] <Duits |
kobaltblauw kleurnaam 1908 [wnt koning i] {4.1.5} |
kobold aardmannetje 1932 [wnt aardmannetje] <Duits |
kodak camera 1903 [Nuyens, Nuovo dizionario Olandese-Italiano 1049] <Engels {4.1.17} |
koddebeier* veldwachter 1521 [wnt] |
koddig* grappig 1588 [Claes] |
kodiakbeer soort beer 1984 [gvd] {4.1.3} |
koe* herkauwer, vrouwelijk rund 901-1000 [wps] {4.1.3} |
koedoe herkauwer 1762 [hou i, 3, 267] <Frans {4.1.3} |
koeioneren bedillen 1682 [wnt] <Frans |
koek* zoet gebak 1300 [mnw] {4.1.6} |
koekeloeren zonder bezigheid uitkijken 1599 [wnt] |
koekoek* koekoekachtige 1240 [Bern.] {1.1/1.2.5/3.1} |
koel* matig koud 1287 [cg NatBl] |
koelak Russische boer 1929 [kwt] <Russisch {3.2} |
koelie dagloner 1642 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
koelkast kast waarin etenswaar koel gehouden wordt 1938 [wnt trunk i] {4.1.9} |
koelte* frisheid 1277 [cg i Brugge] {3.1} |
koemis gegiste paardenmelk 1847 [kku] <Russisch {3.2/4.1.6} |
koen* dapper 1240 [Bern.] |
koepel halfbolvormige overwelving 1600 [wnt] <Frans |
koeren* het rollende geluid van duiven maken 1599 [wnt] {3.1} |
koerier bode 1620 [Courante uyt Italien, 21 aug. 2a] <Frans |
koers richting, route 1463 [hws] <Frans |
koers prijs van geld, waardepapieren 1497 [wnt] <Frans |
koeskoes, couscous deegwaar van kleine korrels 1681 [wnt koeskoes i] <Arabisch of Frans {3.1/3.2/4.1.6} |
koest tussenwerpsel: rustig! 1722 [wnt] {4.3} |
koesteren verwarmen, vertroetelen 1546 [mnw] |
koet* ralvogel 1377-1378 [mnw] {3.1} |
koeterwaals onverstaanbare taal 1617 [wnt] <Duits |
koets rijtuig 1536 [Colloquia et Dictionariolum septem linguarum 23] <Duits {4.1.10} |
koetsier bestuurder van een koets 1628 [wnt] |
koevoet* spaak die eindigt in een klauw 1593 [wnt] {1.2.3} |
kof(schip)* zeilschip 1750 [wnt] {4.1.11} |
koffer reistas 1300 [mnw] <Frans |
koffie drank uit koffiebonen 1640 [wnt] <Turks {3.2/4.1.6} |
koffiezetapparaat toestel voor het bereiden van koffie 1963 [Aanv wnt] {4.1.9} |
kog scheepstype 1252 [mnw] <me Latijn {4.1.11} |
kogel* projectiel 1599 [wnt] {4.1.14} |
kogellager ondersteuning van draaiende as in bus met bolletjes 1924 [Theissen 1978] <Duits {3.2} |
kohier register 1462 [mnw] <Frans |
koine gemeenschappelijke taal 1950 [Kleine wp 804] <Grieks {3.2} |
kok die spijzen toebereidt 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.13} |
kok fazantenhaan 1551 [mnw] <Frans |
kokarde onderscheidingsteken op hoofddeksel 1720 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
koken verhitten, spijzen toebereiden 1287 [cg NatBl] <Latijn |
kokendheet zeer heet 1714 [wnt koken] {4.4} |
koker etui, huls 901-1000 [wps] <me Latijn {2.5} |
koket behaagziek 1708 [wnt coquet] <Frans |
kokhalzen* op het punt staan te braken 1802 [wnt] {3.1} |
kokkel mossel 1900 [wnt] <Engels |
kokkerd* iets groots, grote neus 1864 [wnt] |
kokkerellen allerlei kookseltjes maken 1785 [wnt] |
kokmeeuw* meeuwachtige 1623 [wnt] {3.1} |
[pagina 990]
[p. 990]
kokosnoot vrucht van de kokospalm 1602 [wnt] {4.1.2} |
kol* feeks 1613 [wnt kol i] |
kol* bles 1672 [wnt] |
kola een West-Afrikaanse noot 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert 52] <modern Latijn {4.1.2} |
kolbaszworstje Hongaars worstje 1992 [gvd] {4.1.6} |
kolchoz collectief landbouwbedrijf 1931 [kwt] <Russisch {3.2} |
kolder leren harnas 1420 [mnw] <me Latijn {4.1.14} |
kolder hersenziekte bij vee 1763 [wnt] <Duits {1.1} |
kolder onzin 1938 [wnt] <Duits {1.1} |
kolere tussenwerpsel: krachtterm 1950 [gvd] <Frans {4.3} |
kolf* achterste deel van een hand- of vuistvuurwapen 1240 [Bern.] |
kolgans* eendachtige 1797 [wnt] |
kolibrie kolibrie-achtige 1705 [Meriam, Metamorphosis insectorum Surinamensium] <Frans |
koliek darmkramp 1555 [Claes] <Frans |
kolk* maalstroom 1389 [mnw] |
kol nidree joods gebed 1912 [kku] <Aramees {3.2} |
kolom zuil, iets in de vorm van een zuil 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
kolonel hoofdofficier 1580 [wnt] <Frans {4.1.14} |
koloniaal m.b.t. een kolonie 1823 [wnt] <Engels |
kolonie nederzetting 1614 [wnt voorschrift] <Latijn |
kolos lichaam of zaak van grote afmetingen 1597 [wnt] <Latijn {3.2} |
kolven* het kolfspel spelen 1360 [Brongers e.a., Kolf, Kolf, kolf] {4.1.18} |
kom* vaatwerk 1277 [cg i 1, 360] |
kombuis scheepskeuken 1400-1450 [mnw] <? {3.5} |
komedie blijspel 1548 [wnt] <Latijn {4.1.15} |
komeet staartster 1285 [cg Rijmb.] <Frans of Latijn |
komen* een plaats bereiken 901-1000 [wps] |
komfoor toestel om iets warm te houden 1491 [Claes] <Frans {4.1.9} |
komiek grappig 1653 [wnt komiek i] <Frans |
komijn plantengeslacht, zaad daarvan 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6} |
komijnekaas kaas met komijnzaad 1631 [wnt] {4.1.6} |
Kominform organisatie voor de communicatie tussen communistische partijen 1948 [kwt] <Duits {3.2} |
Komintern de Derde Internationale 1930 [Picarta: De roode diamantbewerker (...) Comintern] <Russisch {3.2} |
komisch lachlust opwekkend 1808 [wnt] <Duits |
komkommer langwerpige vrucht 1515 [mnw] <Frans {4.1.2} |
komkommertijd slappe tijd in de media tijdens de vakanties 1871 [wnt] <Engels |
komma leesteken 1612 [wnt] <Frans |
kommer leed 1265-1270 [vmnw] <Frans |
kompaan kameraad 1301-1350 [mnw] <Frans |
kompas instrument dat de windstreken aanwijst 1384-1407 [mnw] <Frans |
kompel mijnwerker 1948 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
kompres natte omslag 1599 [wnt] <Frans |
kompres dicht opeen 1682 [wnt] <Duits |
Komsomol bond voor de jeugd in de Sovjet-Unie 1949 [Vd Mandere, Polit. enc.] <Russisch {3.2} |
komst* het komen 1236 [vmnw] {3.1} |
konfijten in suiker inleggen 1340 [mnw cubebe] |
kongeraal beenvis 1555 [Claes] |
kongsie firma 1788 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
kongsie ongunstige kliek 1889 [wnt] |
konijn haasachtige 1240 [Bern.] <Frans {4.1.3} |
konik paardachtige 1999 [gvd] <Pools {3.2/4.1.3} |
koning* regerend vorst 901-1000 [wps] |
koningin-moeder* moeder van de regerende koning(in) 1630 [wnt koning] {3.1} |
konkelen* intrigeren 1766 [wnt] |
konkelfoezelen bedrieglijk handelen, samenzweren 1653 [wnt] |
konstabel onderofficier bij de marine 1614 [wnt] <Frans {4.1.14} |
kont* achterste 1741 [wnt] {3.2/4.4} |
konterfeiten afbeelden 1277 [cg i 1, 362] <Frans |
konvooi gewapend geleide 1567 [wnt] <Frans {4.1.14} |
koog* buitendijks land 948 [Slicher] {2.4} |
kooi hok, stal 1287 [cg NatBl] <Latijn |
kooiker houder van een eendenkooi 1856 [wnt touwker] {4.1.13} |
kookaburra scharrelaarachtige 1953 [Vd Sijs 1998, 13] <Engels |
kookplaat elektrisch kooktoestel 1933 [wnt koken] {4.1.9} |
kool plantengeslacht, groente 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6} |
kool* verkoolde materie, steenkool 1240 [vmnw] |
koolmees* zangvogel 1567 [wnt plakker ii] |
[pagina 991]
[p. 991]
koolraap knol als groente 1778 [wnt] {4.1.6} |
koolrabi knol als groente 1854 [wnt] <Duits {4.1.6} |
koolvis* beenvis 1857-1858 [wnt kool i] {1.2.4} |
koon* wang 1488 [mnw] |
koor meerstemmige zangmelodie, zanggroep 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
koor deel van kerkgebouw 1330 [mnw] <Latijn {3.2} |
koord touw 1277 [cg i 1, 353] <Frans |
koorde rechte verbindingslijn van twee punten op een cirkel 1847 [kku chorde] <Latijn |
koorts* verhoogde lichaamstemperatuur 1285 [cg Rijmb.] |
koosjer ritueel toegestaan 1765 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
koosnaam liefkozende benaming 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
koot* beentje 1445-1455 [mnw] |
kop drinkgerei 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
kop hoofd 1350 [mnw] |
kopal harssoort 1608 [wnt] <Spaans {3.2} |
kopeke Russische munt 1677 [wnt] <Russisch {3.2} |
kopen door betaling verwerven 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
koper metaal 1240-1260 [cg i 1, 68] <Latijn |
kopie afschrift 1295 [cg I4, 2248] <Frans |
kopij handschrift voor de pers 1613 [wnt] |
koppel gordel, band 1252 [mnw] <Frans |
koppel stel, paartje 1599 [wnt] <Frans |
koppelen aan iets verbinden 1350 [mnw] <Frans |
koppensneller die hoofden van lijken rooft 1818 [Cultureel Indië 3, 1914, 4-6] |
koppermaandag* maandag na Driekoningen, feestdag van boekdrukkers 1531 [wnt] {4.1.7} |
kopra gedroogd vruchtvlees van de kokosnoot 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.6} |
kopschuw schichtig, wantrouwend 1840 [wnt kop] <Duits {1.4} |
kopstem falset 1885 [wnt register i] <Duits {3.2/4.1.16} |
koraal poliepenskelettenmassa 1287 [cg NatBl] <Latijn |
koraal kerkgezang 1612 [wnt] <me Latijn |
korakora groot Moluks vaartuig 1605 [wnt] <Portugees {3.1/3.2/4.1.11} |
koran heilige schrift van de moslims 1778 [wnt] <Arabisch {3.2} |
kordaat ferm 1658 [wnt] <Spaans of Latijn {3.2} |
kordon rij van militairen ter afsluiting van een gebied 1760-1777 [wnt] <Frans {4.1.14} |
koren* graan 1101-1200 [Tavernier voedercoren] {2.4/4.1.2} |
korf mand 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn |
korhoen* hoendervogel 1624 [wnt] {3.1} |
koriander plant, specerij 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.6} |
korjaal Surinaamse boot 1669 [Van Donselaar Tw. 11] <West-Indische indianentalen {3.2/4.1.11} |
kornak olifantgeleider 1724-1726 [wnt] <Portugees {3.2} |
kornet blaasinstrument 1596 [Linschoten 8, 111] <Frans {4.1.16} |
kornet vaandrig 1663 [Claes (cornet)] <Frans {4.1.14} |
kornoelje plantengeslacht 1562 [Dict. Tetraglotton 76C] <Frans |
kornuit makker 1570 [wnt] <me Latijn |
korporaal militaire rang 1578 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
korrel* graantje, rond, hard lichaampje 1484 [mnw] {3.1} |
korset rijglijf 1318-1319 [mnw] <Frans |
korst rand van iets die taaier is dan de rest 1240 [Bern.] <Latijn |
kort niet lang 976 [Künzel] <Latijn {2.3} |
kortaangebonden opvliegend 1898 [gvd kort] |
kortom bijwoord van modaliteit: om kort te gaan 1611-1620 [wnt] |
kortwieken de slagpennen van een vogel wegnemen 1717 [wnt] {3.1} |
koruna munteenheid van Tsjechië en Slowakije 1948 [kwt] <Tsjechisch of Slowaaks {3.2/4.1.12} |
korvet oorlogsvaartuig 1798 [wnt zee i] <Frans {3.2/4.1.11} |
korzelig* ontstemd 1610-1619 [wnt] |
kosmisch het heelal betreffend 1886 [wnt avond Suppl] <Duits |
kosmografie wiskundige aardrijkskunde 1401-1450 [hws] <Frans |
kosmonaut ruimtevaarder 1961 [wp jaarboek 1962] <Russisch {3.2} |
kosmopoliet wereldburger 1776 [wnt] <Frans |
kosmos heelal 1846 [Picarta: titel van A. von Humboldt] <Grieks {3.2} |
kost uitgave, levensonderhoud 1240 [Bern.] |
kosten voor een bedrag verkrijgbaar zijn 1240-1260 [cg i 1, 68] <Frans |
koster kerkbewaarder 1200 [cg ii 1 Servas] <me Latijn {4.1.8} |
kostuum kleding, pak 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
kot* armoedig huis 1038 [Claes] {2.3/3.2} |
kotelet ribstuk 1691 [wnt] <Frans {4.1.6} |
koten* met bikkels of koten spelen 1511 [wnt] {4.1.18} |
[pagina 992]
[p. 992]
koter Bargoens: kind 1860 [wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.4} |
kotomissie creoolse vrouwendracht 1866 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
kotsen braken 1562 [Toll.] <Duits {4.4} |
kotter zeilschip 1747-1787 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11} |
koud* guur, kil 1130-1161 [Künzel] {2.3} |
koudvuur* gangreen 1557 [wnt] |
kous sok 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3} |
kousenband groente 1944 [Nuttige planten van Suriname] <Surinaams-Nederlands {3.2/4.1.6} |
kouten* praten 1287 [cg NatBl] |
kouter ploegijzer 1118 [Claes] <Latijn of Frans {2.3} |
kozak lid van Russisch ruitervolk 1620 [Courante uyt Italien, 21 aug. 1b] <Russisch {3.2} |
kozen vertrouwelijk praten 1300 [mnw] |
kozijn raamwerk 1384-1407 [mnw] <Frans |
kozijn neef 1599 [wnt] <Frans {4.1.4} |
kraag* rand langs halsopening van kledingstuk 1350 [mnw] |
kraai* zangvogel 1240 [Bern.] {3.1} |
kraaien* het natuurlijke geluid van hanen maken 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
kraak schip 1376-1389 [mnw] <Frans {4.1.11} |
kraak grote inktvis 1870 [Vd Sijs 1998] <Noors {3.2} |
kraakbeen* buigzaam benig weefsel 1494 [mnw] |
kraal element van sierketting 1480 [mnw] |
kraal omsloten ruimte voor vee 1652 [wnt] <Portugees {3.2} |
kraam* tent waarin koopwaar wordt aangeboden 1213 [Slicher] {2.4} |
kraambed* bed waarin vrouw bevalt 1640 [wnt] |
kraan* hijswerktuig 1244 [Slicher] {2.4} |
kraan* kraanvogel 1287 [cg NatBl] |
kraan* tap aan een vat 1354 [mnw] |
kraan flinke vent 1866 [wnt] <Frans |
krab* schaaldier 1287 [cg NatBl] {3.2} |
krabbelen* herhaaldelijk krabben 1432-1468 [mnw] {3.1} |
krabben* de nagels over iets heen halen 1400 [mnw] |
krach ineenstorting van beurs 1912 [kku] <Duits |
kracht* sterkte 901-1000 [wps] |
krachtens voorzetsel 1817 [Picarta: Reglement of ordonnantie, (...) krachtens het besluit van (...)] <Duits {4.2} |
krachtig* sterk 901-1000 [wps] |
krakeel ruzie met rumoer 1562 [Claes] |
krakeling* bros 8-vormig koekje 1330 [Jacobs 17] {4.1.6} |
kraken* een scherp geluid maken 1287 [cg NatBl] {3.1} |
kraker* iem. die een leegstaand huis binnendringt voor bewoning 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
krakkemikkig* gammel 1964 [Aanv wnt] {3.1} |
kram* bevestigingshaakje, wondhaakje 1367-1372 [mnw] |
kramp* spiersamentrekking 1100 [Rey] {2.2} |
kranig flink 1866 [wnt] |
krankzinnig* gek 1544 [mnw] |
krans ring van gevlochten bloemen 1400 [mnw] <Duits |
krant dagblad 1610 [Picarta: titel Extract wt de laetste courante] |
krap* nauw 1598 [wnt krap vii] |
krapitalist iemand met een relatief klein vermogen 1996 [nrc-h 28/12/1996] <L {3.4} |
kras sterk, flink 1781 [wnt] <Duits |
krasse knar vitale senior 1993 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4} |
krassen een scherp geluid geven, inkervingen maken 1420 [mnw] <Duits |
krat* kist van open latwerk 1911 [wnt verpakking] |
krater mond van vulkaan 1844 [wnt vulkanisch] <Latijn |
krats* klein bedrag 1916-1917 [moo] |
krauwen* (zacht) krabben 1180 [Rey] {2.2} |
krediet vertrouwen in betalingsmogelijkheid 1549 [Claes Tw. 12] <Frans |
kreeft* schaaldier 1240 [Bern.] {1.2.5/3.2} |
kreeftdicht retrograde 1584 [wnt retrograde i] |
kreek* smal water 976 [Künzel] {2.3} |
kreet* schreeuw 1265-1270 [cg Lut.K] |
kregel* prikkelbaar 1619 [wnt] |
krek bijwoord van hoedanigheid: precies 1708 [wnt] <Frans |
krekel* insect 1240 [Bern.] {3.1} |
kreng aas 1429 [mnw] <Frans {1.2.3} |
kreng gemene vrouw of kind 1617 [wnt] <Frans {1.2.3} |
krenken* beschadigen, beledigen 1240 [Bern.] |
krent gedroogde druif 1514 [mnw] {4.1.6} |
krent achterwerk 1717 [wnt] {4.4} |
krenterig schriel 1866 [wnt] |
kretologie het zich-te-buiten-gaan aan ongefundeerde leuzen 1972 [Aanv wnt] |
kreuken* vouwen maken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
kreunen* steunen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
kreupel* mank 1284 [cg i Brugge] |
[pagina 993]
[p. 993]
kreupelhout* laag gewas met dooreengegroeide takken 1812 [wnt] |
krib* voederbak 1120 [Rey] {2.2} |
kribbig* prikkelbaar 1573 [wnt] |
kriebelen* krabbelen 1847 [wnt] {3.1} |
kriegel* prikkelbaar 1612 [wnt] |
kriek kers 1351-1400 [mnw] {4.1.2} |
krieken* aanbreken van de dag 1562-1592 [mnw] |
kriel* hoendervogel 1567 [Claes] |
kriel(tje)* kleine, nieuwe aardappel 1872 [gvd] {4.1.6} |
krieuwelen* krioelen 1607 [Toll.] {3.1} |
krijg* oorlog 1265-1270 [cg Lut.K] |
krijgen* verwerven 1265-1270 [cg Lut.K] |
krijgertje* tikkertje 1860 [wnt afranselen] {4.1.18} |
krijgshaftig geneigd tot oorlog 1788 [wnt gronden] |
krijgsmacht* gehele gewapende macht 1637 [wnt] {4.1.14} |
krijsen* schel schreeuwen 1287 [cg NatBl] {3.1} |
krijt* strijdperk 1265-1270 [cg Lut.K] |
krijt kalk 1301-1400 [mnw] <Latijn {3.2} |
krijt tekenmateriaal 1565 [wnt vlaamsch] |
krijten* luid roepen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
krik dommekracht 1950 [gvd] <Frans |
krikkemik* prul, iets gebrekkigs 1655 [wnt] {3.1} |
krill plankton 1950 [gvd] <Noors {3.2} |
krimi detectivefilm, detectiveroman 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.1.15} |
krimpen* zich samentrekken 1287 [cg NatBl] |
kring* cirkel 1477 [Teuth.] |
kringelen* tal van kringen vormen 1477 [Teuth.] {3.1} |
kringloop* recycling 1973 [Picarta: Bartels en Rosenzweig: Kringloop huishouding, weg uit milieucrisis] {3.1} |
krioelen wemelen 1561 [wnt zeeraaf] <Fries {3.2} |
kris langwerpig steekwapen 1596 [wnt] <Javaans {3.2} |
kriskras bijwoord van richting: in alle richtingen 1902 [wnt kras ii] {3.1} |
kristal glanzend glas, kwarts 1240 [Bern.] <Frans |
kristalliseren kristallen vormen 1720 [wnt zout i] <Frans |
kritiek beoordeling 1761 [wnt subtiliteit] <Frans |
kritisch geneigd tot beoordelen 1696 [wnt] <Duits |
kritisch op het punt van de ene toestand over te gaan in de andere 1872 [wnt] <Engels |
kritiseren kritiek leveren op 1698 [wnt] <Duits |
krocht spelonk 1240 [Bern.] <Latijn |
kroeg herberg 1586 [wnt] <Nederduits {3.2} |
kroelen* dicht tegen elkaar zitten 1896 [wnt] |
kroep ziekte 1832 [wei] <Frans |
kroep achterdeel van paard 1832 [wei] <Frans |
kroepoek viskoekjes 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
kroes drinkbeker 1425 [mnw] <? {3.5} |
kroes* gekruld 1562 [Deux-aes bijbel 13] |
krokant knapperig 1895 [Broeckaert] <Frans |
kroket rol gehakt vlees 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6} |
krokodil krokodilachtige 1521 [wnt] <Frans |
krokodillentranen geveinsde tranen 1596 [Linschoten 152] |
krokus plantengeslacht 1591 [wnt vuilboom] <Latijn |
krols* hitsig 1709 [wnt] |
krom* gebogen 875 [Claes] {2.3} |
krommunicatie mislukte of slechte communicatie 1975 [Sanders 1999] {4.4/5} |
kroniek jaarboek 1351-1400 [mnw] <Frans |
kronkel* sterke kromming 1599 [Kil.] |
krontjong snaarinstrument 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.16} |
kroon hoofdsieraad van vorsten 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn |
kroon munteenheid van Denemarken en later ook IJsland, Noorwegen en Zweden 1871 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Deens of IJslands of Noors of Zweeds {3.2/4.1.12} |
kroongetuige getuige voor de openbare aanklager 1960 [Nagel, Crimineel abc] |
kroos* waterplantje 1484 [mnw] |
kroost kinderen 1639 [wnt] <Frans |
kroot biet 1569 [wnt] <Frans {4.1.6} |
krop* voormaag 1080 [Rey] {2.2} |
krop* keelgezwel, struma 1617 [wnt] |
krot* vervallen huis 1663 [wnt] |
kruid* gewas 1100 [Willeram] {1.2.4} |
kruid* specerij 1361-1362 [mnw] {4.1.6} |
kruidenier handelaar in kruiderijen en vervolgens ook in grutterswaren 1568 [Kool] {1.2.3/1.2.4/4.1.13} |
kruidje-roer-mij-niet* plant 1581 [De Lobel 318] |
kruidnagel* specerij 1599 [Kil.] {4.1.6} |
kruien* een kruiwagen voortduwen 1300 [mnw] |
kruien* over elkaar schuiven (van ijsschotsen) 1781 [wnt] |
kruik* vat 1240 [Bern.] |
[pagina 994]
[p. 994]
kruim* kruimel, binnenste van brood 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
kruimel* broodkorreltje 1526 [Liesveltbijbel, Luc. 16c] {3.1} |
kruin bovenste deel van hoofd 1350 [mnw] <Latijn |
kruipen* zich op handen en voeten voortbewegen 1240 [Bern.] |
kruis twee balken die elkaar rechthoekig snijden 991-1000 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2} |
kruisbes* klapbes 1545 [Fuchs, Nieuwen Herbarius Cap. 68] {4.1.2} |
kruiselings* kruisgewijs 1844 [wnt] |
kruisen een kruis doen vormen, snijden 1350 [mnw] |
kruisen door een andere soort bevruchten 1838 [wnt] |
kruiser oorlogsschip 1634 [wnt bijl] {4.1.11} |
kruisgang* gang rond binnenplaats van klooster 1477 [Teuth.] |
kruisigen aan een kruis slaan 1100 [Willeram] {3.1} |
kruisjassen kaartspel 1887 [wnt Amsterdamsch Suppl] {4.1.18} |
kruit* ontplofbaar mengsel 1376-1400 [mnw] {1.2.4/4.1.14} |
kruiwagen* eenwielig voertuig 1343-1345 [mnw] {3.1/4.1.10} |
kruizemunt plant 1551 [mnw] <Latijn |
kruk* handvat 1285 [cg Rijmb.] |
kruk* stoel zonder leuning 1842 [wnt] {4.1.9} |
krul* omgebogen vorm, b.v. van haar 1477 [Teuth.] |
kryoliet ijssteen 1847 [kku] |
krypton chemisch element 1912 [kku] <Engels |
kubiek inhoudsmaat 1599 [Kool] <Frans |
kubisme richting in de beeldende kunst 1917 [kwt] <Frans |
kubus hexaëder 1625 [wnt wijn] <Latijn |
kuch* soldatenbrood 1885 [wnt kuch iii] {4.1.6} |
kuchen* hoesten 1301-1400 [mnw] {3.1} |
kudde* troep 1240 [Bern.] |
kuieren* op zijn gemak lopen 1480 [mnw] {3.1} |
kuif* opstaand voorhaar 1600 [wnt] |
kuiken* jong van een kip 1401-1450 [mnw] |
kuil* holte 1131 [Künzel] {2.3} |
kuil* visnet 1252 [Prisma NPl.] {2.3} |
kuip vat 1277 [cg i 1, 362] <Latijn |
kuipen intrigeren 1290 [mnw] |
kuis rein, ingetogen 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
kuit* visseneitjes 1437 [mnw] |
kuit* deel van het onderbeen 1494 [mnw] |
kuitenflikker* kromme sprong 1852 [wnt kuit i] {4.1.15} |
kukelen* tuimelen 1897 [wnt] {3.1} |
kul testikel 1287 [cg NatBl] <Latijn |
kul flauwigheid 1901 [wnt wederantwoord] |
kummel likeur 1912 [kku] <Duits {4.1.6} |
kumquat citrusvrucht 1992 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.2} |
kuna munteenheid van Kroatië 1941 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Kroatisch {3.2/4.1.12} |
kunde* het kunnen 1240 [Bern.] |
kundig* kunde bezittend 1240 [Bern.] |
kungfu Chinese vechttechniek 1973 [Picarta: titel van M. Macao] <Chinees {3.2/4.1.18} |
kunne* sekse 901-1000 [wps] |
kunnen* in staat zijn 1100 [Willeram] |
kunst* kunstvaardigheid, creatieve uiting 1100 [Willeram] {3.1/5} |
kunstenaar artiest 1617 [wnt kous i] |
kunststof* chemisch gemaakte stof 1937 [Picarta: Mededeelingen van Kunststoffen-Instituut] |
kür vrije figuur bij het kunstschaatsen 1920 [Guinness Olympische Spelen boek] <Duits {3.2} |
kuras borst- en rugharnas 1524 [mnw] <Frans {4.1.14} |
kurhaus plaats voor een kuur 1912 [kku] <Duits |
kurk schors van kurkeik, materialen daarvan 1545 [hws] <Spaans {3.2} |
kussen* zoenen 1100 [Willeram] |
kussen gevulde zachte zak 1201-1250 [Tavernier] <Frans {2.4} |
kust grens tussen land en zee 1436 [mnw] <Frans |
kuster kustvaartuig 1859-1861 [B. Brommer, Reizen door oost-Indië 112b] <Engels {4.1.11} |
kut* vrouwelijk schaamdeel 1563 [Claes Tw. 12] {3.2/4.4} |
kut* tussenwerpsel: waardeloos! 1989 [Hofkamp&Westerman] {4.3} |
kutsmoes zeer slechte smoes 1968 [Aanv wnt] |
kutten* rotzooien 1991 [Hoppenbrouwers] {3.1} |
kutzwager* man die met dezelfde vrouw geslapen heeft 1975 [Aanv wnt] {3.1/4.1.4} |
kuur geneeswijze 1350 [mnw] <Latijn |
kuur gril 1539 [wnt] |
kuuroord herstellingsoord 1940 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
kwaad* slecht, boos 1240 [Bern.] |
kwaadaardig* boosaardig 1599 [wnt] |
kwaadschiks* bijwoord van hoedanigheid: tegen wil en dank 1832 [Bomhoff, Nieuw wrdb. Nederduitsche en Engelsche taal] {3.1} |
kwaal* ziekte, gebrek 1240 [Bern.] {4.4} |
[pagina 995]
[p. 995]
kwab* vetmassa 1544 [Paludanus, Dictionariolum rerum maxime vulgarium] |
kwacha munteenheid van Zambia en Malawi 1968 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Bantoe {4.1.12} |
kwadraat vierkant 1537 [Kool] <Frans |
kwadrant cirkelsector met een kwart van de oppervlakte 1745 [wnt] <Frans |
kwadratuur berekenen van kromme figuur in vierkante eenheden 1585 [wnt quadratuur] <Frans of Latijn |
kwajongen* ondeugende jongen 1787 [wnt] |
kwak* vissersvaartuig 1889 [wnt] {4.1.11} |
kwakdenken* afkeurende benaming voor de denktrant dat ziekte een geestelijke kwestie is 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
kwaken* het natuurlijke geluid van eenden en kikkers maken 1477 [Teuth.] {3.1} |
kwakkel hoendervogel 1240 [Bern.] <me Latijn |
kwakkelen* sukkelen 1888 [wnt] {3.1} |
kwakken* hard neersmijten 1588 [Kil.] {3.1} |
kwakzalver* onbevoegd beoefenaar van de geneeskunst 1390-1460 [mnw] {4.1.13} |
kwal* holtedier 1727 [wnt] |
kwalificatie toekenning van eigenschap 1777 [wnt] <Frans |
kwalijk* slecht 1237 [cg i 1, 32] |
kwaliteit hoedanigheid 1573 [Plantijn] <Frans |
kwant vent 1555-1560 [mnw] <? {3.5} |
kwantificeren hoeveelheid aangeven 1976 [gvd] <me Latijn |
kwantiteit hoeveelheid 1370-1378 [mnw] <Frans |
kwantum hoeveelheid 1732 [wnt] <Latijn |
kwanza munteenheid van Angola 1976 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
kwark wrongel 1941 [Theissen 1978] <Duits {3.2/4.1.6} |
kwart telwoord: vierde deel 1285-1286 [cg I2, 1153] <Frans {4.2} |
kwartaal drie maanden 1685 [wnt nedergericht] <Italiaans {3.2/4.1.7} |
kwartel hoendervogel 1537 [Pelegromius, Synonymorum Sylva] |
kwartelkoning ralvogel 1763 [hou i, 5, 279] |
kwartet muziekstuk voor vier partijen 1824 [wei] <Frans |
kwartet kaartspel met stellen van vier bijeenhorende kaarten 1926 [wnt z.j.] <Frans {4.1.18} |
kwartier verblijfplaats 1546 [wnt] <Frans |
kwartier vierde deel van een uur 1582 [wnt] <Frans {4.1.7} |
kwartje een vierde gulden 1646 [wnt] {4.1.12} |
kwarto boekformaat 1642 [wnt] <modern Latijn |
kwarts delfstof 1770 [Toll.] <Duits |
kwast* knoest 1567 [Junius 166a-b] |
kwast* verfgereedschap 1665 [wnt] |
kwast* malle vent 1700 [wnt kwast iii] |
kwast drank 1893 [Toll.] {4.1.6} |
kwatrijn vierregelig gedicht of strofe 1857 [wnt] <Frans |
kwebbelen* veel en rad praten 1902 [wnt] {3.1} |
kwee vrucht 1330 [Jacobs 20] <Latijn {4.1.2} |
kweek* tarwegras 1477 [Teuth.] |
kweekwee gebakjes 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 33a] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.6} |
kween* onvruchtbare koe 1444 [mnw] {4.1.3} |
kweken* verbouwen 1671 [wnt] |
kwekken* het natuurlijke geluid van kikkers maken 1552 [wnt] {3.1} |
kwekken* kletsen 1914 [gvd] {3.1} |
kwel* bron 1657 [wnt kwel ii] |
kwelder* buitendijks land 1830 [wnt] |
kwelen* lieflijk zingen 1477 [Teuth.] |
kwellen* pijnigen 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
kwellen* zwellen 1477 [Teuth.] |
kwestie vraag, zaak 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
kwets pruim 1758 [wnt] <Duits {4.1.2} |
kwetsen* beschadigen, bezeren 1240 [Bern.] |
kwetsuur wond 1370 [mnw] <Frans |
kwetteren* druk geluid maken (van vogels) 1562 [Claes] {3.1} |
kwezel* (overdreven) vroom iemand 1632 [wnt] |
kwibus dwaas 1662 [wnt] |
kwiek* levendig 1897 [wnt] |
kwijl* zever 1440 [mnw] |
kwijlebabbe(l)* scheldwoord voor iemand die altijd kwijlt of kletst 1616 [wnt kwijlen] |
kwijnen* verzwakken 1567 [Junius 453b] |
kwijt vrij van, niet meer in het bezit van 1237 [cg i 1, 33] <Frans |
kwijten, zich doen, vervullen 1237 [cg i 1, 37] <Frans |
kwik* metaal 1699 [Claes Tw. 12] {1.2.4} |
kwikstaart* zangvogel 1518 [Gemmula vocabulorum] {3.1} |
kwikzilver* chemisch element 1287 [cg NatBl] {1.2.4/3.1} |
kwinkeleren vrolijk zingen (van vogels) 1556 [wnt] {3.1} |
kwinkslag* snaaks gezegde 1410 [mnw] |
kwint vijfde toon 1477 [Teuth.] <Frans |
kwintessens het voornaamste 1751 [wnt] <Duits |
[pagina 996]
[p. 996]
kwintet muziekstuk voor vijf partijen 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
kwispedoor spuwpotje 1672 [tntl 1969, 85, 238] <Portugees {3.2} |
kwispelstaarten* met de staart heen en weer gaan 1629 [wnt] {3.1} |
kwistig* royaal 1485 [mnw] |
kwitantie kwijting 1361-1362 [hws] <Latijn |
kyat munteenheid van Birma 1948 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Birmaans {4.1.12} |
kynoloog hondenkenner 1907 [Aanv wnt] |
kyrie-eleïson liturgische smeekbede 1561 [wnt worden] <Grieks {3.2} |
la muzieknoot 1350 [mnw] |
laag* niet hoog 1240 [Bern.] |
laag* hinderlaag 1240 [vmnw] |
laag* hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt 1285 [cg Rijmb.] |
laak* wetering, poel, plas 723 [Künzel] {2.3} |
laan* weg 1280-1287 [cg i 1, 506] |
laar* open plaats in het bos 751-800 [Claes] {2.3} |
laars* schoeisel 1240 [Bern.] {3.1/4.1.9/5} |
laat* niet vroeg 1281 [cg i 1, 564] |
laatdunkend* hooghartig 1617 [wnt] |
laatstleden* laatst verlopen 1376-1400 [mnw] |
labbekak* vreesachtig persoon 1620 [wnt] |
label etiket 1910 [kwt] <Engels |
label platenmerk 1971 [R75] <Engels |
labiaal lip- 1824 [wei] <Frans |
labiel wankelbaar 1885 [Aanv wnt] <Frans |
labiliteit wankelbaarheid 1950 [gvd] <Frans |
labiodentaal met de onderlip en boventanden gevormd 1886 [kku] |
laborant assistent in een laboratorium 1832 [wei] <Duits |
laboratorium werkvertrek voor technisch onderzoek 1711 [wnt vuurwerker] <me Latijn {3.2} |
labrador hondensoort 1876 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
labyrint doolhof 1650 [mey] <Latijn |
lachen* met het gezicht vrolijkheid uitdrukken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1} |
laci tussenwerpsel: uitroep van smart 1451-1500 [mnw] {4.3} |
laconiek doodkalm 1782 [wnt koel i] <Frans |
lacrimoso smartelijk klagend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
lacrosse balspel 1929 [kwt] <Engels {4.1.18} |
lactatie melkafscheiding 1832 [wei] <Latijn |
lactose melksuiker 1886 [kku] |
lacune leemte 1824 [wei] <Frans {1.2.6} |
ladder* trap 1317 [mnw] {1.3} |
ladderzat* zeer dronken 1984 [gvd] {1.4/4.4} |
lade* schuifbak 1627 [wnt] |
laden* bevrachten, inladen 1236 [cg i 1, 20] |
laden* kogels indoen 1599 [wnt] |
lady dame 1824 [wei] <Engels |
ladyshave scheerapparaat voor vrouwen 1979 [Wijnands&Ost] {1.2.5/3.3/4.1.9} |
laesie kwetsing 1565 [wnt kwetsing] <Latijn |
laf* vreesachtig 1401-1425 [mnw] |
lager deel van een werktuig waarop de as steunt 1908 [Aanv wnt] <Duits |
lagerbier zomerbier 1886 [kku] <Duits {4.1.6} |
lagune strandmeer 1824 [wei] <Frans |
lak een harsachtig product, verf 1573 [Claes] <Frans |
lakei huisbediende in livrei 1524 [mnw] <Frans |
laken* textiel 1240 [Bern.] {4.1.9} |
laken* afkeuren 1287 [cg NatBl] |
lakmoes* kleurstof 1679 [Witgeest, Het Nieuwe Toneel der Konsten, 102] |
laks traag 1897 [wnt] <Latijn |
lallen* onduidelijk praten 1580 [wnt] {3.1} |
lam* jong van een schaap 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
lam* verlamd 1376-1400 [mnw] |
lama boeddhistische priester 1824 [wei] <Engels |
lama hoefdier 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3} |
lamantijn zeekoe 1718 [Van Donselaar Tw. 12] <Frans {4.1.3} |
lambada Braziliaanse dans 1989 [De Coster 1999] <Portugees {3.2/4.1.15} |
lambda de Griekse letter l 1767 [hou i, 11, 632] <Grieks {3.2} |
lambert eenheid van lichtsterkte 1953 [Kath. Enc.] |
lambiek biersoort 1865 [wnt uitzet] {4.1.6} |
lambrisering houten wandbekleding 1786-1793 [wnt] <Latijn {3.2} |
lambrusco rode wijnsoort 1978 [Born, Wijnlexicon] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
lamé weefsel met goud- of zilverdraad 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9} |
lamel dunne strook 1824 [wei] <Frans |
lamenteren jammeren 1384-1407 [mnw] <Frans |
lamentoso klagend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
lamineren metaal pletten 1824 [wei] <Frans |
lamlendig* futloos 1879 [wnt uitstaan] |
lammetje Bargoens: 30 stuivers 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
[pagina 997]
[p. 997]
lamp tot verlichting dienend voorwerp 1240 [Bern.] <Frans |
lampet waterkan 1524 [mnw] {3.3} |
lampion feestverlichting 1810 [wnt] <Frans {3.2} |
lamprei kaakloze vis 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
lamprei jong konijn 1301-1400 [mnw] <Frans |
lanceren afvuren 1887 [wnt torpedo] <Frans |
lancet plat mesje 1567 [Junius 287b] <Frans |
land* grond, bouwland 801 [Künzel] {2.3} |
land* rijk, staat 1200 [cg ii 1 Servas] |
landauer rijtuig 1832 [wei] <Duits {4.1.10} |
landbouwer* boer 1514 [mnw] {4.1.13} |
landen* aan land zetten of komen 1450 [mnw] |
landerig* slecht geluimd 1844 [Physiologie van Amsterdam, 43, 90] |
landjeveroveren* spel met een mes om land te veroveren 1929 [Ter Laan, Nieuw Groninger wrdb.] {4.1.18} |
landjuweel wedstrijd van rederijkerskamers 1618 [wnt] |
landmacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land 1814 [wnt] {4.1.14} |
landschap* landstreek, landelijke omgeving 1240 [Bern.] |
landschap* schilderstuk, geschilderd landschap 1617 [wnt] |
landstorm tak van militaire dienst 1813 [wnt] <Duits {4.1.14} |
lang* met een grote lengte 788-789 [Claes] {2.3} |
langlaufen skilopen 1924 [Guinness Olympische spelen boek] <Duits {3.2/4.1.18} |
langoest schaaldier 1912 [kku] <Frans |
langoureus kwijnend 1976 [gvd] <Frans |
langs* bijwoord van richting 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
langs* voorzetsel 1351 [mnw] {4.2} |
langwerpig* meer lang dan breed 1585 [Stevin, Dialectike ofte bewysconst] |
langzaam* niet snel 1265-1270 [cg Lut.K] |
lankmoedig* toegevend 1450 [mnw] |
lanoline wolvet 1910 [kwt] <Duits |
lans stoot- en werpwapen 1350 [mnw] <Frans {4.1.14} |
lansier met een lans gewapende ruiter 1580 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
lansquenet kaartspel 1847 [kku] <Frans {4.1.18} |
lantaarn verlichtingstoestel 1240 [Bern.] <Frans |
lanterfanten* zijn tijd verbeuzelen 1573 [Claes] {3.1} |
lanthaan chemisch element 1872 [gvd] |
lap* stuk doek 901-1000 [wps] |
lapel omslag aan jas 1868-1872 [wnt] <Engels {3.2} |
lapidair kort en kernachtig 1865 [kvw] <Frans |
lapjeskat driekleurige kat 1926 [wnt] {4.1.3} |
lapsus vergissing 1714 [wnt pissen] <Latijn |
laptop draagbare computer 1986 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
lapzwans vent van niks 1928 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
larderen doorspekken (lett. en later fig.) 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans |
laren beschermgoden van grond en huis 1824 [wei] <Latijn |
larghetto bijwoord: enigszins breed 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
largo bijwoord: zeer langzaam 1751 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
lari munteenheid van Georgië 1995 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Georgisch {4.1.12} |
larie onzin 1787-1789 [wnt] <? {3.5} |
lariks naaldboom 1682 [wnt] <Latijn |
larmoyant huilerig 1824 [wei] <Frans |
larve bij dieren met gedaanteverwisseling de vorm waarmee het dier het ei verlaat 1580 [wnt] <Frans |
laryngitis strottenhoofdontsteking 1847 [kku] <modern Latijn |
larynx strottenhoofd 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn {3.2} |
las* verbinding 1409 [mnw] |
lasagne soort pasta 1977 [Picarta: titel van Anna Del Conte] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
laser stralingsversterker 1964 [Aanv wnt] <Engels |
laserprinter printer die werkt met laserstralen 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 5] <Engels |
lash-schip zeeschip met lichters voor inlands transport 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.11} |
lassakoorts infectieziekte 1992 [wp] |
lassen* een verbinding maken 1317 [mnw] |
lasso werpkoord met strik 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 120b] <Engels of Spaans |
last* vracht 1122 [Slicher] {2.4/3.1} |
last* hinder 1301-1400 [mnw] |
laster* kwaadsprekerij 1599 [kil] |
lat* lang stuk hout 1240 [Bern.] |
lat munteenheid van Letland 1991 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Lets {4.1.12} |
laten* niet verhinderen, nalaten, afstaan 1236 [cg i 1, 20] |
latent verborgen 1852 [wnt warmte] <Frans |
[pagina 998]
[p. 998]
lateraal ter zijde 1777 [mey] <Frans |
latex melksap der rubberbomen, rubberachtig materiaal 1931 [wnt koelie] <Latijn |
lathyrus plantengeslacht 1773 [hou ii, 1, 55] <modern Latijn |
lat-relatie leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven 1982 [Picarta: titel van M.C.i. Geraets] <L {3.3/3.4} |
latrine buitenshuis toilet 1875 [wnt] <Frans {4.4} |
laudanum opiumtinctuur 1688 [mey] <modern Latijn {4.1.6} |
lauden kerkelijk getijde 1629 [Aanv wnt] <Latijn |
laureaat bekroond dichter 1847 [kku] <Latijn |
laurier sierboom 1562 [Naembouck] <Frans |
lauw* tussen heet en koud 1240 [Bern.] |
lauwer krans van laurieren 1287 [cg NatBl] <Latijn |
lava door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen 1778 [wnt] <Italiaans {3.2} |
lavatory toilet 1914 [gvd] <Engels {4.4} |
laveloos stomdronken 1760 [wnt tormenteren] |
lavement klysma 1351 [mnw] <Frans |
laven verkwikken 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
lavendel heestergeslacht, de bloemen daarvan 1350 [mnw] <me Latijn |
laveren telkens aan de wind overstag gaan 1384 [mnw] <Frans |
lawaai herrie 1803 [wnt] <? {3.5} |
lawine neerstortende sneeuw 1774 [wnt wind i] <Duits |
lawntennis tennis dat oorspronkelijk op grasbanen werd gespeeld 1889 [wnt] <Engels {4.1.18} |
lawrencium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
laxeren de stoelgang bevorderen 1477 [Teuth.] <Latijn |
lay-out opmaak 1933 [Aanv wnt] <Engels |
lazaret (veld)hospitaal 1656 [wnt] <Italiaans {3.2} |
lazarus stomdronken 1673 [wnt] |
lazeren smijten 1896 [wnt] |
leadzanger belangrijkste zanger in popgroep 1984 [gvd] |
leasen voor lange termijn huren 1974 [Posthumus] <Engels |
leb* lebmaag 1807 [wnt] |
lebberen* slobberen 1897 [wnt] {3.1} |
lector titel aan universiteit 1762-1784 [wnt] <Latijn |
lectuur het lezen 1580 [wnt renomnie] <Frans |
lectuur leesstof 1793 [wnt] <Frans |
ledematen* armen en benen 1718 [wnt] |
ledenpop pop met beweegbare leden 1864 [wnt] {4.1.18} |
ledikant bed 1545 [hws] <Frans {4.1.9} |
lee* watering 820 [Künzel] {2.3} |
leed* verdriet, schade 1100 [Willeram] |
leedvermaak* genoegen over andermans ongeluk 1811 [wnt] |
leeftocht* proviand 1204 [Slicher] {2.4/3.1} |
leeg, ledig* vrij, werkloos, ijdel 1240 [Bern.] |
leeg, ledig* zonder inhoud 1599 [wnt] |
leegte* het leeg-zijn 1847 [wnt] {3.1} |
leek* beekje 1076-1100 [Claes] {2.3} |
leek niet-geestelijke 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
leem* grondsoort 901-1000 [wps] {3.1} |
leemte* tekort 1555 [wnt] {3.1} |
leemte* gaping 1864 [wnt] |
leen* wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt 1215 [Slicher] {2.4} |
leenwoord woord aan een andere taal ontleend 1910 [Aanv wnt] <Duits |
leep* sluw 1504 [mnw] |
leer* stof uit dierenhuiden 1240 [Bern.] {1.2.4/1.3} |
leer* trap 1488 [mnw] {1.3} |
leer* doctrine 1569 [wnt] {1.3} |
leerdammer* Nederlandse kaassoort 1977 [Fa. Baars Leerdam] {3.1/4.1.6} |
leerkracht onderwijzer 1905 [wnt verbinden] <Duits |
leerling* iem. die onderwijs krijgt 1496 [mnw] |
leest* schoenvorm 1330 [Jacobs 17] |
leest* gestalte, vorm van het lichaam 1629 [wnt] |
leeuw katachtige 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.3} |
leeuwendaalder munt 1575 [Van Gelder 1965] {4.1.12} |
leeuwerik* zangvogel 1240 [Bern.] |
leeuwin vrouwelijke leeuw 1240 [Bern.] |
lef Bargoens: moed 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
legaal wettelijk 1576 [wnt locaal i] <Frans |
legaat gezant 1240 [Bern.] <Frans |
legaat testamentaire beschikking 1527 [hws] <Latijn |
legaliseren voor echt verklaren 1818 [wnt] <Frans |
legatie gezantschap 1480 [hws] <Frans |
legato gebonden, vloeiend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
legendarisch tot de legende behorend 1875 [wnt] <Frans |
legende verhaal van een wonder, sage 1446 [mnw] <Frans |
[pagina 999]
[p. 999]
leger* ligplaats (van dier) 1100 [Willeram] |
leger* krijgsmacht te land 1596 [wnt] {4.1.14} |
legeren* een verblijfplaats verschaffen 1400 [mnw] |
legéren alliëren 1847 [kku] <Duits |
legering vermenging van metalen 1847 [kku] <Duits |
leges administratieve heffingen 1545 [hws] <Latijn |
leggen* doen liggen 1240 [Bern.] {3.1} |
leggiero licht, luchtig 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
legging dunne stretchbroek 1989 [Peptalk] <Engels {3.2} |
leghorn hoendervogel 1905 [Sanders 1995] <Engels |
legio zeer talrijk 1637 [Statenvertaling (Marcus 5:9)] <Latijn |
legioen legerafdeling 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
legionella legionairsbacterie 1984 [gvd] <modern Latijn |
legislatief wetgevend 1866 [wnt steken] <Frans |
legitiem wettelijk, gewettigd 1301-1350 [mnw] <Frans |
legitimeren wettigen 1540 [wnt] <Frans |
legitimist aanhanger van de leer dat de vorstelijke macht een eigen recht is 1847 [wnt] <Frans |
lego kinderspeelgoed 1984 [gvd] <Deens {3.2/4.1.18} |
leguaan hagedis 1623 [Van Donselaar Tw. 13] <Engels {3.2} |
lei gesteente 1377-1378 [mnw] <Keltisch {3.2} |
lei munteenheid van Roemenië en Moldavië 1926 [kwt] <Roemeens {4.1.12} |
leiband* loopband 1698 [wnt] |
leiden* doen gaan, aanvoeren 901-1000 [wps] |
leidmotief leidende gedachte 1850 [Aanv wnt] <Duits |
leidmotief (muz.) grondthema 1896 [kwt] <Duits {3.2} |
leidse* kaas uit Leiden 1843 [wnt kaas] {4.1.6} |
leidsel* teugel 1702 [wnt] {3.1/5} |
lek munteenheid van Albanië 1946 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Albaans {4.1.12} |
lekken* niet dicht zijn 1440 [mnw] |
lekken* informatie laten uitlekken 1984 [gvd] {3.1} |
lekker* aangenaam van smaak of geur 1350 [mnw] |
lel* lapje (bv. van oor) 1573 [Claes Tw. 12] |
lel* oorvijg 1924 [gvd] |
lelie bloem 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn |
lelijk* niet mooi 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
lellebel* slonzige vrouw 1887 [wnt vuil i] {3.1} |
lemma trefwoord 1847 [kku] <Latijn |
lemmet snijkant van mes 1616 [wnt lemmer i] |
lemming knaagdier 1761 [hou i, 2, 446] <Noors {3.2/4.1.3} |
lempira munteenheid van Honduras 1926 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
lemur halfaap 1824 [wei] <Latijn {4.1.3} |
lende* deel van rug en zijden 901-1000 [wps] |
lenen* te leen geven of krijgen 1240 [vmnw] |
lengte* langste afmeting 1350 [mnw] {3.1} |
lenig* buigzaam 1611-1620 [wnt] |
lenigen* zacht maken 1638 [wnt] |
leninisme vorm van het marxisme 1937 [koe] |
lens* slap, krachteloos 1588 [Claes] |
lens vergrootglas 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt 1] <Latijn |
lente* voorjaar 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7} |
lentemaand* maart 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
lento bijwoord: langzaam 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
leone munteenheid van Sierra Leone 1960 [Enc. Munten en Bankbiljetten] {4.1.12} |
lepel* eetgereedschap 1240 [Bern.] {3.1} |
lepelaar reigerachtige 1270 [cg i 1, 161] |
leproos melaats, aan lepra lijdend 1380 [wnt leproos i] <Latijn |
leproos melaatse 1542 [hws] <Latijn |
leptosoom lichaamstype 1939 [kwt.] |
leraar onderwijzer 1240 [Bern.] |
leren* kennis verwerven, onderrichten 901-1000 [wps] |
les onderricht 1240 [Bern.] <Latijn |
lesbisch homoseksueel (gezegd van vrouwen) 1847 [kku] |
lessen* blussen 1350 [mnw] |
lessenaar schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift 1240 [Bern.] |
letaal dodelijk 1597 [Aanv wnt] <Frans |
lethargie geestelijke ongevoeligheid 1882 [wnt schijndood] <Frans |
letsel* kwetsuur 1318 [mnw] |
letten* verhinderen 1236 [cg i 1, 27] |
letter schriftteken 1236 [cg i 1, 20] <Frans |
lettergreep syllabe 1649 [Ruijs] |
leugen* onwaarheid 901-1000 [wps] |
leuk* grappig 1898 [Toll.] |
leukemie bloedkanker 1886 [kku] |
leukocyt wit bloedlichaampje 1912 [kku] |
leukoplast hechtpleister 1910 [kwt] |
leukose leukemie 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] |
leunen* steunen op of tegen 1439 [mnw] |
leuning* steun voor armen 1654 [mey] |
leuren* venten 1540 [wnt] |
[pagina 1000]
[p. 1000]
leus zinspreuk 1501-1525 [mnw] <? {3.5} |
leut* plezier 1634 [wnt leute] |
leut* koffie 1899 [wnt leut ii] {4.1.6} |
leuteren* kletsen 1809 [wnt] {3.1} |
lev munteenheid van Bulgarije 1914 [gvd] <Bulgaars {3.2/4.1.12} |
leven* niet dood zijn 901-1000 [wps] |
levendig* beweeglijk 1399 [mnw] |
levensgevaarlijk* zeer gevaarlijk 1908 [wnt levensgevaar] {4.4} |
levensgroot* zeer groot 1765 [wnt] {4.4} |
levensloop* iemands leven 1714 [wnt] |
lever* klier 1240 [Bern.] |
leverancier die waren levert 1640 [wnt] {4.1.13} |
leveren verschaffen 1230 [cg i 1, 19] <Frans |
levertraan* olie gewonnen uit levers van kabeljauwachtigen 1636 [wnt robbetraan] {1.3} |
leviathan monsterachtig waterdier 1622 [wnt] <Latijn |
levitatie het uitgeschakeld-zijn van de zwaartekracht 1899 [dbl] <Frans |
lexicaal m.b.t. de woordenschat 1887 [kwt] |
lexicograaf woordenboekschrijver 1745 [mey] <modern Latijn |
lexicon woordenboek 1635 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
lezen* verzamelen (bv. van aren) 1100 [Willeram] |
lezen* opnemen van schrift 1250 [mnw] |
liaan slingerplant 1770 [Hartsinck, Beschryving Guiana 84] <Frans |
liaison liefdesbetrekking 1824 [wei] <Frans |
libel schotschrift 1424 [mnw] <Frans |
libel insect 1761 [Toll.] <Latijn |
libel waterpas 1826 [wnt] <Latijn |
liberaal ruimdenkend, mild 1461 [mnw] <Frans |
liberaal een democratische regering aanhangend (naar het voorbeeld van de Franse Revolutie) 1823 [wnt] <Frans |
liberaliseren bevrijden van beperkingen 1855 [kku] <Frans |
libero vrije verdediger bij voetbal 1970 [Recht voor raap] <Italiaans {3.2} |
libertijn vrijdenker 1567 [wnt anabaptist] <Frans |
libidineus wellustig 1561 [Aanv wnt] <Frans |
libido geslachtsdrift 1915 [wnt uitleven] <Latijn |
libratie schijnbare schommeling van hemellichaam 1824 [wei] <Frans |
libretto operatekst 1855 [kku] <Italiaans {3.2} |
librium kalmerend middel 1974 [koe] |
licentiaat gegradueerde 1560 [wnt] <me Latijn |
licentie verlof 1452-1494 [hws] <Frans |
lichaam* lijf 1100 [Willeram] |
licht* uitstraling van zon e.d. 901-1000 [wps] |
licht* niet donker 1130-1161 [Künzel] {2.3/4.1.5} |
licht* niet zwaar 1177 [Slicher] {2.4} |
lichtekooi hoer 1635 [wnt walen i] {4.1.13} |
lichten* optillen 1236 [cg i 1, 26] |
lichter* vaartuig voor vervoer van lading van zeeschepen 1634 [wnt] {4.1.11} |
lichterlaaie* met uitslaande vlam 1810 [wnt] {3.1} |
lichtmatroos aankomend matroos 1882 [wnt licht iii] |
Lichtmis Vrouwendag, 2 februari 1236 [cg i 1, 26] {4.1.7} |
lichtzinnig onberaden 1623 [wnt kleed] <Duits |
lid* lichaamsdeel 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
lid* deksel 1429 [mnw] |
lid* penis 1530 [wnt] {4.4} |
lidmaat* lid van een protestants kerkgenootschap 1648 [wnt] {4.1.8} |
lidwoord* de, het, een 1723 [wnt] |
lied* gezang 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] |
lieden, lui* mensen 1240 [Bern.] |
liederlijk losbandig 1709 [wnt] <Duits |
lief* bemind, aardig 901-1000 [wps] |
liefde* genegenheid 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
liefdesbaby buitenechtelijk kind 1992 [De Coster 1999] {4.1.4} |
liefdesbrief minnebrief 1935 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
liefhebberen* zich als amateur met een vak bezighouden 1832 [wnt] |
liefkozen lief spreken 1300 [mnw] |
liefkozen strelen 1710 [wnt] |
lieftallig* bevallig 1530-1531 [mnw] |
liegen* onwaarheid spreken 901-1000 [wps] |
lier snaarinstrument 1440 [mnw] <Frans of Latijn {4.1.16} |
lier horizontaal geplaatste kaapstander 1859 [wnt] |
lierelauwen* wauwelen 1873 [wnt] {3.1} |
liëren verbinden 1824 [wei] <Frans |
lies* plant 1146 [Prisma NPl.] {2.3} |
lies* plooi tussen onderlijf en bovenbeen 1351 [mnw] |
liflaf* flauwe kost 1793-1796 [wnt] {3.1/5} |
lift hijstoestel 1891 [wnt] <Engels |
liften gratis meerijden in andermans auto 1950 [Aanv wnt] |
liften lichaamscorrectie ondergaan 1997 [De Coster 1999] <Engels |
liga verbond 1824 [wei] <me Latijn |
ligament band 1595 [wnt verrukken] <Latijn |
[pagina 1001]
[p. 1001]
ligatuur afkorting, combinatie van letters 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 15] <Frans |
liggen* uitgestrekt zijn, zich bevinden 1100 [Willeram] {3.1} |
light caloriearm 1983 [Ferrée] <Engels |
light-railtrein openbaar vervoer tussen trein en tram in 2000 [nrc-h 16/6/2000] {4.1.10} |
liguster heestergeslacht 1676 [Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden 51] <Latijn |
lij* zijde die van de wind is afgekeerd 1598 [wnt lij i] |
lijden* verduren, ondergaan 1265-1270 [cg Lut.K] |
lijf* lichaam 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
lijfwacht* bewakers van een belangrijk persoon 1612 [wnt] {1.2.5/4.1.14} |
lijk* dood lichaam 1240 [Bern.] |
lijk* touw om rand van zeil 1569 [tntl 1955, 73, 284] |
lijken* gelijken 1450 [mnw] |
lijm* plakmiddel 1240 [Bern.] {3.1} |
lijn* touw 1240 [Bern.] |
lijn* streep 1477 [Teuth.] |
lijnen* vermageren 1976 [gvd] {3.1} |
lijntrekken* opzettelijk langzaam werken 1627 [wnt toer] |
lijnwaad* linnen 1285 [mnw] {3.1/4.1.9} |
lijp* gek 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
lijs* suf persoon 1580 [wnt] |
lijst* rand 1277 [cg i 1, 353] |
lijst* opsomming, reeks 1581 [wnt] |
lijster* zangvogel 1300 [mnw] |
lijzig* irritant langzaam 1682 [Toll.] |
lik Bargoens: gevangenis 1858 [moo] <Duits |
likdoorn* eksteroog 1301-1350 [mnw] {3.1} |
likeur alcoholische drank 1601 [wnt] <Frans {4.1.6} |
likkebaarden* watertanden 1672 [wnt] {3.1} |
likken* met de tong over iets heen gaan 901-1000 [wps] |
liksteen* zoutsteen voor het vee 1901 [kui] |
lila lichtblauw paars 1833 [wnt violet ii] <Frans {4.1.5} |
lilangeni munteenheid van Swaziland 1968 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Swazi {4.1.12} |
lillen* drillen (van weke massa) 1477 [Teuth.] |
lilliputter dwerg 1813 [wnt] |
limerick vijfregelig grappig versje 1932 [wnt vijf i] <Engels |
limiet grens 1350 [hws] <Frans |
limitatie beperking, begrenzing 1467-1490 [hws] <Frans |
limitatief beperkend 1824 [wei] <Frans |
limiteren beperken 1548 [hws] <Frans |
limoen citroen 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.2} |
limonade drank van vruchtensap 1691 [wnt thee] <Frans {4.1.6} |
limousine gesloten luxeauto 1910 [kwt] <Frans {4.1.10} |
limpido zuiver (van winst) 1747-1787 [wnt] <Italiaans {3.2} |
linde* boomsoort 1101 [Claes] {2.3} |
lineair lijnvormig 1847 [kku] <Frans |
linea recta bijwoord: rechtstreeks 1805 [mey] <Latijn |
lingerie damesondergoed 1912 [wnt] <Frans |
lingua franca internationale omgangstaal 1899 [dbl] <Italiaans {3.2} |
linguïst taalkundige 1824 [wei] <Frans |
liniaal meetlat 1599 [wnt] <Frans |
linie streep, lijn 1240 [Bern.] <Frans |
link* Bargoens: leep, gevaarlijk 1890 [wnt] |
link schakel 1974 [koe] <Engels |
linker* tegenover rechter 1477 [Teuth.] |
linkmichel Bargoens: lepe kerel 1906 [Köster Henke] <Duits |
links* aan de linkerzijde 1477 [Teuth.] |
links veld voor golfspel 1917 [kwt] <Engels |
linktrainer nabootsing van vliegtuigcockpit 1942 [kwt] <Engels |
linnen* weefsel van vlas 1236 [cg i 1, 23] {4.1.9} |
linoleum vloerbedekking 1886 [Toll.] <Engels |
lint band 1350-1384 [mnw] <? {3.5} |
lintworm* klasse van platwormen 1768 [hou i, 12, 138] |
linze plant 1420 [Claes] <Duits {4.1.6} |
lip* rand van mondopening 1100 [Willeram] |
liplap Indo-Europeaan 1622 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
liposuctie wegzuigen van overtollig lichaamsvet 1992 [De Coster 1999] <Engels |
lippizaner paardensoort 1968 [kwt] <Duits {3.2/4.1.3} |
lipssleutel type van sleutel 1992 [gvd] |
lipstick lippenstift 1968 [kwt] <Engels |
liquida vloeiklank, l en r 1847 [kku] <Latijn |
liquide onmiddellijk vereffenbaar 1537 [hws] <Frans |
liquideren verrekenen, afwikkelen 1544 [wnt] <Frans |
liquideren uit de weg ruimen 1961 [gvd] <Engels {4.4} |
lira munteenheid van Turkije 1960 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Turks {3.2/4.1.12} |
lire munteenheid van Italië, San Marino en Vaticaanstad 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.12} |
[pagina 1002]
[p. 1002]
lis* plant 1240 [Bern.] |
lispelen* onduidelijk uitspreken 1350 [mnw] {3.1} |
list* slimheid 1100 [Willeram] |
litanie smeekbeden 1500 [Bibliotheca 1954, nr. 24] <Latijn |
litas munteenheid van Litouwen 1925 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Litouws {4.1.12} |
liter inhoudsmaat 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
literatuur letterkunde 1676 [wnt verscheidenheid] <Frans |
lithium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
lithograaf steendrukker 1858 [wnt visitekaartje] <Frans |
lithografie steendruk 1824 [wei] <Frans |
lithosfeer vaste aardkorst 1898 [gvd] |
litoraal m.b.t. de kust 1847 [kku] <Frans |
litotes retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent 1720 [mey] <Grieks {3.2} |
lits-jumeaux tweelingbed 1910 [kwt] <Frans {4.1.9} |
litteken* teken van een wond 1253 [cg i 1, 45] {3.1} |
liturgie gebeden en ceremoniën van eredienst 1639 [wnt] <Frans |
live niet van bandopnames 1966 [R75] <Engels |
living woonkamer 1952 [Aanv wnt] {1.2.2/1.2.3/3.3} |
living bestaan 1958 [kwt] <Engels {1.2.3} |
livre munteenheid van Libanon 1968 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Frans {3.2/4.1.12} |
livrei bijzondere kleding 1343-1344 [mnw] <Frans |
loafer slipper 1958 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.9} |
lob kwab 1718 [wnt] <Latijn |
lob techniek waarbij men de bal met een boog (over de tegenstander) speelt 1961 [gvd] <Engels |
lobbes goedaardig dier of mens 1646 [wnt] |
lobby pressiegroep 1954 [Aanv wnt] <Engels |
lobelia plantengeslacht 1779 [wnt water] <modern Latijn |
lobotomie operatie in hersensubstantie 1970 [gvd Suppl.] |
locomotief treintrekker 1847 [kku] <Engels {4.1.10} |
loden dichte stof 1910 [kwt] <Duits {4.1.9} |
loeder* gemeen persoon 1592 [Toll.] |
loef* windzijde 1612 [wnt] |
loefie Bargoens: halve cent 1906 [moo] <Romani {3.2/4.1.12} |
loeien* het natuurlijke geluid van runderen of de wind maken 901-1000 [cg wps Gloss.] {3.1} |
loeihard* zeer hard 1976 [gvd] {4.4} |
loeisterk* zeer sterk 1984 [gvd] {4.4} |
loempia gevuld hartig pannenkoekje 1954 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
loens* een beetje scheel 1724-1726 [wnt] |
loep vergrootglas 1821 [wnt] <Frans |
loeren* spieden 1477 [Teuth.] |
loet* werktuig 1250 [Rey] {2.2} |
loeven* in de wind opdraaien 1599 [wnt] |
lof* het prijzen 901-1000 [wps] |
loftuiting* het verkondigen van lof 1351-1400 [mnw] |
log* plomp 1627 [wnt walscherm] |
log snelheidsmeter van schip 1670 [wnt] <Engels {3.2} |
logaritme exponent van de macht, waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen 1626 [wnt] <modern Latijn |
logboek scheepsjournaal 1782 [wnt log iv] |
loge plaats in theater 1735 [wnt] <Frans |
loge portiershokje 1909 [wnt] <Frans |
logé gast die blijft slapen 1844 [wnt] {3.3} |
logement gelegenheid tot logeren 1540 [wnt verlast] <Frans |
logenstraffen onwaarheid doen blijken 1588 [Claes] <Duits |
logeren als gast zijn intrek nemen 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
logger vaartuig 1796 [Toll.] <Engels {3.2/4.1.11} |
loggia overdekte galerij 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
logica leer van de wetten van het denken 1500 [wnt] <Latijn |
logies onderdak 1476 [mnw] <Frans |
logisch m.b.t. de logica 1735 [wnt] <Latijn |
logistiek voorzieningen van troepen 1855 [kku] <Frans |
logo vignet 1982 [R84] <Engels |
logopedie spraakverbetering 1929 [kwt] |
loipe langlauftraject 1984 [gvd] <Noors {3.2} |
lok* haar 901-1000 [wps] |
lokaal plaatselijk 1570 [wnt] <Frans |
lokaal vertrek 1825 [wnt] <Frans |
lokaliseren tot een plaats beperken, een plaats toekennen 1847 [kku] <Frans |
lokatie plaats(ing) 1961 [gvd] <Engels |
lokatief plaatsaanduidende naamval 1901 [kui] <modern Latijn |
loket doorgeefraampje 1380 [mnw] |
lokken* aantrekken 1100 [Willeram] |
lol* pret 1897 [wnt] |
lolbroek* grapjas 1976 [gvd] {1.4/3.1} |
[pagina 1003]
[p. 1003]
lolita jong meisje dat oudere mannen aantrekt 1958 [Vertaling Lolita] <Engels |
lollepot lesbienne 1906 [Köster Henke] {1.2.3} |
lolly lekkernij 1927 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
lom duikerhoen 1612 [wnt] <Noors {3.2} |
lombok Spaanse peper 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 356] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
lommer schaduw van gebladerte 1487 [mnw] <Frans {1.3} |
lommerd pandjeshuis 1429 [mnw] <Frans |
lomp* vod 1588 [Claes] |
lomp* plomp, grof 1615 [wnt] |
lompenproletariaat de allerarmsten (bij Marx) 1920 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
lonen* opwegen tegen, vergelden 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
long* ademhalingsorgaan 1240 [Bern.] |
longdrink een drankje in een hoog glas 1953 [wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
lonken* een lokkende blik toewerpen 1513 [Mak] |
lont koord voor ontsteking 1520 [hws] <Duits {4.1.14} |
loo* (open plek in) bos 830 [Künzel] {2.3} |
loochenen* ontkennen 1240 [Bern.] |
lood chemisch element 1240 [Bern.] <Keltisch {3.2} |
loodgieter iem. die lood verwerkt en buizen repareert 1346-1349 [mnw] {4.1.13} |
loodlijn lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood 1614 [wnt] |
loodrecht zuiver recht 1597 [wnt waterpas i] |
loods schuur 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
loods stuurman 1677 [wnt] |
loof* gebladerte 1287 [cg NatBl] |
loog* oplossing van soda 1330 [Jacobs 18] |
loog beoefenaar van een van de sociale wetenschappen 1982 [R84] {1.2.4} |
looien* dierenhuiden behandelen 1340 [mnw] |
look* plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] {4.1.6} |
look stijl in bv. kleding 1974 [koe] <Engels {3.2} |
lookalike iem. die sprekend op een ander lijkt 1992 [Peptalk] <Engels |
loom* traag, mat 1599 [Kil.] |
loon* vergoeding 1080 [Rey] {2.2} |
loopbaan* carrière 1556 [Picarta: B.A. van der Hulst, Die Gheestelijkcke loopbane] |
loopgraaf gang in de grond voor dekking tegen de vijand 1599 [wnt] <Duits |
looping verticale cirkel met vliegtuig 1917 [kwt] <Engels |
loops* ritsig, tochtig 1477 [Teuth.] |
loos* vals, slim 901-1000 [wps] |
loos* leeg 1599 [kil] |
loot* boomscheut 891-892 [Künzel] {2.3} |
lopen* gaan 901-1000 [wps] |
lopende* voorzetsel 1998 [Van der Horst] {4.2} |
lor* vod 1625 [wnt] {1.2.3} |
lord titel 1685 [wnt water] <Engels {3.2} |
lording garen tot het bekleden van touwwerk 1681 [wnt] <Nederduits {3.2} |
lorentzkracht natuurkundige kracht 1953 [Kath. Enc.] |
lorgnet knijpbril 1759 [wnt kip ii] <Frans |
lorgnon monocle 1847 [kku] <Frans |
lori papegaaiachtige 1682 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
lori halfaap 1847 [kku] <Frans {4.1.3} |
lorre naam van papegaai 1698 [wnt veer i] <Indonesisch {3.2} |
lorrie kiepkarretje 1876 [Toll.] <Engels |
los* niet gebonden 1277 [cg i 1, 372] |
los* katachtige 1451-1500 [mnw] {4.1.3} |
losbandig* ongeregeld 1698 [wnt] |
losbol* lichtzinnig mens 1696 [wnt] {3.1} |
loslippig* dingen vertellend die men moet verzwijgen 1918 [wnt los] {3.1} |
löss leemsoort 1912 [kku] <Duits |
lossen* uitladen 1254 [vmnw] |
lot* gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt 1140 [Rey] {2.2} |
loterij kansspel met lootjes 1518 [wnt] {4.1.18} |
lotion haarwassing, gezichtswater 1910 [kwt] <Frans |
lotto loterij 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.18} |
lotus waterlelie 1608 [wnt] <Latijn |
louche onguur 1917 [kwt] <Frans |
louis, louis d'or gouden munt 1669 [wnt] <Frans |
lounge hal van hotel 1926 [kwt] <Engels |
louter zuiver 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Duits |
louvredeur deur met latjes 1984 [gnn] |
louwmaand* januari 1240 [Bern.] {3.1/4.1.7} |
loven* prijzen 901-1000 [wps] |
lover* gebladerte 1573 [Plantijn] |
loverboy souteneur 2000 [nrc-h 5/12/2000] <Engels {4.1.13} |
loyaal trouw 1281 [cg i 1, 562] <Frans |
lozen* losmaken, verwijderen 1275 [cg i 1, 282] |
lp langspeelplaat 1950 [wp jaarboek 1958] <Engels |
lsd een hallucinerend middel 1966 [R75] <Engels of Duits {3.2/4.1.6} |
lubberen* flodderen 1899 [wnt] {3.1} |
lucht* gasmengsel van zuurstof en stikstof 1240 [Bern.] |
luchtballon luchtvaartuig waaraan een mand hangt 1831 [wnt] {4.1.10} |
[pagina 1004]
[p. 1004]
luchter* lichtkroon 1477 [Teuth.] |
luchthartig* onbekommerd 1731-1735 [wnt] |
luchtkasteel irreëel toekomstbeeld 1735 [wnt] |
luchtmacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt in de lucht 1953 [wp] {3.1/4.1.14} |
luchtschip* bestuurbaar luchtvaartuig 1862 [wnt] {4.1.10} |
lucide helder 1824 [wei] <Frans |
lucifer vlamhoutje 1847 [kku] <Engels |
lucratief winstgevend 1733 [wnt aftroonen] <Frans |
lucullusmaal heerlijk maal 1899 [dbl] |
ludiek speels 1938 [R75] <Frans {4.4} |
lues syfilis 1824 [wei] <Latijn |
lugerpistool halfautomatisch pistool 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.1.14} |
luguber somber 1697 [wnt] <Frans |
lui* vadsig 1440 [mnw] |
luiaard tandarm zoogdier 1768 [wnt] {4.1.3} |
luid* hard klinkend 1285 [cg Rijmb.] |
luidruchtig* lawaaierig 1460 [mnw] |
luier* doek voor kinderen 1350 [mnw] |
luieren* lui zijn 1632 [wnt] |
luifel* afdak 1576 [wnt oversteken] {3.1} |
luik* (houten) schot 1552 [mnw] |
luiken* sluiten 1265-1270 [cg Lut.K] |
luilak* luiaard 1692 [wnt] |
luim stemming 1605 [wnt] <Latijn |
luipaard katachtige 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.3} |
luis* insect 1285 [cg Rijmb.] |
luister glans 1567 [Junius] <Frans |
luisteren* horen 1357 [mnw] {3.1} |
luisterlied* chanson 1962 [wp jaarboek 1966] {4.4} |
luistervink* stiekeme luisteraar 1410 [mnw] |
luit snaarinstrument 1300 [mnw] <Frans {4.1.16} |
luitenant officier van lagere orde 1576 [wnt] <Frans {4.1.14} |
luiwagen bezem 1682 [wnt] <? {3.5} |
luiwammes luiaard 1691 [wnt] {1.2.4} |
lukken* slagen 1451-1500 [mnw] |
lukraak* op goed geluk 1638 [wnt] |
lul* scheldwoord: sukkel, sul 1678 [wnt lul iv] |
lul* penis 1717 [wnt lul iii] {4.4} |
lullen* kletsen 1709 [wnt] |
lullig* flauw, vervelend 1928 [Aanv wnt] |
lumbaal m.b.t. de lendenen 1847 [kku] <Latijn |
lumbecken inbinden met lijm 1968 [kwt] <Duits {3.2} |
lumen licht 1526-1540 [wnt vermind ii] <Latijn |
luminescentie uitstraling 1926 [kwt] <Frans {1.2.6} |
lumineus lichtend, prachtig 1824 [wei] <Frans |
lummel onhandige vent 1700 [Toll.] <Duits |
lunapark soort kermis 1916 [Sanders 1995] <Engels |
lunatiek maanziek 1650 [mey] <Frans |
lunch maaltijd rond middaguur 1855 [kku] <Engels |
lunchroom lokaliteit waar men gebak kan eten 1910 [kwt] <Engels |
lupine plantengeslacht 1514 [Groten Herbarius] <Latijn |
lurken* hoorbaar zuigen 1611-1620 [wnt] {3.1} |
lus tot een oog gedraaid touw 1651-1652 [wnt] |
lust* begeerte 1240 [Bern.] |
lustrum vijfjarig tijdvak 1824 [wei] <Latijn {4.1.7} |
lutetium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 533] <modern Latijn |
luthers volgens de leer van Luther 1528 [wnt] {4.1.8} |
luttel* gering 1200 [cg ii 1 Servas] |
luw* windvrij 1480 [mnw] |
lux licht 1658 [mey] <Latijn |
luxaflex jaloezie 1964 [Aanv wnt] {1.2.5} |
luxe weelde 1785 [wnt] <Frans |
luxueus weelderig 1889 [wnt] <Frans |
luzerne rupsklaver 1847 [kku] <Frans |
L-vormig de vorm van een L hebbend 1898 [wnt zwei i] <L {3.4} |
lyceum middelbare school met een gemeenschappelijke onderbouw en gedifferentieerde bovenbouw 1909 [wp] <Latijn {3.2} |
lychee vrucht 1670 [wnt vermaak] <Chinees {1.2.4/3.2/4.1.2} |
lymfe weefselvocht 1824 [wei] <Latijn |
lynchen zonder berechting doden 1897 [koe] <Engels |
lynx katachtige 1287 [cg NatBl] <Latijn {4.1.3} |
lyriek lyrische gedichten 1884 [wnt] <Frans |
lysol ontsmettingsmiddel 1900 [Aanv wnt] |
maag* verwant 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4} |
maag* orgaan 1240 [Bern.] |
maagd* ongerepte jonge vrouw 1100 [Willeram] {4.1.4} |
maaien* afsnijden 1240 [Bern.] |
maal* jonge koe 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
maal* valies 1100 [Rey] {2.2} |
[pagina 1005]
[p. 1005]
maal* telkens terugkerend tijdstip, keer 1246 [mnw] |
maal* maaltijd 1285 [cg Rijmb.] |
maal* melktijd 1726 [wnt maal viii] |
maalschap* gemeenschappelijke onverdeelde grond van een gemeente 1227 [Slicher] {2.4} |
maalstroom* ronddraaiende stroming 1595 [wnt] |
maaltijd* eten 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.6} |
maan* satelliet 901-1000 [wps] |
maand* twaalfde deel van een jaar 1050 [cg ii 1, 122] {4.1.7} |
maandag* tweede dag van de week 1253 [cg i 1, 46] {3.1/4.1.7} |
maanzaad* zaad van de maankop 1477 [Teuth.] |
maanziek* zenuwziek 1332 [hws] |
maar gracht 794 [Künzel] <? {2.3/3.5} |
maar* nevenschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
maarschalk* stalknecht, opperstalmeester 1086 [Rey] {2.2} |
maarschalk officier met een rang boven die van generaal 1626 [wnt] <Frans {4.1.14} |
maart derde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
maas* oog in netwerk 1301-1400 [mnw] |
maaslander* Nederlandse kaassoort 1980 [Westland Servicelijn] {3.1/4.1.6} |
maaswerk* netwerk 1862 [wnt maas ii] |
maat* afmeting 1210-1226 [Slicher] {2.4} |
maat* metgezel 1546 [Naembouck] |
maat* indeling in de muziek 1644 [wnt] |
maatjesharing* haring waarbij hom of kuit nog niet ontwikkeld is 1599 [Kil.] |
maatregel schikking 1734 [wnt] <Duits |
maatschap* samenwerkingsverband 1364-1365 [mnw] |
maatschappij vereniging 1616 [wnt] |
maatschappij samenleving 1724 [wnt] |
macaber behorend bij de dood, griezelig 1847 [kku] <Frans |
macadam wegverharding 1838 [Witsen Geysbeek] <Engels |
macaroni deegspijs 1778 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
macedoine gemengd gerecht van groenten of vruchten 1866 [Rijnhart] <Frans {4.1.6} |
mach verhouding tussen de snelheid van het geluid en de eigen snelheid 1953 [Kath. Enc.] |
macha stoere, geëmancipeerde vrouw 1994 [De Coster 1999] <Spaans {3.2} |
macher daadkrachtig persoon 1999 [gvd] <Duits {3.2} |
machete kapmes 1931 [kwt] <Spaans {3.2} |
machiavellisme gewetenloze staatkunde 1872 [Aanv wnt] |
machine toestel 1693 [wnt] <Frans |
machinist iem. die toezicht houdt op de machines 1847 [kku] <Frans |
macho overdreven zelfbewuste man 1976 [Picarta: titel van N.R.Nash] <Spaans {3.2} |
machoch dikke, vette vrouw 1599 [Kil.] <Spaans {3.2} |
macht* vermogen 1236 [cg i 1, 22] |
macht * product van gelijke factoren 1767 [wnt vierde] |
machtigen* volmacht geven 1407-1432 [mnw] {3.1} |
macis foelie van nootmuskaat 1599 [De Jonge ii, 409] <Frans {4.1.6} |
mackintosh regenjas 1847 [kku] <Engels {3.2} |
maçon vrijmetselaar 1824 [wei] <Frans |
macramé knoopwerk 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
macro reeks instructies om geregeld terugkerende handelingen op een computer te verrichten 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 41] <Engels |
macrobiotisch m.b.t. de kunst om het leven te verlengen 1847 [kku] |
maculatuur misdruk 1599 [wnt] <Frans |
madam mevrouw 1566 [wnt] <Frans |
made* weide, hooiland 796 [Claes] {2.3} |
made* larve 1330 [Claes] |
madelief plant 1554 [Dod.] <? {3.5} |
madera rode wijnsoort 1743 [West Indisch plakkaatboek 506] <Portugees {3.2/4.1.6} |
madonna de Heilige Maagd 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
madras katoenen weefsel 1847 [kku] {4.1.9} |
madrigaal liedvorm 1599 [wnt] <Italiaans {3.2} |
maestoso plechtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
maestro meester 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
maf* gek 1731 [Endt] |
maffen* slapen 1899 [dbl] |
maffia misdadige organisatie 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
maffie Bargoens: een munt, een kwartje 1731 [wnt] <? {3.5/4.1.12} |
magazijn bergplaats 1588 [Claes] <Frans |
magazine periodiek 1929 [kwt] <Engels |
mager* dun 1265-1270 [cg Lut.K] |
maggi groente- en vleesextract voor soep 1909 [wp] {4.1.6} |
magie toverkunst 1650 [mey] <Frans |
magistraal meesterlijk 1688 [mey] <Frans |
[pagina 1006]
[p. 1006]
magistraat overheid(spersoon) 1586 [wnt] <Latijn |
magma gesmolten massa in de aarde 1847 [kku] <Latijn |
magnaat iem. met veel invloed 1780 [wnt] <Frans |
magneet stuk magneeterts, gemagnetiseerd metaal 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn {1.2.3} |
magnesium chemisch element 1846 [wnt wagneriet] <modern Latijn |
magnetron oven waarin voedsel door elektromagnetische golven verhit wordt 1987 [De Coster 1999] {4.1.9} |
magnificat lofzang van Maria 1550 [wnt vesper] <Latijn |
magnifiek prachtig 1596 [wnt] <Frans |
magnolia plantengeslacht 1831 [wnt tulpenboom] <modern Latijn |
magnum wijnfles van 2 liter 1931 [kwt] <Frans |
maharadja titel van vorst in Voor-Indië 1863 [kku] <Hindi |
mahatma Indische titel, in moderne tijd speciaal gegeven aan Gandhi 1912 [kku] <Sanskriet |
mahjong Chinees spel 1931 [kwt] <Chinees {3.2/4.1.18} |
mahonie houtsoort 1784-1785 [wnt] <Engels {3.2} |
maidenspeech redenaarsdebuut 1886 [kku] <Engels |
mail brievenpost 1847 [kku] <Engels |
maillot tricot 1917 [kwt] <Frans |
mainport belangrijke doorvoerhaven 1996 [Internet: www.mainport-pmr.nl] {3.3} |
maintenee bijzit 1886 [kku] {3.3/4.1.4} |
maïs graansoort 1581 [De Lobel] <Spaans {3.2/4.1.2} |
maisonnette etagewoning 1959 [wp jaarboek 1960] {3.3} |
maîtresse bijzit 1650 [wnt matres] <Frans {4.1.4} |
maïzena bindmiddel 1886 [kku] |
majem Bargoens: water 1885 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
majesteit heerlijkheid 1573 [Plantijn] <Frans |
majestueus verheven 1778 [wnt waarheid] <Frans |
majeur grotetertstoonschaal 1872 [wnt toonsoort] <Frans |
majolica soort aardewerk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
majoor militaire rang 1624 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.14} |
majorette meisje bij optocht van muziekkorps 1970 [gvd Suppl.] <Engels |
majoriteit meerderheid 1847 [kku] <Frans |
majuskel hoofdletter 1867 [Alg. Ned. Enc.] <Frans |
mak* getemd 1478 [hws] |
makaak hondsaap 1929 [Kruif, Bacteriënjagers] <Portugees {3.2/4.1.3} |
makelaar tussenpersoon 1270 [cg i 1, 188] |
makelij constructie 1785 [wnt] |
maken* iets in een bepaalde toestand brengen 901-1000 [wps] |
make-up schoonheidsmiddelen 1942 [Aanv wnt] <Engels |
maki halfaap 1770 [Papillon] <Frans {4.1.3} |
makimono rolschildering 1919 [kwt] <Japans {3.2} |
makke Bargoens: tegenslag, gebrek 1916-1917 [moo] <Jiddisch {3.2} |
makkelijk* eenvoudig 1327 [mnw] |
makker* gezel 1562 [wnt] |
makreel beenvis 1270 [cg i 1, 155] <Frans |
makroon koekje 1700 [wnt] <Frans {4.1.6} |
mal* zot 1477 [Teuth.] |
mal model 1671 [wnt mal i] <Frans |
malachiet donkergroen uitkristalliserende koperverbinding 1778 [wnt] <Duits of Frans |
malafide te kwader trouw 1805 [mey] <Latijn |
malaga zoete wijnsoort 1747-1787 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
malaise gedruktheid 1847 [kku] <Frans |
malapropisme onbewust verhaspeld woord o.i.v. een daarop lijkend woord 1989 [Onze Taal okt. 1989, 171] <Engels |
malaria moeraskoorts 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
malen* fijnmaken 1240 [Bern.] |
malen* door het hoofd wentelen, onzin praten 1621 [wnt malen ii] |
malheur ongeluk 1650 [mey] <Frans |
malicieus boosaardig 1669 [mey] <Frans |
malie metalen ring 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans |
malie houten kolf 1637 [wnt] <Frans |
maliebaan terrein voor maliespel 1637 [wnt malie ii] |
maliën bal met een kolf wegslaan 1776 [wnt malie ii] {4.1.18} |
maliënkolder hemd van ijzeren ringetjes 1599 [Kil.] {4.1.14} |
malkander* wederkerig voornaamwoord 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] {4.2} |
mallemolen draaimolen 1611-1620 [wnt] {4.1.18} |
[pagina 1007]
[p. 1007]
malloot iemand die mal is 1501-1525 [wnt] <Frans |
maloti munteenheid van Lesotho 1966 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Sotho {4.1.12} |
mals* zacht 1350 [mnw] |
malthusianisme bevolkingstheorie 1886 [kku] |
malversatie verduistering van gelden 1570 [Aanv wnt] <Frans |
mama moeder 1663 [Claes] <Frans {3.1/4.1.4/5} |
mamba slang 1976 [gvd] <Bantoe |
mambo dans 1955 [Stoop] <Spaans {3.2/4.1.15} |
mamiering leren of zeildoeken transportbuis 1681 [wnt] <Portugees {3.2} |
mamma borstklier 1832 [wei] <Latijn {3.2} |
mammoet voorhistorische olifant 1692 [Vd Sijs 1998] <Russisch {3.2} |
mammoetproject zeer groot project 1974 [R75] <Engels |
mammoettanker zeer grote tanker 1973 [R75] {4.1.11} |
mammon geldgod 1637 [wnt] <Latijn |
man* mens van mannelijk geslacht 901-1000 [wps] {4.1.4} |
man* echtgenoot 1512 [wnt] {4.1.4} |
management bestuur van een onderneming 1970 [Recht voor raap] <Engels |
manager bestuurder van een onderneming 1847 [Aanv wnt] <Engels |
mañana bijwoord van tijd: morgen 1931 [kwt] <Spaans {3.2/4.1.7} |
manat munteenheid van Azerbeidzjan en Turkmenistan 1996 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Azerbeidzjaans of Turkmeens {4.1.12} |
manche onderdeel van een partij of wedstrijd 1929 [kwt] <Frans |
manchester katoenfluweel 1755 [wnt wol] {3.3/4.1.9} |
manchet handboord 1731-1735 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
manco gebrek, tekort 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
mand* gevlochten korf 1285 [cg I2, 1020] |
mandaat lastbrief 1573 [Plantijn] <Frans |
mandarijn Chinese ambtenaar 1596 [wnt] <Portugees {3.2} |
mandarijn vrucht 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb. 68] <Frans {4.1.2} |
mandement bevelschrift, m.n. van een bisschop 1351-1400 [mnw] <Frans of Latijn |
mandiën een douche nemen met een emmertje 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2} |
mandola snaarinstrument 1839 [Natan] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
mandoline snaarinstrument 1806 [wnt] <Frans {3.2/4.1.16} |
mandril hondsaap 1847 [kku] <Engels {4.1.3} |
manege paardrijschool 1760-1767 [wnt] <Frans |
manen* herinneren aan 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
manen* nekhaar 1287 [cg NatBl] |
manga gewelddadig stripverhaal 1986 [De Coster 1999] <Japans {3.2} |
mangaan chemisch element 1847 [wnt rhodo] <modern Latijn |
mangel pers met rollen 1766 [Sewel/Buys, 476b] <Duits |
mangelen ontbreken 1563 [mnw] <Duits |
mangelen door de mangel halen 1599 [Kil.] |
mangen Bargoens: bedelen 1890 [moo] <Romani {3.2} |
mango vrucht 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
mangrove tropische plantenvegetatie 1867 [Alg. Ned. Enc. ix] <Engels |
manhaftig koen 1553 [wnt] <Duits |
maniak iem. die een manie heeft 1914 [Aanv wnt] <Frans |
manicure verzorger van handen en nagels 1912 [kku] <Frans {4.1.13} |
manie hartstochtelijke bezetenheid, obsessie 1778 [wnt] <Frans |
manier wijze 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] <Frans |
maniërisme gekunsteldheid 1888 [Aanv wnt] <Frans |
manifest zich duidelijk vertonend 1531 [hws] <Frans |
manifesteren openbaren 1451-1500 [mnw] <Frans |
maniok broodwortel 1596 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
manipuleren hanteren 1824 [wei] <Frans |
manis schubdier 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 33a] <modern Latijn {4.1.3} |
manisch ziekelijk opgewekt 1913 [wnt verward] |
manisme verering van afgestorvenen 1929 [kwt] |
mank kreupel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
mankeren missen 1588 [Claes] <Frans |
manmoedig* dapper 1672 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek] |
manna hemels voedsel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
[pagina 1008]
[p. 1008]
mannequin paspop, ledenpop 1807 [Picarta: titel van B.A. Fallee] <Frans {1.2.3/3.2} |
mannequin persoon die nieuwe mode toont 1914 [gvd] <Frans {1.2.3} |
mannetjesputter grote, sterke vent 1904 [wnt schutter i] |
manoeuvre handgreep 1824 [wei] <Frans |
manometer drukmeter 1751 [Aanv wnt] <Frans |
manou gladgeschuurd rotan 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2} |
mans Bargoens: geldbakje 1924 [moo] <Italiaans {3.2} |
mansarde zolderkamertje 1824 [wei] <Frans |
manslag* het opzettelijk doden zonder voorbedachten rade 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1} |
mantel overjas 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <me Latijn |
mantilla sluier 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
mantisse decimale breuk van logaritme 1919 [wnt wijzer] <Frans |
mantouxtest tuberculosetest 1966 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] |
mantra gebedsformule 1912 [kku] <Sanskriet |
manuaal handboek 1476-1500 [hws] <me Latijn |
manuscript handschrift 1658 [mey] <me Latijn |
manwijf* forse, bazige vrouw 1599 [wnt] {3.1/5} |
manxkat kattensoort 1984 [gvd] {4.1.3} |
manzanilla witte wijnsoort 1953 [wp (sherry)] <Spaans {3.2/4.1.6} |
map omslag 1824 [wei] <Duits |
maquette driedimensionaal model 1865 [kvw] <Frans |
maquillage het schminken 1939 [kwt] <Frans |
maraan scheldnaam voor Spanjaarden die zich uit lijfsbehoud afwendden van islam of jodendom 1549 [wnt joderij] <Spaans {3.2} |
maraboe reigerachtige 1847 [kku] <Frans |
marasquin kersenlikeur 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
marathon hardloopwedstrijd over lange afstand 1900 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18} |
marathondebat zeer lang debat 1967 [R75] |
marcato in scherp ritme 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
marchanderen dingen 1669 [mey] <Frans |
marcheren in ritmische pas gaan 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
marconist radiotelegrafist 1914 [gvd] <Italiaans {3.2} |
mare* bericht 1100 [Willeram] |
marechaussee militair politiekorps 1815 [wnt] <Frans {1.2.1/4.1.14} |
maretak* altijd groene struik 1554 [wnt] |
margarine kunstboter 1867 [Alg. Ned. Enc. x, 2] <Frans {4.1.6} |
margay katachtige 1976 [gvd] <Frans {3.2/4.1.3} |
marge rand van pagina 1391-1392 [mnw] <Frans |
marginaal op de rand aangebracht 1656 [Aanv wnt] <Frans |
margriet plant 1581 [De Lobel] <Frans |
marien zee- 1650 [wnt] <Frans |
marihuana genotmiddel 1939 [kwt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
marimba slaginstrument 1929 [kwt] <Bantoe {4.1.16} |
marinade het doortrekken met kruiden 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
marine militair zeewezen 1650 [wnt] <Frans {4.1.14} |
marineren in azijn of wijn kruiden 1824 [wei] <Frans |
marinier zeesoldaat 1665 [wnt] <Frans {4.1.14} |
marinisme gezwollen stijl 1886 [kku] |
marionet pop 1692 [wnt] <Frans {4.1.18} |
maritiem zee- 1863 [kku] <Frans |
marjolein plantengeslacht 1545 [Fuchs, Nieuwen Herbarius] <Frans |
mark* grens 792-793 [Künzel] {2.3} |
mark oude munt en munteenheid van Duitsland 1210-1240 [cg i 1, 1] <Duits {4.1.12} |
markant opvallend 1847 [kku] <Frans |
markeren merken 1824 [wei] <Frans |
marketentster vrouw die voedingsmiddelen aan militairen verkoopt 1846 [wnt] <Duits {4.1.13} |
marketing afzetplan 1960 [R75] <Engels |
markies adellijke titel 1350 [hws] <Frans {1.2.3} |
markies zonnescherm 1649 [wnt] <Frans |
markka munteenheid van Finland 1864 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Fins {4.1.12} |
markt plaats voor openbare handel 1240 [Bern.] <Latijn |
marmelade jam 1536 [tntl 1943, 62, 144] <Frans {4.1.6} |
marmer kalkgesteente 1240 [Bern.] <Latijn |
marmot knaagdier 1761 [hou i, 2, 455] <Frans {4.1.3} |
marokijn soort leer 1771 [Sanders 1995] <Frans |
maroniet lid van een groep Syrische christenen 1653 [wnt voordragen] |
marron ontvluchte slaaf, bosneger 1770 [Hartsinck, Beschryving Guiana 574] <Frans |
marron kastanjebruin 1929 [kwt] <Frans {4.1.5} |
mars korf van marskramer 1350 [mnw] <Latijn |
[pagina 1009]
[p. 1009]
mars (militaire) verplaatsing 1642 [wnt] <Frans |
marsala soort wijn 1867 [Alg. Ned. Enc. x, 22] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
marsepein lekkernij 1486 [mnw] <Frans {4.1.6} |
Marshallhulp economische hulpverlening na wo ii 1950 [gvd] |
marshmallow zachte, zoete lekkernij 1968 [kwt] <Engels {4.1.6} |
marskramer verkoper langs huis 1729 [wnt mars] {4.1.13} |
martelaar die lijdt voor zijn geloof 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.6/4.1.8} |
martelen folteren 1276-1300 [cg Lut.A] |
martellato gehamerd 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
marter marterachtige 1343-1344 [mnw] <Frans {4.1.3} |
martiaal krijgshaftig 1612 [wnt] <Frans |
martini alcoholische drank 1936 [Wie Wat Waar 1937, 340] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
marxisme politieke leer 1909 [wnt revisionisme] |
marziale krijgshaftig 1893 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst, vi, 347b] <Italiaans {3.2} |
mascara make-up 1949 [Aanv wnt] <Engels |
mascarpone Italiaanse roomkaas 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
mascotte gelukbrengend voorwerp 1883 [Java-Bode 1/9, 2a] <Frans |
masculinum mannelijk geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn |
masker mombakkes 1562-1592 [mnw] <Frans |
maskerade optocht van gemaskerden 1600 [wnt Vice-Roy] <Frans |
maskeren verbergen 1635 [wnt] <Frans |
masochisme het ondergaan van vernederingen voor seksuele bevrediging 1899 [Sanders 1993] <Duits |
massa toebereide stof 1644 [wnt] <Latijn |
massa (grote) hoeveelheid 1866 [wnt] <Latijn |
massaal een massa vormend 1851-1900 [wnt] <Latijn |
massacre slachting 1650 [mey] <Frans |
massage het masseren 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 41] <Frans |
massematten Bargoens: handel, gestolen goed 1800 [moo] <Jiddisch {3.2} |
masseren kneden, wrijven om de bloedsomloop te bevorderen 1847 [kku] <Frans |
massief niet hol 1599 [Kil.] <Frans |
massief massaal, zeer 1996 [Vd Sijs 1996] <Engels |
massificeren tot een massa maken 1962 [Aanv wnt] {1.2.6} |
mast* paal 1080 [Rey] {2.2} |
mast* varkensvoer 1477 [Teuth.] |
mastectomie borstamputatie 1979 [Wijnands&Ost] |
master meester 1847 [kku] <Engels |
mastiff hondensoort 1869 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Engels {4.1.3} |
mastitis borstklierontsteking 1847 [kku] <modern Latijn |
mastodont voorhistorisch zoogdier 1847 [kku] |
masturberen zichzelf seksueel bevredigen 1847 [kku] <Latijn {4.4} |
mat moe 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
mat kleed van biezen e.d. 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
mat in het schaakspel vastgezet 1325 [mnw] |
mat Spaans geldstuk 1613 [Toll.] <Frans {4.1.12} |
mat dof 1778 [wnt] <Frans {4.1.5} |
matador stierenvechter 1865 [wnt uitbloeden] <Spaans {3.2} |
mataglap door razernij verblind 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 189] <Indonesisch {3.2} |
match sportwedstrijd 1836 [Aanv wnt] <Engels |
maté Zuid-Amerikaanse volksdrank 1863 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
matelot strooien hoedje 1910 [kwt] <Frans {4.1.9} |
materiaal bouwstof 1545 [hws] <Frans of Latijn |
materie stof 1240 [Bern.] <Latijn |
materieel stoffelijk 1824 [wei] <Frans |
mathematisch wiskundig 1635 [Cardinael, Mathematische of wisconstighe bewijs-redenen] <Frans |
matig binnen redelijke maat 1475 [mnw] <Nederduits {3.2} |
matigen* temperen 1450 [mnw] {3.1} |
matinee morgenbijeenkomst 1863 [kku] <Frans |
matineus gewoon vroeg op te staan 1901 [koe] <Frans |
matras beddenzak 1384-1407 [mnw] <Frans |
matriarchaat rechtstoestand via de vrouwelijke lijn 1893 [Aanv wnt] |
matrijs holle vorm, gietvorm 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 11] <Frans |
matrix getallenschema 1919 [Aanv wnt] <Engels |
matroesjka poppetje waarbinnen een kleiner poppetje, waarbinnen... enz. 1992 [gvd] <Russisch {3.2} |
matrone gehuwde vrouw op leeftijd 1488 [mnw] <Frans {4.1.4} |
[pagina 1010]
[p. 1010]
matroos gewoon schepeling 1584 [tntl 73, 1955, 104-5] <Frans |
matse ongezuurd brood 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
matsen iem. een voordeeltje gunnen 1974 [Endt] <Engels |
matten knokken 1950 [gvd] |
maturiteit volwassenheid 1650 [mey] <Frans |
mauser soort geweer 1904 [wnt dood i] <Duits {1.2.3/4.1.14} |
mausoleum grafteken 1824 [wei] <Latijn {3.2} |
mauve zacht paars 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.5} |
mauwen* het natuurlijke geluid van katten maken 1287 [cg NatBl] {3.1} |
maxi lange kleding 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
maxim soort machinegeweer 1915 [wnt water] <Engels {4.1.14} |
maximaal het maximum bereikend 1908 [wnt watt] <Frans |
maxime grondstelling 1615 [De Jonge iv, 33] <Frans |
maximum hoogste waarde 1626 [wnt] <Latijn |
maxwell eenheid van magnetische krachtstroom 1912 [kku] |
mayday sos-roep 1989 [Peptalk] <Engels |
mayo mayonaise 1987 [Kuitenbrouwer] {1.2.4/4.1.6/5} |
mayonaise eiersaus 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
mazelen* kinderziekte 1477 [Claes] {3.1} |
mazen* netwerk herstellen 1833 [wnt] |
mazurka dans 1827 [Weikert, Verklaring der meest gebruikelijke muzijkale kunstwoorden] <Russisch {3.2/4.1.15} |
mazzel geluk 1847 [kku] <Jiddisch {3.2} |
mazzel als tussenwerpsel: afscheidsgroet 1980 [Onze Taal dec. 1980, 115] <Jiddisch {3.2/4.3} |
m-business handel via de mobiele telefoon 2000 [Sanders 2001] <Engels |
m-commerce handel via mobiele telefonie 1999 [Sanders 2000] <Engels |
meander rivierbocht 1733 [Sanders 1995] <Latijn |
mecanicien werktuigkundige 1895 [Broeckaert] <Frans {4.1.13} |
meccano speelgoed 1914 [De Prins, 14/12] <Engels {4.1.18} |
mecenaat kunstbegunstiging 1959 [wnt Renaissance] |
mechanica theoretische werktuigkunde 1740 [wnt voorhoofd] <Latijn |
medaille erepenning 1567 [wnt] <Frans |
medaillon sieraad 1775 [wnt trommel] <Frans |
mede* bijwoord van hoedanigheid: samen 1236 [cg i 1, 20] |
mede* honingdrank 1265 [mnw] {4.1.6} |
mede* meekrap 1351-1400 [mnw] |
mededingen* concurreren 1836 [wnt] |
mededogen* barmhartigheid 1400 [mnw] |
medeklinker* consonant 1584 [Ruijs] |
medelijden deernis 1350 [mnw] <Duits |
medeplichtig* opzettelijk behulpzaam bij een misdrijf 1558 [mnw] |
medestander* partijgenoot 1450 [mnw] |
media communicatiemiddelen 1952 [Picarta: titel van het nipo] <Engels |
mediaal naar het midden gelegen 1863 [kku] <me Latijn |
mediaan zwaartelijn in driehoek 1872 [gvd] <Latijn |
mediamiek d.m.v. een medium 1947 [Aanv wnt] |
medicament geneesmiddel 1608 [Van Meteren, Commentarien 23.47.a] <Frans |
medicijn geneesmiddel 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
medicus arts 1440 [mnw] <Latijn |
mediene provincieplaats, de joden buiten Amsterdam 1916 [moo] <Jiddisch {3.2} |
medio bijwoord van tijd: midden 1607 [wnt venditie] <Latijn {4.1.7} |
mediteren peinzen 1360 [mnw] <Frans |
mediterraan m.b.t. de Middellandse Zee 1863 [kku] <Latijn |
medium middel 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 237] <Latijn |
medium persoon met supranormale vermogens 1874 [wnt trance] <Latijn |
medium half doorbakken 1989 [Peptalk] <Engels |
mediweed, mediwiet op recept verkrijgbare marihuana 1997 [De Coster 1999] {4.1.6} |
medley potpourri 1939 [kwt] <Engels {4.1.16} |
medoc rode wijnsoort 1814-1815 [wnt] <Frans {4.1.6} |
meedenken* met anderen nadenken over een oplossing 1968 [R75] {3.1} |
meedogenloos* zonder medelijden 1688 [wnt verschuldigd] |
mee-eter* verstopt talgkliertje 1824 [wei comedones] |
meekrap* plant, kleurstof daaruit 1514 [Groten Herbarius] |
meel* gemalen graan 1240 [Bern.] |
meeldauw plantenschimmel 1666 [Claes] <Duits |
[pagina 1011]
[p. 1011]
meeldraad* stuifmeel producerend deel van bloem 1773 [hou ii, 1, 74] |
meent* gemene weide 1285 [cg Rijmb.] |
meer* waterbekken 755-768 [Künzel] {2.3} |
meer* bijwoord van kwantiteit 1100 [Willeram] |
meer* onbepaald telwoord 1100 [Willeram] {4.2} |
meerder* groter 1410 [mnw] {4.2} |
meerdere onbepaald telwoord 1859 [wnt] <Duits {4.2} |
meerderjarig* volwassen 1599 [Kil.] |
meerkat* hondsaap 1477 [Teuth.] {4.1.3} |
meerkoet* ralvogel 1776 [wnt] {3.1} |
meermin* zeevrouw 1240 [Bern.] {3.1} |
meers* weide 772-776 [Künzel] {2.3} |
meerschuim delfstof 1793 [wnt] <Duits |
meerval* beenvis 1765 [hou i, 8, 88] |
meervoud* vorm van naamwoord voor een aantal 1584 [Ruijs] |
meestal* bijwoord van tijd: bijna altijd 1772 [Picarta: titel van Uitet] {4.1.7} |
meester onderwijzer 1236 [cg i 1, 21] <Frans |
meesterknecht eerste knecht 1450 [hws] |
meesterwerk werk van een gildemeester, voortreffelijk werk 1494-1512 [hws] |
meet streep, honk 1618 [wnt] <Latijn {4.1.18} |
meeting bijeenkomst 1869 [Aanv wnt] <Engels {1.2.5/1.4} |
meetkunde* geometrie 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
meetronen* meelokken 1844 [wnt weg ii] |
meeuw* meeuwachtige 1287 [cg NatBl] |
meewarig* deelnemend 1599 [Kil.] |
megabyte eenheid van 1.048.576 bytes 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 27] <Engels |
megafoon versterkende geluidstrechter 1912 [kku] {4.1.17} |
megahit zeer grote hit 1985 [De Coster 1999] |
megalomanie grootheidswaan 1929 [kwt] |
megastore zeer groot warenhuis 1999 [gvd] <Engels |
mei vijfde maand 1270 [cg i 1, 145] <Latijn {4.1.7} |
meid* jong meisje 1488 [mnw] {4.1.4} |
meid* dienstmeisje 1571 [wnt] |
meier rentmeester 1240 [Bern.] <me Latijn |
meier Bargoens: honderd gulden 1680 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
meieren zaniken 1913 [Aanv wnt] |
meikers vroegrijpe kers 1778 [wnt] {4.1.2} |
meikever insect 1766 [hou i, 9, 210] |
meineed valse eed 1240 [Bern.] <? {3.5} |
meisje* vrouwelijk kind 1629 [wnt] {4.1.4} |
mejuffrouw* titel voor meisje of ongehuwde vrouw 1621 [wnt verschieten] |
mekkeren* het natuurlijke geluid van geiten maken 1783 [wnt] {3.1} |
melaats aan lepra lijdend 1343-1344 [mnw] |
melancholie zwartgalligheid 1240 [Bern.] <Frans |
melange mengsel 1824 [wei] <Frans |
melaniet granaatsoort 1847 [kku] <Duits |
melasse suikerhoudende massa 1704 [West Indisch plakkaatboek 254] <Frans |
melden* bekendmaken 1240 [Bern.] |
mêlee strijdgewoel 1824 [wei] <Frans |
melig* flauw 1721 [wnt] |
melisme reeks tonen op één lettergreep 1824 [wei] <modern Latijn |
melissavirus gevaarlijk computervirus 1999 [Sanders 2000] <Engels |
melisse plant 1543 [mnw] <Frans |
melk* vloeistof uit zoogklieren 1240 [Bern.] {4.1.6} |
melkboer* iem. (oorspr. boer) die melk in het klein verkoopt 1659 [wnt] {4.1.13} |
melken* van melk ontlasten 1300 [cg I4, 2781/2] |
Melkertbaan gesubsidieerde baan voor iemand die moeilijk werk vindt 1995 [De Coster 1999] |
melkmuil* onvolwassen jongeman 1567 [wnt] {3.1} |
melkweg* sterrenstelsel 1634 [wnt wolk i] |
melodie wijsje 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
melodrama toneelspel met muziek 1855 [wnt opgesmukt] <Frans {4.1.15} |
meloen komkommerachtige vrucht 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.2} |
melomaan met hartstochtelijke liefde voor muziek 1847 [kku] <Frans |
meltdown het smelten van de lading van een kernreactor 1984 [gvd] <Engels |
membraan vlies 1604 [wnt uitsijpen] <Frans |
memme joodse moeder 1974 [Beem, Uit Mokum en Mediene] <Jiddisch {3.2} |
memo korte mededeling 1976 [gvd] {1.2.4} |
memoires levensherinneringen 1824 [wei] <Frans |
memorabel gedenkwaardig 1596 [Aanv wnt] <Frans |
memorandum nota 1830 [wnt vertrouwelijk] <Latijn {1.2.4} |
memoreren herinneren 1901 [kui] <Latijn |
memorie geheugen 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
men* onbepaald voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
menagerie verzameling wilde dieren 1836 [wnt] <Frans |
[pagina 1012]
[p. 1012]
mendelevium chemisch element 1955 [wnt transuraan] <modern Latijn |
mendelisme erfelijkheidswetten 1929 [kwt] |
meneer* aanspreektitel voor een man, aanvankelijk van hoge rang 1350 [mnw] |
menen* bedoelen, denken 1265-1270 [cg Lut.K] |
mene-tekel dreigende waarschuwing 1901 [kui] |
mengelmoes* mengsel, allegaartje 1617 [wnt afkijken Suppl] |
mengen* stoffen door elkaar brengen 1240 [Bern.] |
menhir voorhistorische zuil 1909 [wp] <Frans |
menie rode verfstof 1378 [mnw] <Latijn |
menig* onbepaald voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
menigeen* onbepaald voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
menigte* grote hoeveelheid 1280 [cg i] {1.2.4} |
mening* opinie 1283 [cg i 1, 722] |
meningitis hersenvliesontsteking 1847 [kku] <modern Latijn |
meniscus kraakbeenschijf in het kniegewricht 1886 [wnt vier i] <modern Latijn {3.2} |
menist doopsgezinde 1621 [wnt] {4.1.8} |
mennen dieren d.m.v. een leidsel besturen 1240 [Bern.] <Frans |
mennoniet doopsgezinde 1578 [wnt verhaand] {4.1.8} |
menopauze het ophouden van menstruatie 1938 [wnt atrophieeren Suppl] <Frans |
menora liturgische kandelaar 1929 [De Vries, Joodsche riten en symbolen] <Hebreeuws {3.2} |
mens* (m.) hoogst ontwikkelde wezen 1236 [cg i 1, 22] {1.2.3/4.1.3} |
mens* (o.) minachtend voor een vrouw 1784-1785 [wnt] {1.2.3/4.1.4} |
mensa studentenrestaurant 1910 [wnt tombe] <Latijn |
mensaap* primaat 1914 [gvd] {1.2.1/4.1.3} |
mensendieckgymnastiek kamergymnastiek 1948 [kwt] <Duits {3.2/4.1.18} |
mens-erger-je-niet* bordspel 1925 [http:/users.pandora.be/vlaams.spellenarchief] {4.1.18} |
mensjaar* politiek correcte benaming voor manjaar 1983 [R84] {3.1/4.1.7} |
mensjewiek aanhanger van Russische politieke partij 1924 [gvd] <Russisch {3.2} |
menstruatie maandstonden 1846 [wnt voetbad] <modern Latijn |
menstrueren menstruatie hebben 1824 [wei] <Latijn |
mentaal m.b.t. de geest 1620 [Aanv wnt] <Frans |
menthol pepermuntolie 1914 [gvd] <Duits {3.2} |
mentor leidsman 1824 [wei] |
menu spijskaart 1865 [kvw] <Frans {1.2.3} |
menu lijst keuzemogelijkheden van een computerprogramma 1984 [De Coster 1999] <Engels {1.2.3} |
menuet dans 1750 [wnt] <Frans {4.1.15} |
mep* klap 1787 [wnt] {3.1} |
meppen* slaan 1912 [wnt trederik] {3.1} |
merchandising marktonderzoek 1968 [kwt] <Engels |
merci tussenwerpsel: bedankt 1847 [Aanv wnt] <Frans {4.3} |
mercurius kwikzilver 1523 [wnt] <me Latijn |
merel zangvogel 1240 [Bern.] <Latijn |
meren* een schip vastleggen 1240 [Bern.] |
merg* substantie in beenderen 1287 [cg NatBl] |
mergel vettige aarde 1258 [hws] <me Latijn |
meridiaan cirkel over aardoppervlak 1595 [wnt versieren] <Latijn |
meridionaal zuidelijk 1669 [mey] <Frans |
meringue gebakje 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
merinos wollen stof 1843 [wnt] <Frans {4.1.9} |
merite verdienste 1650 [mey] <Frans |
merk* teken 1323 [Verzameling van Stukken die betrekking hebben tot Overysselsch Regt] |
merken* van een teken voorzien, gadeslaan, opletten 1240 [Bern.] |
merrie* vrouwtjespaard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
merseybeat rockmuziek die uit Liverpool kwam 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
mes* snijwerktuig 1240 [Bern.] |
mesalliance huwelijk beneden de stand 1816 [Aanv wnt] <Frans |
mescal Mexicaanse sterkedrank 1886 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
mescaline drug 1961 [gvd] {4.1.6} |
mesjogge Bargoens: gek 1903 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
Mesolithicum middensteentijd 1937 [Ter Laan, Beknopte Ned. Enc.] <modern Latijn |
meson materiedeeltje 1956 [Picarta: titel van H.A. Tolhoek] |
Mesozoïcum geologisch tijdperk 1930 [Delsman, Dierkunde 553-554] <modern Latijn |
mess officiers- en onderofficierseetzaal 1835 [Teenstra, Landbouw in de kolonie Suriname ii:125] <Engels |
Messias de Gezalfde 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Latijn |
messidor oogstmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
messing geelkoper 1240 [Bern.] |
mest* uitwerpselen 1240 [Bern.] |
[pagina 1013]
[p. 1013]
mesten* vruchtbaar maken door bemesting 1240 [Bern.] {1.2.3} |
mesten* vet maken (van varkens) 1240 [Bern.] {1.2.3} |
mesties halfbloed 1596 [Linschoten 42] <Spaans {3.2} |
met* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
meta halve rekening 1863 [kku] <Italiaans {3.2} |
metaal groep elementen 1240 [Bern.] <Frans |
metabletica leer der maatschappelijke veranderingen 1956 [wnt verandering] |
metabolisch gedaantewisseling ondergaand 1872 [gvd] |
metafoor overdrachtelijke uitdrukking 1786-1793 [wnt leenspreuk] <Frans |
metafysica leer van het bovenzinnelijke 1663 [mey] <me Latijn |
metal vorm van rockmuziek 1983 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
metallurgie leer van de metaalbewerking 1770 [wnt wederomstuiten] <Frans |
metamorf uit ander gesteente ontstaan 1933 [Bos, Geologie voor Natuurvrienden 29] |
metamorfose gedaanteverwisseling 1745 [mey] <Frans {1.2.4} |
metastase uitzaaiing 1721 [Aanv wnt] <Frans |
meteen* bijwoord van tijd: dadelijk 1602 [wnt] {4.1.7} |
meten* een maat bepalen 1240 [Bern.] |
meteoor verschijnsel in dampkring 1778 [wnt] <Frans |
meteorologie weerkunde 1824 [wei] <Frans |
meter doopmoeder 1330 [mnw] <me Latijn {4.1.4} |
meter 100 centimeter 1802 [wnt] <Frans {1.2.2/3.2} |
metgezel* reisgenoot 1477 [Teuth.] |
methaan gas 1886 [Aanv wnt] |
methadon vervangingsmiddel van morfine 1984 [gvd] <Engels {4.1.6} |
methode vaste manier van handelen 1622 [wnt wijdloopig] <Frans |
methodiek leer der te volgen methoden 1908 [wnt toxicoloog] <Duits |
methodist aanhanger van bepaalde godsdienst 1738 [Picarta: titel van F. Spanhemius] <Engels {3.2/4.1.8} |
metical munteenheid van Mozambique 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
metier vak 1777 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
m'etje, emmetje maandstonden 1961 [gvd] <L {3.4} |
metrage lengte in meters 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
metrisch op de versmaat betrekking hebbend 1816 [wnt wederkeering] <Latijn |
metro ondergrondse 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
metromanie rijmwoede 1824 [wei] <Frans |
metropoliet hoofd van kerkprovincie 1664 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
metropool wereldstad 1669 [mey] <Frans |
metrum versmaat 1737 [wnt] <Latijn |
metselaar iem. die metselen als beroep uitoefent 1343-1346 [mnw] {4.1.13} |
metselen bouwen met mortel en stenen 1360 [mnw] |
metten eerste deel van dagelijks breviergebed 1236 [cg i 1, 25] <me Latijn |
metterdaad* bijwoord van modaliteit: werkelijk 1567 [wnt wijchgeren] |
metworst* worst van gehakt varkensvlees 1477 [Teuth.] {4.1.6} |
meubel stuk huisraad 1652 [wnt] <Frans {4.1.9} |
meug* trek 1421 [mnw] |
meun* beenvis 1862 [wnt] |
meuren* slapen 1978 [Salleveldt, Wrdb. Jan Soldaat] {3.1} |
meuren* winden laten 1984 [gvd] {3.1/4.4} |
meute troep, horde 1832 [wei] <Frans |
mevrouw* aanspreektitel voor een vrouw 1431-1436 [mnw] |
mezoeza aan deurpost bevestigd fragment van het ot 1899 [dbl] <Hebreeuws {3.2} |
mezzanine tussenverdieping 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
mezzo bijwoord: half 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
mezzosopraan zangstem tussen sopraan en alt 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
mi muzieknoot 1350 [mnw] |
mi Chinees vermicellitype 1976 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6} |
miauwen* het natuurlijke geluid van katten maken 1669 [wnt] {3.1} |
mica glimmer 1778 [wnt] <Latijn |
microbe zeer klein levend organisme 1888 [wnt] <Frans |
microfoon geluidsversterker 1872 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
micron 0,000001 m 1894 [Aanv wnt] |
microprocessor geïntegreerde schakeling van een computer op één chip 1977 [R84] <Engels |
microscoop optisch instrument 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt] |
microtoom apparaat om dunne plakjes te snijden 1886 [kku] |
[pagina 1014]
[p. 1014]
midasoren ezelsoren 1856-1859 [wnt oor] |
middag* midden van de dag 1236 [cg i 1] {3.1/4.1.7} |
middag* namiddag 1452-1494 [hws] {4.1.7} |
middel* middelste deel, bv. van een lichaam 1102-1105 [Claes] {2.3} |
middel* hulpmiddel 1573 [Plantijn] |
middelbaar* gemiddeld 1354 [mnw] |
Middeleeuwen* tijdperk tussen Oudheid en nieuwe tijd 1756 [wnt toneel i] |
middelpunt centrum 1500 [hws] |
middels voorzetsel 1914 [gvd] <Duits {3.2/4.2} |
midden* punt op gelijke afstand van de uitersten 694 [Gysseling 1960] {2.3} |
middenrif* tussenschot tussen borst- en buikholte 1485 [mnw rijf] |
middernacht* twaalf uur 's nachts 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.7} |
middle of the road pretentieloze muziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
midgetgolf miniatuurgolf 1954 [De Vooys] <Engels {4.1.18} |
mie homoseksueel 1976 [gvd] |
mier* insect 1240 [Bern.] |
mieren* zaniken, zeuren 1898 [gvd] |
miereneter* tandarm zoogdier 1761 [wnt vier] {4.1.3} |
mierenneuker* pietluttig persoon 1984 [gvd] {3.1} |
mierik lepelblad 1351 [mnw] |
mies Bargoens: ongunstig 1916 [moo] <Jiddisch {3.2} |
mieter scheldwoord 1898 [gvd] |
mieters tussenwerpsel: fijn 1898 [gvd] {1.2.1/4.3} |
mietje homoseksueel 1882 [Aanv wnt] |
miezemuizen* kniezen, tobben 1999 [gvd] {3.1} |
miezerig* nietig 1784-1785 [wnt] |
miezerig* regenachtig 1897 [wnt] |
migraine schele hoofdpijn 1824 [wei] <Frans |
migrant die naar een ander land verhuist 1956 [Aanv wnt] <Latijn |
migratie het zich verplaatsen 1669 [mey] <Frans |
migreren trekken 1650 [mey] <Latijn |
mihoen rijstvermicelli 1984 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6} |
mihrab nis in moskee die gebedsrichting aangeeft 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
mij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
mijden* ontwijken 1265-1270 [cg Lut.K] |
mijl lengtemaat 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
mijmeren* peinzen 1481 [mnw] |
mijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
mijn plaats waar kolen, ertsen opgegraven worden 1376-1400 [mnw] <Frans |
mijn* afslag 1390-1407 [hws] |
mijnheer* titel voor een man 1289 [cg I2, 1359] |
mijt* spinachtige 1287 [cg NatBl] |
mijt* muntje 1300 [mnw] {4.1.12} |
mijt zorgvuldig opgestapelde hoop hooi of stro 1428 [mnw] <Latijn |
mijter hoofddeksel 1240 [Bern.] <Frans |
mik brood 1384-1428 [mnw] <Latijn {4.1.6} |
mikado titel van Japanse keizer 1872 [gvd] <Japans {3.2} |
mikado behendigheidsspel met houtjes 1984 [gvd] {4.1.18} |
mikken* richten 1597 [wnt] |
mikmak rommel 1823 [wnt] <Frans {3.1} |
mild* zachtaardig 1240 [Bern.] |
milicien dienstplichtige 1821 [wnt] <Frans {4.1.14} |
milieu omgeving 1888 [Aanv wnt] <Frans |
militair m.b.t. het krijgswezen 1586 [wnt] <Frans |
militant strijdlustig 1862 [Aanv wnt] <Frans |
military bepaalde paardenwedstrijd 1936 [Wie Wat Waar 1937, 270] <Engels {4.1.18} |
militie krijgsmacht gelicht uit de bevolking 1795 [wnt] <Frans {3.2/4.1.14} |
miljard telwoord 1872 [wnt] <Frans {4.2} |
miljoen telwoord 1510 [Kool] <Frans {4.2} |
milkshake drank 1960 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
mille telwoord 1824 [wei] <Frans {4.2} |
millennium tijdperk van 1000 jaar 1886 [kku] <modern Latijn {4.1.7} |
millenniumbaby eerste baby die in 2000 is geboren 1998 [Sanders 2000] <Engels |
millenniumbug probleem dat computers het jaar 2000 niet kunnen verwerken 1997 [Sanders 2001] <Engels |
milligram 0,001 gram 1816 [wnt dukaat] <Frans {3.2} |
millimeter 0,001 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
milreis vroegere Portugese en Braziliaanse munt 1847 [kku] <Portugees {3.2} |
milt* orgaan 1287 [cg NatBl] |
mime gebarenspel 1872 [gvd] <Frans {4.1.15} |
mimicry camouflage 1895 [Aanv wnt] <Engels |
mimiek kunst om door gebaren uitdrukkingen weer te geven 1838 [wnt] <Frans |
mimosa plantengeslacht 1734 [HubWes] <modern Latijn |
min* liefde 1100 [Willeram] |
[pagina 1015]
[p. 1015]
min* gering 1236 [cg i 1, 22] |
min* zoogster 1350 [mnw] {4.1.13} |
minachten* geringschatten 1806 [wnt verachten] |
minaret toren van een moskee 1698 [wnt] <Frans |
minco minderwaardigheidscomplex 1984 [gvd] <L {3.4} |
minder* kleiner 1287 [cg NatBl] |
minderbroeder* franciscaan 1265-1270 [vmnw] {4.1.8} |
minderjarig* nog niet mondig 1599 [Kil.] |
mineraal bestanddeel van aardkorst 1596 [wnt turbith] <Frans |
mineraalwater koolzuurhoudend water 1777 [wnt] {4.1.6} |
minestrone dikke soep 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
mineur mijnenlegger 1578 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
mineur kleinetertstoonschaal 1872 [gvd] <Frans |
mini korte kleding 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
miniatuur kleine geschilderde illustratie 1612 [wnt verlichten i] <Frans |
miniem zeer klein, gering 1890 [Aanv wnt] <Frans |
minima mensen met een heel laag inkomen 1985 [De Coster 1999] |
minimaal uiterst klein 1904 [wnt wet i] <Engels |
minimum kleinste waarde 1805 [mey] <Latijn {1.2.4} |
minister eerste staatsdienaar 1698 [wnt] <Frans |
ministerie departement van bestuur 1767 [wnt voorspraak ii] <Frans |
minister-president voorzitter van de ministerraad 1863 [wnt staatsman] {3.1} |
mink kostbaar bont 1968 [kwt] <Engels |
minkukel* dom persoon 1963 [Mondria, Bommelbibl.] {1.2.5/4.4} |
minnekozen vrijen 1635 [wnt] |
minnen* liefhebben 901-1000 [wps] |
minoriteit minderheid 1650 [mey] <Frans |
minst* kleinste 1100 [Willeram] |
minstens bijwoord: op zijn minst 1850 [wnt minst] <Duits |
minstreel troubadour 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
minuscuul zeer klein 1929 [kwt] <Frans |
minuskel kleine letter 1867 [Alg. Ned. Enc.] <Latijn |
minutieus zeer nauwkeurig 1858 [Aanv wnt] <Frans |
minuut eerste beknopt schriftelijk ontwerp 1470 [mnw] <Latijn |
minuut 60e deel van uur 1494 [mnw] <Frans {4.1.7} |
minzaam beminnelijk 1348 [mnw] <Duits |
Mioceen geologisch tijdperk 1881 [Aanv wnt] <Engels |
mirabel een pruim 1854 [wnt] <Frans {4.1.2} |
miraculeus wonderbaar 1578 [wnt] <Frans |
mirakel wonder 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
mirre welriekende gomhars 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
mis rooms-katholieke kerkdienst 1236 [cg i 1, 21] <Latijn |
mis* niet raak 1451-1500 [mnw] |
misantroop mensenhater 1697 [wnt] <Frans |
misbaar* geschreeuw 1285 [cg Rijmb.] |
misdaad* vergrijp 901-1000 [wps] |
misdrijf* strafbaar feit 1626 [wnt] |
miserabel ellendig 1514 [mnw] <Frans |
misère ellende 1817 [Aanv wnt] <Frans |
misericorde middeleeuwse dolk 1300 [mnw] <Frans {4.1.14} |
mishagen* niet aanstaan 1461 [mnw] |
misjna verzameling joodse wetten 1824 [wei] <Hebreeuws {3.2} |
miskennen* niet erkennen 1785 [wnt] |
mismoedig* neerslachtig 1395 [mnw] |
mispel vrucht 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2} |
mispunt stuk ongeluk 1874 [wnt] |
miss juffrouw 1824 [wei] <Engels |
missaal misboek 1392 [mnw] <me Latijn |
misschien* bijwoord van modaliteit: wellicht 1236 [cg i 1, 23] |
misselijk* onpasselijk 1611-1620 [wnt] |
missen* niet treffen 1200 [cg ii 1 Servas] |
missie zending 1766 [wnt] <Frans |
missionaris rooms-katholieke zendeling 1777 [Chr. de Beet, Eerste Bonni-oorlog 234] <Frans {4.1.8} |
missive brief 1467-1490 [hws] <Frans |
mist* verdichting van waterdamp 1287 [cg NatBl] {4.1.1} |
mistletoe maretak 1912 [kku] <Engels |
mistral bepaalde wind in Zuid-Frankrijk 1847 [kku] <Provençaals {4.1.1} |
mistroostig* neerslachtig 1410 [mnw] |
mitella draagdoek 1832 [wei] <Latijn |
mitigeren lenigen 1547 [hws] <Frans |
mitrailleur snelvuurwapen 1894 [wnt] {4.1.14} |
mits* onderschikkend voegwoord 1868 [wnt] {4.2} |
[pagina 1016]
[p. 1016]
mitsgaders* nevenschikkend voegwoord 1299 [cg I4, 272] {4.2} |
mixen mengen 1921 [Aanv wnt] <Engels |
mixer mengtoestel voor in de keuken 1959 [Wonderbaarlijke cycloram voor de huisvrouw] <Engels {4.1.9} |
mixture mengsel 1984 [gnn] <Engels |
mixtuur vloeibaar artsenijmengsel 1598 [wnt arsenicum Suppl] <Latijn |
mmm* tussenwerpsel: uitroep van verrukking 1984 [gvd] {4.3} |
mobiel voorzien van eigen transportmiddelen 1830 [wnt] <Frans |
mobiel(tje) mobiele telefoon 1994 [pc+ 6/10, 17, 11] <Engels {4.1.17} |
mobiliseren troepen in het veld brengen 1847 [kku] <Frans |
mobiliteit beweeglijkheid 1669 [mey] <Frans |
mobilofoon radiotelefoon in vervoermiddelen 1956 [Aanv wnt] {4.1.17} |
mocassin indianenschoen 1847 [kku] <Engels {4.1.9} |
modaal model staand 1961 [gvd] <Frans |
modder* mengsel van aarde en water 1287 [cg NatBl] |
modderen* baggeren, van modder zuiveren 1346-1548 [mnw] |
mode trend 1574 [Claes] <Frans |
model voorbeeld 1573 [Plantijn] <Frans |
modem toestel t.b.v. telefoonaansluitingen 1973 [Picarta: titel van Samson Automatiserings Service Centrum N.V.] <Engels {4.1.17} |
moderamen dagelijks bestuur van een classis 1869 [Aanv wnt] <Latijn {4.1.8} |
moderatie matiging 1443 [hws] <Frans |
moderator geestelijk adviseur 1816 [wnt suspenderen] <Latijn |
moderator leider van gesprek of nieuwsgroep 1992 [R99] <Engels |
modern tot de nieuwere tijd behorend 1617 [wnt] <Frans |
moderniseren modern maken 1816 [wnt tweede] <Frans |
modernisme avant-garde beweging 1914 [gvd] <Frans |
modieus volgens de mode 1717 [wnt mode] {3.3} |
modificatie detailverandering 1502 [wnt verklaarzen] <Frans |
modificeren wijzigen 1601-1625 [wnt proefjaar] <Latijn |
modinette modenaaister 1956 [Aanv wnt] {3.3/4.1.13/5} |
modulatie stembuiging 1669 [mey] <Frans |
moduleren voordragen 1669 [mey] <Frans |
modus wijze, manier 1649 [wnt wijze i] <Latijn |
moe* vermoeid 1100 [Willeram] |
moed* flinkheid 1351-1400 [mnw] {1.2.3} |
moëddzin oproeper tot gebed 1847 [kku] <Turks {3.2} |
moeder* vrouw met kinderen 901-1000 [wps] {1.2.4/4.1.4} |
moederkoek* nageboorte 1770 [wnt vruchtbeginsel] |
Moedermaagd* de maagd Maria 1438 [mnw] {3.1} |
moedernaakt* geheel naakt 1290 [cg ii 1 En.Codex] {4.4} |
moederneuker* scheldwoord 1989 [Heestermans, Luilebol] {3.1} |
moedervlek* huidvlek waarmee men geboren is 1761 [hou i, 1, 305] |
moederzielalleen helemaal alleen 1793-1796 [wnt] <Duits {4.4} |
moedjahedien islamitische vrijheidsstrijders 1992 [gvd] <Arabisch {3.2} |
moedwil* boze opzet 1300-1393 [mnw] {3.1} |
moeflon herkauwer 1857 [Aanv wnt] <Frans {4.1.3} |
moefti islamitisch rechtsgeleerde 1863 [kku] <Arabisch {3.2} |
moei* tante 1240 [Bern.] {4.1.4} |
moeilijk* aanleiding gevend tot moeite 1287 [cg NatBl] |
moeite* last 1276-1300 [mnw] |
moeizaam met grote moeite 1806 [wnt] <Duits |
moer* veen 771-814 [Claes] {2.3} |
moer* bezinksel 1599 [Kil.] |
moer* bevestiging voor schroef 1811 [wnt] {1.2.4} |
moeras drassig land 1599 [Kil.] <Frans |
moerbei vrucht 1351-1400 [mnw] {4.1.2} |
moeren* kapot maken 1872 [gvd] |
moeren* morrelen 1907 [wnt moeren iii] |
moerhaas* wijfjeshaas 1642 [wnt moer i] |
moes* brij 901-1000 [wps] |
moesson periodieke wind, jaargetijde waarin deze wind waait 1646 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.1} |
moet* vlek 1678 [wnt] |
moeten* verplicht zijn, behoren 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
moezjiek boer 1863 [kku] <Russisch {3.2} |
mof losse mouw 1451-1500 [mnw] |
mof Duitser 1581 [wnt] <Duits |
moffel oven 1789 [wnt] <Duits of Frans |
mogelijk* kunnende gebeuren 1240 [Bern.] |
[pagina 1017]
[p. 1017]
mogen* vrijheid hebben te, vermogen 1200 [cg ii 1 Servas] |
mogendheid* natie 1526 [wnt] |
mohair weefsel van angorawol 1881 [wnt] <Engels {4.1.9} |
mohammedaan volgeling van Mohammed 1617 [wnt] |
moiré gevlamd 1847 [Aanv wnt] <Frans |
mok* kroes 1611-1620 [wnt] |
moker* breekhamer 1657 [wnt] |
mokka beste kwaliteit koffie 1606 [wnt] <Frans {4.1.6} |
mokkel* dik kind, mollige vrouw 1721 [wnt mokkel ii] {3.1} |
mokken* pruilen 1599 [wnt] {3.1} |
mokum stad 1769 [moo] <Jiddisch {3.2} |
mol* insectenetend zoogdier 1270 [cg i 1, 170] {4.1.3} |
mol verlagingsteken in muziekschrift 1685 [Toll.] <Frans |
mol spion in een organisatie 1974 [De Coster 1999] <Engels |
molaar maalkies 1901 [kui] <Latijn |
molecule kleinste deel met alle chemische eigenschappen 1847 [kku] <Frans |
molen werktuig tot fijnmalen van m.n. graan 1112 [Claes] <Latijn {2.3} |
molenaar exploitant van een molen 1266-1267 [cg i] <me Latijn {1.2.4/4.1.13} |
molestatie overlast 1451 [mnw] <Frans |
molesteren overlast aandoen 1351 [mnw] <Frans |
molière lage schoen 1898 [gvd] {1.4/3.3/4.1.9} |
molla islamitisch schriftgeleerde 1824 [wei] <Turks {3.2} |
mollen doden 1706 [wnt] <Romani {3.2/4.4} |
mollig* zacht, rond 1678 [wnt] |
mollusk weekdier 1865 [kvw] <Frans |
molm* stof van vergaan hout e.d. 1401-1500 [mnw] {3.1} |
moloch afgod waaraan alles opgeofferd moet worden 1646 [wnt vogel] <Latijn |
molotovcocktail bom bestaande uit fles benzine met lont 1953 [Huizinga] <Duits {3.2/4.1.14} |
molto veel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
molton dik weefsel 1824 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
molybdeen chemisch element 1868 [wnt waterlood] <Frans |
mom masker 1477 [Teuth.] <Frans |
mombakkes (bizar) masker 1649 [wnt] |
moment ogenblik 1485 [mnw] <Frans |
mompelen* binnensmonds spreken 1477 [Teuth.] {3.1} |
monade eenheid 1591 [Kool] <Frans |
monarch alleenheerser 1605-1616 [wnt] <Latijn |
monarchie keizerrijk, koninkrijk 1657 [wnt] <Frans |
monastiek m.b.t. kloosterleven 1563 [Aanv wnt] <Frans |
mond* holte achter de lippen 698-699 [Claes] {2.3} |
mondain werelds 1824 [wei] <Frans |
monddood niet in staat te spreken 1946 [wnt aftoffelen Suppl] <Duits {3.2} |
mondiaal wereld- 1929 [Aanv wnt] <Frans |
mondig* niet meer onder voogd, zelfstandig kunnende beslissen 1276 [cg i 1, 301] |
mondvoorraad proviand 1872 [wnt vrede] <Duits |
monetair m.b.t. het geld 1921 [Aanv wnt] <Frans |
monetarisme mening dat de economie het best wordt beheerst door regulering van de geldhoeveelheid 1979 [Wijnands&Ost] |
money geld 1623 [wnt moni] <Engels {3.2} |
monisme stelsel waarbij regering en volksvertegenwoordiging één macht vormen 1860 [wnt web] <modern Latijn |
monitor beeldscherm 1961 [wnt trien] <Engels {1.3} |
monitoring controle tijdens technisch proces 1984 [gvd] <Engels |
monkelen* meesmuilen 1599 [Kil.] {3.1} |
monnik kloosterling 890 [Claes] <Latijn {2.3/4.1.8} |
monnikenwerk moeitevolle arbeid die niets oplevert 1539 [Sartorius, Centuria Syntaxeon 6] |
monochroom eenkleurig 1832 [wei] <Latijn |
monocle oogglas 1879 [Aanv wnt] <Frans |
monoftong enkele klinker 1950 [gvd] |
monogaam enkelvoudig huwend (van mens) of samenlevend (van dier) 1912 [Aanv wnt] <Frans |
monogram figuur van dooreengevlochten (begin)letters 1669 [mey] <Frans |
monokini bikini zonder bovenstuk 1964 [Aanv wnt] <Engels |
monoliet bouwdeel uit één stuk steen 1847 [kku] <Frans |
monoloog alleenspraak 1872 [gvd] <Frans |
monomanie op één punt toegespitste waanzin 1847 [kku] <Frans |
monopolie alleenrecht tot verkoop 1698 [wnt] <Latijn |
[pagina 1018]
[p. 1018]
monopoliseren tot een monopolie maken 1865 [kvw] <Frans |
monopoly gezelschapsspel 1977 [Larousse Enc.] <Engels {4.1.18} |
monotheïsme geloof in één god 1832 [wei] <Duits |
monotoon eentonig 1824 [wei] <Frans |
monseigneur titel van hoge geestelijken 1832 [wei] <Frans |
monsieur aanspreektitel voor een man, aanvankelijk van hoge rang 1612 [wnt] <Frans |
monster gedrocht 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
monster proefstuk 1337 [mnw] <Frans |
monsteren keuren 1376-1400 [mnw] |
monstrans vaatwerk voor de hostie 1557 [wnt] <me Latijn |
monstruositeit gedrochtelijkheid 1872 [gvd] <Frans |
montage het monteren 1908 [wnt dicht ii] <Frans |
monter opgewekt 1599 [Kil.] <Duits |
monteren in elkaar zetten 1608 [Van Meteren, Commentarien 28.152] <Frans |
montessorionderwijs een onderwijsmethode 1924 [gvd] |
monteur vakman die machines herstelt 1865 [kvw] <Frans {4.1.13} |
montuur inlijsting van een bril 1913 [wnt] <Frans |
montycoat overjas 1955 [Stoop] {4.1.14} |
monument gedenkteken 1665 [wnt] <Frans of Latijn |
mooi fraai, bevallig 1350 [mnw] <? {1.2.5/1.3/3.5} |
moonboots kunststof laarzen met extra isolatie van celstof 1984 [gnn] <Engels {4.1.9} |
moor* modder 1259 [mnw] |
moord* doodslag met voorbedachten rade 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] |
moordenaar die een moord begaat 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.5} |
moordkerel prima kerel 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2} |
moordwapen* instrument om mee te doden 1246 [Slicher] {2.4/3.1} |
moorkop gebakje 1937 [wnt appel Suppl] {4.1.6} |
moos Bargoens: geld 1844 [moo] <Jiddisch {3.2} |
moot* schijf 1665 [wnt] |
mop* grap 1895 [wnt] |
mop dekzwabber 1992 [gvd] <Engels |
moped bromfiets 1984 [gvd] <Duits of Zweeds {3.2/4.1.10} |
mopperen* brommen 1853-1857 [De Jager, Frequentatieven] {1.4/3.1} |
mops* hondensoort 1778 [wnt steen] {4.1.3} |
moraal heersende zeden, zedenleer 1528 [Mak] <Frans |
moraliseren zedenpreken 1481 [mnw] <Frans |
moratorium uitstel (van betaling) 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
morbide ziekelijk 1847 [kku] <Frans |
mordent verkorte triller (in de muziek) 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
mordicus bijwoord: onverzettelijk 1941 [wnt trawantelen] <Latijn |
moreel zedelijk 1889 [wnt] |
morel kers 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Italiaans {3.2/4.1.2} |
morendo bijwoord: wegstervend 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
morene bergpuin op rand van gletsjer 1872 [gvd] <Frans |
mores zeden 1660 [wnt] <Latijn |
morfeem betekeniseenheid 1934 [Aanv wnt] |
morfine bedwelmend middel 1843 [Witsen Geysbeek (opium)] <Duits {4.1.6} |
morfologie vormleer 1832 [wei] <Duits |
morgen* ochtend 901-1000 [wps] {4.1.7} |
morgen* landmaat 1130-1161 [Slicher] {2.4} |
morgen* de dag na vandaag 1240 [Bern.] |
morgenland het Oosten 1729 [wnt] <Duits |
mormel lelijk schepsel of voorwerp 1896 [wnt mormeldier] |
mormeldier knaagdier 1542 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.3} |
mormoon lid van een godsdienstsekte 1856 [Picarta: titel van M. Busch] <Engels {4.1.8} |
morrelen* peuteren 1709 [wnt] {3.1} |
morren* brommen, zich beklagen 1300 [mnw] {3.1} |
morsdood ineens dood 1598 [wnt] <Nederduits {3.2/4.4} |
morse alfabet voor telegrafisch seinen 1899 [dbl] <Engels {4.1.17} |
morsebel* onzindelijke vrouw 1600 [wnt] |
morsen* knoeien 1615 [wnt] |
mortaliteit sterftecijfer 1650 [mey] <Frans |
mortel metselspecie 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
mortier vuurmond met zeer korte loop 1488 [mnw] <Frans {4.1.14} |
mortuarium rouwcentrum 1955 [Aanv wnt] <modern Latijn {3.2} |
mos* plantjes 1091-1100 [Rey] {2.2} |
mos gewoonte 1847 [kku] <Latijn |
moskee islamitisch bedehuis 1542 [wnt] <Frans |
moslim aanhanger van de islam 1824 [wei] <Arabisch {3.2} |
[pagina 1019]
[p. 1019]
mossel weekdier 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans |
mosso bewogen 1827 [Weikert, Verklaring der meest gebruikelijke muzijkale kunstwoorden] <Italiaans {3.2} |
most nog niet gegist druivensap 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
mosterd kruiderij van gemalen mosterdzaad 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6} |
mot* insect 1240 [Bern.] |
mot* Bargoens: ruzie 1906 [Köster Henke] |
motel logeergelegenheid voor automobilisten 1954 [Aanv wnt] <Engels |
motet vocale compositie 1300 [mnw] <Frans |
motie uitspraak in een vergadering 1817 [wnt] <Engels of Frans |
motief beweegreden 1351-1400 [mnw] <Frans |
motief onderwerp van kunstwerk of muziek 1667 [wnt] <Frans |
motiveren staven 1824 [wei] <Frans |
motor machine die beweegkracht levert, stuwende kracht 1892 [wnt dynamometer] <Latijn {4.1.10} |
motorboot vaartuig dat wordt voortbewogen door een motor 1914 [gvd] {4.1.11} |
motorfiets tweewielig motorvoertuig 1902 [wnt automobiel] <? {3.5/4.1.10} |
motoriek beweeglijkheid in gedrag 1954 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
motoriseren van motoren voorzien 1942 [Aanv wnt] <Frans |
motorrijtuig officiële benaming voor auto's en motorfietsen 1905 [wnt motor] {4.1.10} |
motregen* fijne regen 1658 [wnt] {4.1.1} |
motto zinspreuk 1788 [wnt verzuimen] <Italiaans {3.2} |
mountainbike terreinfiets 1989 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10} |
moussaka gerecht van gehakt, tomatensaus en aubergines 1992 [gvd] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
mousse gerecht van stijfgeklopte room 1929 [kwt] <Frans {4.1.6} |
mousseline los geweven stof 1792 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
mousseren schuimen 1824 [wei] <Frans |
mout* ontkiemd graan voor bier 1125 [mnw] {2.4/4.1.2} |
mouw* armbekleedsel 1240 [Bern.] |
moven weg wezen 1984 [gvd] <Engels |
moveren tot iets bewegen 1370-1378 [mnw] <Latijn |
moyenne gemiddelde 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
mozaïek inlegwerk 1679 [wnt] <Frans |
mozetta bisschopsmantel 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
mozzarella zachte Italiaanse kaas 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
mud inhoudsmaat 1101-1200 [Tavernier] <Latijn {2.4} |
mudvol* stampvol 1940 [wnt stampvol] {4.4} |
muf* onfris 1562 [Naembouck] |
muffin rond cakeje 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
mug* insect 1240 [Bern.] {3.1} |
muggenziften* haarkloven 1630 [wnt verkeeren i] |
muil paardachtige 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
muil* bek 1287 [cg NatBl] |
muil pantoffel 1588 [Kil.] <Latijn {4.1.9} |
muildier paardachtige 1542 [Claes Tw. 12] {4.1.3} |
muilpeer klap in het gezicht 1530 [mnw] |
muis* knaagdier 1240 [Bern.] {4.1.3} |
muis* deel van de hand 1477 [mnw] |
muis* computer-randapparaat 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 27] {3.1} |
muisarm* aandoening door het gebruik van een computermuis 1994 [Sanders 2001] {3.1} |
muisjes* gesuikerde anijszaadjes 1872 [gvd] {1.2.5} |
muiten oproer maken 1358 [mnw] |
muiterij oproer 1350 [mnw] |
muizen* muizen vangen 1287 [cg NatBl] |
muizenis zwarigheid waarvan men het hoofd vol heeft 1588 [Claes] |
mul* fijne aarde 1287 [cg NatBl] |
mulat kind van neger en blanke 1602 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2} |
mulder molenaar 1287-1288 [cg i Oudenaarde] <Latijn {1.2.4/4.1.13} |
multicultureel samengesteld uit verschillende culturen 1984 [gvd] <Engels |
multimedia techniek waarin beeld, geluid en tekst zijn geïntegreerd 1990 [De Coster 1999] <Engels |
multipel veelvoudig 1895 [Broeckaert] <Frans |
multiple sclerose verlammingsziekte 1976 [wp] <Engels {4.4} |
multiplex plaatmateriaal uit meerdere lagen 1924 [gvd] <modern Latijn {3.2} |
multiplex groot bioscoopcomplex 1994 [De Coster 1999] <Engels |
mum ogenblik 1940 [Aanv wnt] {1.2.4} |
mummelen* onduidelijk spreken 1484 [mnw] {3.1} |
mummie gebalsemd lijk 1567 [Junius 122a] <Frans |
[pagina 1020]
[p. 1020]
mummificatie het tot mummie maken 1847 [kku] <Frans |
munitie schietvoorraad 1551 [wnt] <Frans {4.1.14} |
munster domkerk 1153 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2} |
munt plantengeslacht 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.3} |
munt geldstuk 1240-1260 [cg i 1, 69] <Latijn {1.2.3/4.1.12} |
munten* doelen op 1504 [mnw] |
muntjak herkauwer 1914 [gvd] <modern Latijn {4.1.3} |
muon elementair deeltje in kosmische stralen 1976 [wp] |
Murks, Moerks straattaal waarbij de Marokkaanse of Turkse manier van spreken wordt nagebootst 1999 [Sanders 2000] |
murmelen binnensmonds zeggen 1542 [Claes Tw. 12] <Latijn |
murw* zacht 1240 [Bern.] |
mus zangvogel 901-1000 [wps] <Latijn {2.5} |
museaal m.b.t. musea 1921-1922 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
museum tentoonstellingsgebouw 1770 [wnt vergruizen] <Latijn {3.2} |
musical zangspel 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15} |
musiceren muziek maken 1644 [wnt] <Frans |
musicus toonkunstenaar 1635 [wnt] <Latijn |
muskaat specerij 1253 [cg ii 1, 346] <Frans {4.1.6} |
muskaatwijn zoete wijnsoort 1714 [wnt muskaat i] {4.1.6} |
muskadel zoete wijnsoort 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans {4.1.6} |
musket ouderwets geweer 1584 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.14} |
musketon ouderwets wapen, zwaarder dan musket 1667 [wnt musket] <Frans {4.1.14} |
muskiet insect 1630 [Van Donselaar Tw. 8] <Spaans of Portugees {3.2} |
muskus sterk riekende stof van mannelijke muskusdieren 1620 [De Jonge iv, 241] <Latijn |
müsli rauwkostgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Duits {3.2/4.1.6} |
must iets dat absoluut moet 1959 [R75] <Engels |
mustang paardachtige 1863 [kku] <Engels {4.1.3} |
mutageen veranderlijk 1984 [gvd] <Engels |
mutant door mutatie ontstaan individu 1918 [wnt afsplitsen] <Latijn |
mutatie verandering 1523 [hws] <Frans |
muteren veranderen 1451-1500 [mnw] <Latijn |
mutilatie verminking 1650 [mey] <Frans |
mutileren verminken 1650 [mey] <Frans |
muts hoofddeksel 1373 [mnw] <me Latijn {4.1.9} |
mutsje oude vochtmaat 1573 [wnt] <? {3.5} |
mutualiteit wederkerigheid 1865 [kvw] <Frans |
mutueel over en weer 1542 [Aanv wnt] <Frans |
muur metselwerk 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/3.2} |
muur* plant 1350 [Vandewiele en Braekman] |
muurschildering voorstelling op muren 1873 [wnt muur i] |
muzak achtergrondmuziek 1981 [Picarta: titel van F. Celis] <Engels {4.1.16} |
muze zanggodin 1565 [wnt] <Latijn |
muzelman moslim 1622 [wnt] <Frans |
muziek toonkunst 1240 [Bern.] <Frans |
muzikant muziekbeoefenaar 1669 [Claes] <Frans |
mwah* tussenwerpsel: uiting van aarzeling 1994 [nhl-krant 9/3/94] {1.2.1/4.3} |
mycelium zwamvlok 1868 [wnt vrucht i] <modern Latijn |
myoom gezwel van spierweefsel 1948 [kwt] |
myriade telwoord: tienduizendtal 1825 [wnt] <Frans {4.2} |
mysterie geheim 1639 [wnt] <Latijn |
mysterieus geheimzinnig 1659-1673 [wnt] <Frans |
mystiek geheimzinnig 1780-1781 [wnt] <Frans |
mystificatie bedriegerij 1868-1872 [wnt] <Frans |
mythe wereldbeschouwelijke overlevering, fabel 1804-1808 [wnt] <Latijn |
mythologie geheel van de mythen van een volk 1777 [mey] <Frans |
mytylschool school voor lichamelijk gebrekkige kinderen 1961 [gvd] |
myxomatose virusziekte van konijnen 1967 [wp in kleuren] |
na* voorzetsel 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
naad* voeg 1277 [cg i Brugge] |
naaf* middenstuk van wiel waardoor de as gaat 1477 [mnw] |
naaien* met naald en draad maken 1240 [Bern.] |
naaien* geslachtsgemeenschap hebben 1485 [mnw] {4.4} |
naaimachine werktuig voor machinaal naaien 1868 [wnt uitrusting ii] {4.1.9} |
naakt* bloot 1236 [cg i 1, 27] |
naald* dunne stift om te naaien 1156 [Claes] {2.3} |
[pagina 1021]
[p. 1021]
naam* woord waarmee iem. of iets wordt aangeduid 1236 [cg i 1, 24] |
naamval* elk der buigingsvormen van een naamwoord 1706 [Moonen, Nederduitsche spraekkunst] |
naar* akelig 901-1000 [Künzel] {2.3} |
naar* voorzetsel 1240 [Bern.] {4.2} |
naardien* onderschikkend voegwoord 1646 [wnt] {4.2} |
naargeestig* somber 1762 [wnt verfrisschen] |
naarstig* ijverig 1350 [mnw] {1.2.4} |
naast* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
naast* voorzetsel 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
naasten* in bezit nemen 1351-1400 [mnw] |
naastenliefde liefde tot de medemens 1903 [wnt naast] <Duits |
nabauwen* spottend napraten 1647 [wnt] {3.1} |
nabij* bijwoord van plaats 1357 [mnw] |
nabij* voorzetsel 1460 [mnw] {4.2} |
nabootsen nadoen 1617 [wnt] |
nabuur* buurman 1331 [Stadb. Zwolle i] |
nachleben het voortleven in de herinnering 1999 [gvd] <Duits {3.2} |
nacht* de tijd als de zon onder is 901-1000 [wps] {4.1.7} |
nachtbraken* de nacht doorwerken, de nacht met uitgaan doorbrengen 1599 [Kil.] |
nachtegaal* zangvogel 1240 [Bern.] {3.1} |
nachtmerrie* angstige droom 1484 [mnw] |
nachtschade* bijzonder giftige plant 1351 [mnw] |
nada tussenwerpsel: niets 1989 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.3} |
nadat* onderschikkend voegwoord 1287 [cg NatBl] {4.2} |
nadeel* schade 1578 [wnt] |
nadruk klemtoon 1672 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek] <Duits |
nafta petroleum 1778 [wnt] <Latijn |
nagel* spijker 1240 [Bern.] |
nagel* hoorn op laatste voet- en handkootjes 1287 [cg NatBl] {3.1} |
naïef argeloos, onnozel 1698 [wnt] <Frans |
naijver jaloezie 1635 [wnt] |
naira munteenheid van Nigeria 1991 [2000 Standard Catalog of World Coins] {4.1.12} |
naken* naderen 1240 [Bern.] |
nalatenschap erfenisboedel 1683 [wnt] <Duits |
namelijk* bijwoord van modaliteit: met name 1236 [cg i 1, 25] |
namens voorzetsel 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Duits {4.2} |
nandoe loopvogel 1863 [kku] <Spaans {3.2} |
nap* beker 1100 [Willeram] |
napalm vulling van brandbom 1951 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14} |
nappa nappaleer 1943 [Sanders 1995] <Engels |
nar zot 1432-1468 [mnw] <Duits |
narcis sierplant 1553 [Claes] <Latijn |
narcisme liefde voor zichzelf 1933 [Aanv wnt] <Duits |
narcose verdoving 1898 [gvd] <Frans {1.2.4} |
narcoticum bedwelmend middel 1624 [wnt vomitorium] <me Latijn |
nardus plant 1530 [wnt] <Latijn |
narwal walvisachtige 1660 [Schierbeek, Schouwburg der dieren 98] <Deens of Noors {1.3/3.2/4.1.3} |
nasaal neus- 1832 [wei] <Frans |
nasi gekookte rijst 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 40a] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
nasi rames rijstgerecht 1992 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
naslagwerk boek om dingen in op te zoeken 1846 [wnt werk] <Duits |
nat* vloeibaar, vochtig 901-1000 [wps] |
natie volk 1408 [mnw] <Frans |
nationaal volks-, staats- 1619 [wnt] <Frans |
nationaliteit het behoren tot een bepaalde natie 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Frans |
natrium chemisch element 1846 [wnt wonderzout] <modern Latijn |
naturaliseren opnemen als staatsburger 1597 [wnt] <Frans |
naturalisme letterkundige stroming 1884 [wnt winkel i] <Frans |
naturel natuurlijk 1580 [wnt] <Frans |
natuur aangeboren neiging 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans of Latijn |
natuur landschap 1697 [wnt] |
nautisch scheepvaart- 1824 [wei] <Latijn |
nauw* niet wijd 1285 [cg Rijmb.] |
nauwelijks* bijwoord van hoeveelheid: amper 1512 [mnw] {3.1} |
navel* lidteken van navelstreng 1240 [Bern.] {3.1} |
navenant bijwoord van modaliteit: overeenkomstig 1514 [mnw] |
navigatie scheepvaart 1549 [wnt] <Frans |
navigeren een schip vakkundig besturen 1613 [wnt] <Frans |
navrant hartverscheurend 1847 [kku] <Frans |
nazaat* nakomeling 1425-1430 [mnw] {4.1.4} |
nazi nationaal-socialist 1930 [Toll.] <Duits |
nebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2/4.3} |
[pagina 1022]
[p. 1022]
nebulium chemisch element waarnaar vergeefs werd gezocht 1924 [gvd] <modern Latijn |
necessaire reisetui 1650 [mey] <Frans |
necrofiel seksuele begeerte naar lijken hebbend 1984 [gvd] |
necrologie lijkrede 1824 [wei] <Frans of Latijn |
necrose weefselversterving 1904-1905 [wnt long: necrosebacillen] <Frans |
nectar godendrank 1579 [wnt] <Frans {4.1.6} |
nectarine soort van perzik 1800 [wnt voorleden i] <Engels {4.1.2} |
neder, neer* bijwoord van richting: naar beneden 901-1000 [wps] |
nederig ootmoedig 1562 [wnt] <Duits |
nederlaag het overwonnen worden 1425 [mnw] <Duits |
nederpop Nederlandse popmuziek 1970 [Recht voor raap] {4.1.16} |
Nederturks Nederlands gemengd met Turks 1994 [Sanders 2000] {4.4} |
nederwiet in Nederland geteelde marihuana 1986 [koe] {4.1.6} |
nee* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1350 [mnw] {4.3} |
neef* zoon van broer, zus, oom of tante 1240 [Bern.] {4.1.4} |
neen* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1237 [cg i Gent] {4.3} |
neerslachtig* bedroefd 1346 [mnw] |
neet* luizenei 1240 [Bern.] |
neffens* voorzetsel 1287 [cg NatBl] {4.2} |
negatie ontkenning 1824 [wei] <Frans |
negatief ontkennend 1480 [hws] <Frans |
negatief lichtbeeld waarin licht en donker omgedraaid zijn 1855 [wnt positief iv] <Engels {4.1.17} |
negen* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
negenoog* kaakloze vis 1477 [Teuth.] {3.1} |
negentien* telwoord 1240-1260 [cg i Gent] {4.2} |
negentig* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
neger zwarte 1644 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans of Portugees {3.2} |
negeren doen of iets of iem. niet bestaat 1864 [wnt] <Latijn |
negerzoen met geklopt eiwit gevuld koekje, overtrokken met chocolade 1950 [gvd] {4.1.6} |
negligé ochtendkleding 1784-1785 [wnt] <Frans |
negligeren verzuimen 1650 [mey] <Frans |
negorij gehucht 1888 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
negotie handel 1520 [hws] <Latijn |
negotiëren onderhandelen 1627 [wnt negotie] <Frans |
negroïde met negerkenmerken 1929 [kwt] |
negrospirituals geestelijke liederen van Amerikaanse negers 1950 [gvd] <Engels {4.1.16} |
negus Ethiopische keizerstitel 1832 [wei] <Amhaars |
neigen* buigen 901-1000 [wps] |
nek* achterste deel van hals 1350 [mnw] |
nekken* doden, de genadeslag geven 1560 [wnt] |
nel troef 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Frans {4.1.18} |
nelson worstelgreep 1968 [kwt] <Engels |
nemen* grijpen, gebruiken 901-1000 [wps] |
neodymium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn |
neofiet nieuwbekeerde 1819 [Aanv wnt] <Latijn |
Neolithicum geologische periode 1925 [Aanv wnt] <modern Latijn |
neologisme nieuw gevormd woord 1813 [Agron en Landré, Nederduitsch-Fransch, iv] <Frans {3.2} |
neomalthusianisme streven naar beperking van het kindertal 1912 [kku] |
neomist pasgewijde priester 1838 [Aanv wnt] |
neon chemisch element 1901 [kui] <modern Latijn |
neonazi aanhanger van modern nationaal-socialisme 1979 [Wijnands&Ost] <Duits {3.2} |
neoplasma gezwel 1948 [kwt] |
Neozoïcum geologische periode 1933 [Reinders, Leerboek der Plantkunde, ii, 126] <modern Latijn |
nep Bargoens: bedrog 1927 [moo] <Duits |
nepotisme begunstiging van familieleden met baantjes en goederen 1659-1673 [wnt] <Frans |
neptunium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 510] <modern Latijn |
nerd onhandige, saaie jongen 1994 [De Coster 1999] <Engels |
nerf* oneffenheid in leer 1599 [Kil.] |
nerf zenuw 1850 [Toll.] <Frans |
nergens* bijwoord van plaats 1379 [Claes] {3.1} |
nering* bedrijf, broodwinning 1277 [cg i 1, 354] |
nero wreedaard 1784-1785 [wnt] <Latijn |
nerts marterachtige 1909-1910 [Aanv wnt] <Duits {4.1.3} |
nerveus zenuwachtig 1844 [wnt typheus] <Frans |
nervositeit zenuwachtigheid 1847 [kku] <Frans |
nes* landtong, schor 918-948 [Künzel] {2.3} |
nest* vogelbroedplaats 1100 [cg ii 1, 130] {2.5} |
[pagina 1023]
[p. 1023]
nestel* veter, schoudersieraad 1380-1420 [mnw] |
nestor eerbiedwaardige grijsaard 1678 [wnt pit v] |
net* visnet 1240 [Bern.] |
net keurig 1456 [hws] <Frans |
netel* gewas 1287 [cg NatBl] {3.1} |
neteldoek* weefsel 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert 9] {4.1.9} |
netelig* lastig 1732 [wnt] |
netsuke gordelknoop 1912 [kku] <Japans {3.2} |
nettiquette gedragscode voor het gebruik van e-mail en internet 1993 [nrc-h 25/3/93, 6] <Engels |
netto bijwoord: na aftrek van kosten 1567 [Kool] <Italiaans {3.2} |
neuken* geslachtsgemeenschap hebben 1762 [Claes] {4.4} |
neurasthenie zenuwzwakte 1847 [kku] |
neuriën* halfluid zingen 1612 [wnt] {3.1} |
neurose psychiatrisch ziektebeeld 1863 [kku] <Duits |
neus* reukorgaan 1236 [cg i 1, 23] |
neushoorn* hoefdier 1691 [Sewel] {4.1.3} |
neutje* borreltje 1897 [Sanders 1997a] {4.1.6} |
neutraal onzijdig 1451-1475 [mnw] <Frans |
neutraliteit onzijdigheid, onpartijdige houding 1542 [hws] <Frans |
neutrino ongeladen materiedeeltje 1961 [gvd] <Italiaans {3.2} |
neutron atoomdeeltje 1937 [Aanv wnt] |
neutrum onzijdig geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn |
neuzelen* door de neus praten 1531-1540 [Claes] {3.1} |
nevel* damp 1300 [mnw] {4.1.1} |
neven* voorzetsel 1267 [cg i 1, 102] {4.2} |
new age holistische levensbeschouwing 1989 [Peptalk] <Engels |
newfoundlander hondensoort 1834 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
newton eenheid van kracht 1950 [gvd] |
new wave vorm van punkmuziek 1977 [R84] <Engels {4.1.16} |
ngultrum munteenheid van Bhutan 1974 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Dzongkha {4.1.12} |
nicht* dochter van broer, zus, oom of tante 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4} |
nicht* mannelijke homoseksueel 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
nicotine alkaloïde in tabak 1847 [kku] <Frans |
niëllo graveerwerk in metaal 1860 [wnt] <Italiaans {3.2} |
niemand* onbepaald voornaamwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.4/4.2} |
niemendal* onbepaald voornaamwoord 1612 [wnt toekomen] {4.2} |
niente tussenwerpsel: niets 1991 [Vd Sijs 1996] <Italiaans {3.2/4.3} |
nier* een orgaan 1287 [cg NatBl] |
niet* ontkennend bijwoord 901-1000 [wps] {2.5} |
nietig* onbeduidend, niet geldig 1573 [Plantijn] |
nietje* klinknageltje 1804 [Weiland, Nederduitsch taalkundig wrdb.] |
niets* onbepaald voornaamwoord 1270-1290 [mnw] {4.2} |
nietswaardig zonder innerlijke waarde, gemeen 1734 [wnt aanplakken Suppl.] <Duits |
nietszeggend niets bewijzend 1873 [wnt uitstooten] <Duits {3.1} |
niettegenstaande* onderschikkend voegwoord 1470 [mnw] {4.2} |
niettegenstaande* voorzetsel 1484 [mnw] {4.2} |
niettemin* onderschikkend voegwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
nietwaar* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1862 [wnt zijleuning] {4.3} |
nieuw* pas ontstaan 1040 [Claes] {2.3} |
nieuweling iem. die net is begonnen of aangekomen 1581 [wnt] <Duits |
nieuwerwets* volgens de laatste mode 1684 [wnt roos] |
nieuwkomer nieuweling 1946 [De Vooys] <Engels |
nieuws* bericht over iets dat nog onbekend is 1656 [wnt nieuws i] |
nieuwsgroep discussieforum op internet 1994 [pc+ 3/11, 19, 21] <Engels |
niezen* proesten 1240 [Bern.] {3.1} |
nigromantie zwarte kunst 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn |
nihil ontkennend bijwoord 1561 [wnt request] <Latijn |
nihilisme de wil om op het niets een nieuwe maatschappij te bouwen 1868 [wnt] <Duits |
nijd* jaloezie, woede 1100 [Willeram] |
nijdas nijdige kerel 1891 [Toll.] |
nijgen* buigen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
nijlpaard hoefdier 1743 [wnt water] {4.1.3} |
nijpen* knellen, kwellen 1360 [mnw] |
nijver naarstig 1561 [wnt] {1.2.4} |
nikes merknaam voor sportieve schoenen 1989 [Hofkamp&Westerman] <Engels {4.1.9} |
nikkel chemisch element 1770 [Papillon] <Duits |
nikker* boze watergeest, duivel 1302 [mnw] |
nikker neger 1828 [Toll.] <Engels |
[pagina 1024]
[p. 1024]
niks onbepaald voornaamwoord 1784-1785 [wnt] <Duits {4.2} |
nimbostratus wolkenformatie 1961 [gvd] <modern Latijn |
nimbus regenwolk 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn |
nimf wezen dat bossen, rivieren bewoonde 1530 [wnt] <Frans |
nimfijn jong meisje dat oudere mannen aantrekt 1978 [Vertaling Lolita] {4.4} |
nimmer* bijwoord van tijd: nooit 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.7} |
nimrod jachtliefhebber 1639 [wnt] |
ninja Japanse strijder 1995 [De Coster 1999] <Japans {3.2} |
nintendo Japans videospel 1981 [Handleiding] <Japans {3.2/4.1.18} |
niobium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn |
nippel metalen mof 1901 [wnt] <Engels |
nippen* een teugje drinken 1644 [wnt] |
nippertje* ogenblik 1872 [gvd] |
nipt* op het kantje 1945 [Aanv wnt] {1.2.2} |
nirwana volkomen rust 1872 [wp, dl. 4, 172] <Sanskriet |
nis uitholling 1631 [wnt] <Frans |
nitraat zout van salpeterzuur 1847 [Aanv wnt] <Frans |
nitwit die niets weet 1971 [De Coster 1999] <Engels |
niveau peil 1847 [kku] <Frans |
nivelleren op één peil brengen 1864 [wnt] <Frans |
nivôse sneeuwmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
nobel munt 1406 [mnw] <Engels {3.2/4.1.12} |
nobel edel 1477 [Teuth.] <Frans |
nobelium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
Nobelprijs Zweedse prijs 1910 [kwt] |
noch* nevenschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {1.2.4/2.5/4.2} |
nochtans* bijwoord van causaliteit: evenwel 1275-1276 [mnw] {3.1} |
nocturne dromerig muziekstuk 1855 [Aanv wnt] <Frans |
node* bijwoord van modaliteit: onwillig 1240 [Bern.] |
noden* verzoeken 1240 [Bern.] |
noedels gekookte meelballetjes 1912 [kku] <Duits {4.1.6} |
noemen* een naam geven 1249 [cg i 1, 42] |
noemer* onderste getal in een breuk 1508 [Kool] |
noen middag 1236 [cg i 1, 25] <Latijn {4.1.7} |
noen middagmaal 1657 [wnt] |
noest arbeidzaam 1653 [wnt] {1.2.4} |
nog* bijwoord van tijd: tot op dit ogenblik, voortdurend 1100 [Willeram] {1.2.4/2.5/4.1.7} |
noga een lekkernij 1860-1875 [wnt] <Frans {4.1.6} |
nogmaals bijwoord van tijd: wederom 1659-1673 [wnt] <Duits {4.1.7} |
noh oudste vorm van Japans toneel 1936 [Kath. Enc. dl. 14, kol. 474] <Japans {3.2} |
nok* hoogste deel van dak 1599 [Kil.] |
nolens volens tegen wil en dank 1838 [wnt uitzonderen] <modern Latijn {3.1} |
nomade rondzwervende steppe- of woestijnbewoner 1682 [wnt snarren] <Frans |
nomen naamwoord 1638 [Ruijs] <Latijn |
nomenclatuur stelsel van regels voor naamgeving 1834 [wnt wortelwoord] <Latijn |
nomenklatoera communistische partijbonzen 1992 [gvd] <Russisch {3.2} |
nominaal de naam betreffende, naamwoordelijk 1872 [gvd] <Frans |
nominatie benoeming, voordracht 1586 [wnt:] <Frans |
nominatief eerste naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
non kloosterzuster 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
nonchalant achteloos 1650 [mey] <Frans |
nondeju, nondedju tussenwerpsel: bastaardvloek 1905 [wnt zatlap] {4.3} |
non-descript moeilijk te beschrijven 1972 [R75] <Engels |
none negende toon 1855 [wnt undecime] <me Latijn |
nonet muziekstuk voor negen instrumenten 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2} |
nonkel oom 1851 [wnt zeveren] <Frans {1.2.4/4.1.4} |
no-nonsebeleid beleid met zeer realistische inslag 1987 [De Coster 1999] |
nonsens onzin 1766 [wnt] <Engels {3.2} |
non-valeur oninbare vordering 1844 [wnt uitmaken] <Frans {1.2.5} |
non-valeur waardeloos iemand 1871 [wnt vastroesten] <Frans {1.2.5} |
nood* dwang der omstandigheden, gebrek 1100 [Willeram] |
nooddruft* behoefte 1291-1300 [cg Luiks Diat.] {1.2.4/3.1} |
noodvuur* vuur met reinigende kracht ontstoken door wrijving 776-800 [cg ii 1 Heidense prakt.] {2.5/3.1} |
nooit* bijwoord van tijd: op geen enkel tijdstip 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.7} |
[pagina 1025]
[p. 1025]
noord* windstreek 790-793 [Claes] {2.3} |
noorden* recht tegenover het zuiden 1240 [Bern.] |
noorderlicht* verschijnsel aan de noordelijke hemel 1736 [wnt verheveling] {4.1.1} |
noot aantekening 1240 [Bern.] <Frans |
noot* vrucht 1285 [cg Rijmb.] {4.1.2} |
noot muzieknoot 1287 [cg NatBl] <Frans |
nootmuskaat specerij 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.6} |
nop* knoop, propje 1252 [mnw] |
nopen* dwingen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
nopens* voorzetsel 1500 [mnw] {4.2} |
noppes* onbepaald voornaamwoord 1844 [moo] {4.2} |
nor* gevangenis 1881 [wnt] |
norbertijn monnik van de orde van de H. Norbertus 1710 [wnt vergelijken] {4.1.8} |
norit actieve kool 1929 [kwt] |
norm richtsnoer 1889 [Picarta: titel van L.W.E. Rauwenhoff] <Frans |
normaal loodlijn 1824 [wnt normaal ii] <Frans |
normaal overeenkomstig de regel 1847 [kku] <Frans |
normaliteit het normaal zijn 1847 [kku] <Frans |
normaliter bijwoord van hoedanigheid: gewoonlijk 1910 [wnt warm] <Latijn |
normatief een norm stellend 1832 [wei] <Frans |
nors* stuurs 1350 [mnw] |
nostalgie heimwee 1824 [wei] <Frans |
nota aantekening 1525 [wnt wellustig] <Latijn |
nota rekening 1843 [wnt] <Latijn |
notabel voornaam 1401-1450 [mnw] <Frans |
nota bene bijwoord van modaliteit: let op 1623 [wnt] <Latijn |
notaris openbaar ambtenaar 1290 [mnw] <Latijn |
notatie het optekenen 1698 [mey] <Frans |
notebook draagbare computer 1991 [hcc nieuwsbrief jan. 1, 39] <Engels {4.1.17} |
noteren aantekenen 1400 [mnw] <Frans |
notie besef 1840 [wnt] <Frans |
notificatie kennisgeving 1570 [wnt recolement] <Frans |
notificeren bekendmaken 1635 [wnt] <Latijn |
notitie aantekening 1566 [wnt vloed] <Latijn |
notoir bekend, berucht 1497 [hws] <Frans |
notoriteit algemene bekendheid 1670 [Aanv wnt] <Frans |
notulen aantekeningen van vergadering 1592 [wnt] <Frans |
nou* bijwoord van tijd: op het ogenblik 1401-1500 [mnw] {4.1.7} |
nouveauté nieuwigheid 1824 [wei] <Frans |
nova ster 1943 [Van Albada, De Bouw van het Inwendige der Sterren, 86-7] <modern Latijn |
novelle kort prozaverhaal 1864 [wnt] <Duits |
november elfde maand 1266 [Toll.] <Latijn {4.1.7} |
novice nieuweling (in klooster) 1865-1870 [wnt proef] <Frans {4.1.8} |
noviciaat proeftijd 1776 [Aanv wnt] <Frans |
noviteit nieuwigheid 1568 [Aanv wnt] <Latijn |
novum nieuw feit 1912 [kku] <Latijn |
nozem branieschopper 1955 [Endt] {4.1.4} |
nozemdom de nozems als totaliteit 1959 [Aanv wnt] |
nu* bijwoord van tijd: op het ogenblik 901-1000 [wps] {4.1.7} |
nuance schakering 1807 [wnt kleederdracht] <Frans {3.2} |
nuchter niets gegeten of gedronken hebbend 1240 [Bern.] <Latijn |
nucleair kern- 1950 [wnt troebel ii] <Frans |
nucleon verzamelnaam voor de deeltjes van atoomkernen 1967 [wp in kleuren] |
nucleus kern 1719 [wnt typus] <Latijn |
nudisme recreëren zonder kleding 1950 [Aanv wnt] <Frans |
nudist naaktloper 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
nuf ingebeeld meisje 1599 [Kil.] <Nederduits {3.2} |
nuk kuur 1573 [Claes] <Duits |
nul telwoord 1508 [Kool] <Italiaans {3.2/4.2} |
numeriek door getallen uitgedrukt 1847 [kku] <Frans |
numerus clausus gesloten aantal leerlingen 1953 [Huizinga] <Latijn |
numerus fixus gesloten aantal leerlingen 1970 [Recht voor raap] <Latijn |
numismaat munt- of penningkundige 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
nummer cijfer 1350 [mnw] <Frans |
nuntius pauselijk ambassadeur 1602 [Aanv wnt] <Latijn {4.1.8} |
nurks* knorrig 1841 [wnt] |
nut* voordeel 1505 [mnw] |
nutatie periodieke verschuiving van de hemelpool 1912 [kku] <Frans |
nutria knaagdier 1950 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.3} |
nuttigen* spijs gebruiken 1401-1450 [mnw] {3.1} |
nylon kunststof 1946 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
o* tussenwerpsel: uitroep van verrukking, smart e.d. 1350 [mnw] {4.3} |
[pagina 1026]
[p. 1026]
oase vruchtbare plaats in woestijn 1824 [wei] <Duits |
obediëntie gehoorzaamheid 1330 [mnw] <Frans |
obelisk gedenknaald 1615 [Aanv wnt] <Latijn {3.2} |
o-benen benen waarvan de knieën naar buiten staan 1872 [gvd] <L {3.4/5} |
ober kelner 1906 [Aanv wnt] <Duits {4.1.13} |
obi Japanse gordel 1933 [Westendorp, Japan] <Japans {3.2} |
object voorwerp 1500 [hws] <Frans |
objectief zich bepalend tot de feiten 1847 [kku] <Frans |
oblie dun wafeltje 1380-1420 [mnw] <Frans {4.1.6} |
obligaat verplicht 1802-1809 [wnt] <Latijn |
obligatie schuldbrief 1370-1378 [hws] <Frans |
obligatoir verplicht 1786 [Aanv wnt] <Frans |
obligeren verplichten 1274 [cg i 1, 278] <Frans |
obligo verplichting 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
oblomovisme extreme lamlendigheid 1999 [gvd] |
oblong langwerpig 1847 [kku] <Frans |
obool muntje 1832 [wei] <Frans |
obsceen oneerbaar 1669 [mey] <Frans |
obscuur duister 1539 [Aanv wnt] <Frans |
obsederen geheel in beslag nemen 1824 [wei] <Frans |
observatie waarneming 1485 [mnw] <Frans |
observator waarnemer 1768 [wnt uiteinde] <Latijn |
observeren waarnemen 1524 [hws] <Frans |
obsessie dwangvoorstelling 1824 [wei] <Frans |
obsoleet verouderd 1824 [wei] <Frans |
obstakel hinderpaal 1512 [hws] <Frans |
obstetrie verloskunde 1876 [Med. zakwrd. ned. taal] |
obstinaat halsstarrig 1480 [mnw] <Latijn |
obstipatie hardlijvigheid 1847 [Aanv wnt] <me Latijn |
obstructie tegenwerking, afsluiting 1669 [mey] <Frans |
ocarina blaasinstrument 1885 [Viotta, Lexicon der toonkunst] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
occasion koopje 1910 [kwt] <Frans |
occidentaal westelijk 1650 [mey] <Frans |
occlusief plofklank 1950 [gvd] <Frans |
occult verborgen 1669 [mey] <Frans |
occupatie bezigheid 1468 [hws] <Frans |
occupatie verhindering 1503 [hws] <Frans |
occuperen zich bezighouden 1520 [hws] <Frans |
oceaan wereldzee 1595 [wnt voute] <Frans |
ocelot katachtige 1770 [Aanv wnt] <Frans {4.1.3} |
och* tussenwerpsel: uitroep van verdriet of medelijden 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3} |
ocharm* tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1300 [mnw] {4.3} |
ochtend* (vroege) morgen 1351-1400 [mnw] {1.2.4/4.1.7} |
octaaf achtste toon van de grondtoon af 1601 [wnt toesein] <Frans |
octaan koolwaterstof 1937 [A. Viruly, Logboek 54] |
octant hoekmeter 1740 [Aanv wnt] <Frans |
octavo boekformaat 1634 [wnt gulden i] <modern Latijn |
octet muziekstuk voor 8 partijen 1885 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
octogonaal achthoekig 1847 [kku] <Frans |
octopus inktvis 1881 [Aanv wnt] <modern Latijn |
octrooi patent 1817 [wnt] <Frans |
oculair oog- 1524 [Aanv wnt] <Frans |
oculeren wijze van enten 1670 [Aanv wnt] |
ode lyrisch gedicht 1650 [mey] <Frans |
odeur geur 1669 [mey] <Frans |
odium het hatelijke 1914 [gvd] <Latijn |
oecumene algemene kerk 1952 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.8} |
oedeem vochtophoping 1847 [kku] <Duits of modern Latijn |
Oedipuscomplex complex waarbij zoons een diepere relatie met de moeder en dochters met de vader hebben 1931 [Aanv wnt] |
oef tussenwerpsel: uitroep van benauwdheid 1808 [wnt] <Frans {3.2/4.3} |
oefenen* door herhaling bekwaam maken of worden 1265-1270 [cg Lut.K] |
oehoe uilachtige 1809 [wnt uhu] <Duits {1.1} |
oei* tussenwerpsel: uitroep van pijn of schrik 1657 [wnt] {4.3} |
oekaze bevelschrift 1872 [gvd] <Frans |
oelewapper* waardeloze vent 1931-1940 [nrc-h 21/2/2001] |
oen scheldwoord: sufferd 1612 [Aanv wnt] <? {3.5} |
oenologie kennis van de wijn 1847 [kku] |
oeps tussenwerpsel: uitroep van verbazing of schrik 1991 [Hoppenbrouwers] <Engels {4.3/5} |
oer ijzerhoudende grond 1764 [wnt] <Duits |
oerkomisch zeer komisch 1924 [gvd] {4.4} |
oeros herkauwer 1852 [wnt omplompen] <Duits {4.1.3} |
oeroud zeer oud 1909 [wnt zog] {4.4} |
[pagina 1027]
[p. 1027]
oersted eenheid van magnetische veldsterkte 1912 [kku] |
oester mossel 1287 [cg NatBl] <Latijn |
oestron eierstokhormoon 1946 [Holleman, Leerboek der organische chemie 158] <Duits {3.2} |
oetlul* stommeling 1974 [Endt] {3.1} |
oeuvre gezamenlijk werk 1847 [kku] <Frans |
oever* rivierrand, kade 1287 [cg NatBl] |
of* onderschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
of* nevenschikkend voegwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
offday dag dat men niet in vorm is 1940 [Zandvoort, English in the Netherlands] <Engels {4.1.7} |
offensief aanvallend 1587 [Aanv wnt] <Frans |
offer gave (aan godheid) 1100 [Willeram] |
offerande gave (aan godheid) 1240 [Bern.] <Frans |
offeren (aan godheid) schenken 901-1000 [wps] <Latijn {2.5} |
offerte aanbieding 1824 [wei] <Frans |
officiaal priester die de mis opdraagt 1492 [Curia Palacium 209, 9, 23] <Latijn {4.1.8} |
official officieel afgevaardigde 1909 [Aanv wnt] <Engels |
officiant priester die de mis opdraagt 1599 [Aanv wnt] <Frans {4.1.8} |
officie ambt 1503 [wnt vertasseeren] <Frans |
officieel ambtelijk 1816 [Aanv wnt] <Frans |
officier rang bij de marine 1685 [wnt] <Frans {4.1.14} |
officier rang bij de landmacht 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.14} |
officiëren als priester dienst doen 1819 [Aanv wnt] <Frans |
officieus niet officieel 1842 [Aanv wnt] <Frans |
officinaal in de apotheek verplicht voorhanden 1847 [kku] <Frans |
offreren aanbieden 1562 [Aanv wnt] <Frans |
offsetdruk druktechniek 1912 [Aanv wnt] |
ofiologie studie van de slangen 1872 [gvd] |
ofschoon* onderschikkend voegwoord 1732 [wnt uitstaan] {4.2} |
ogenblik zeer korte tijdruimte 1517 [wnt raadkamer] <Duits |
ogenschijnlijk blijkbaar 1841-1845 [wnt] <Duits |
ogief spitsboog 1440 [Claes] <Frans |
oh tussenwerpsel: uitroep van spijt of droefheid 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans {4.3} |
ohm eenheid van weerstand 1894 [Aanv wnt] <Duits |
okapi herkauwer 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
oké, okay tussenwerpsel: goed 1899 [Sanders 1995] <Engels {4.3} |
oker gele verf uit bepaalde aardsoort 1567 [Claes] <Frans {4.1.5} |
okkernoot walnoot 1350 [mnw] {1.2.4/4.1.2} |
oksaal zangerskoor 1441 [mnw] {1.2.4} |
oksel* holte onder de arm 1240 [Bern.] |
okshoofd vloeistofmaat 1475 [hws] <Engels {3.2} |
oktober tiende maand 1279 [Toll.] <Latijn {4.1.7} |
olé tussenwerpsel: uitroep ter aanmoediging 1919 [kwt] <Spaans {3.2/4.3} |
oleander sierplant 1608 [wnt] <Frans |
olie vette vloeistof 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
oliebol in olie gebakken bol 1884 [wnt koek] {4.1.6} |
oliedom uiterst dom 1787-1789 [wnt] |
oliesel sacrament der stervenden 1421 [mnw] |
olifant slurfdier 1240 [Bern.] <Frans {4.1.3} |
oligarchie regering van weinige personen of families 1720 [mey] <Grieks {3.2} |
Oligoceen geologische periode 1886 [kku eoceen] <Engels |
oligofrenie achterlijkheid 1948 [kwt] |
olijf vrucht van olijfboom 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2} |
olijk* guitig 1635 [wnt] |
olipodriga uit Spanje afkomstige stoofpot 1654 [Vd Sijs 1998] {3.2/4.1.6} |
ollekebolleke* bepaalde versvorm 1975 [P. Niewint e.a., Potverdriedubbeltjes] {3.1/4.4} |
olm iep 1276 [cg i 1, 318] <Frans |
oloroso soort sherry 1953 [wp (sherry)] <Spaans {3.2/4.1.6} |
olympiade vierjaarlijkse internationale sportwedstrijd, tijdvak van vier jaar 1824 [wei] <Frans |
olympiajol zeilboot 1955 [wnt rennen i] <Duits {3.2/4.1.11} |
om* voorzetsel 1272 [mnw] {4.2} |
om* bijwoord van plaats 1287 [cg NatBl] |
oma grootmoeder 1872 [gvd] {4.1.4} |
omber kleurstof 1642 [wnt toets] <Frans |
omber kaartspel 1735 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ombrengen* doden 1573 [Plantijn] {4.4} |
ombrometer regenmeter 1824 [wei] |
ombudsman vertrouwensman 1963 [Aanv wnt] <Zweeds {3.2} |
omdat* onderschikkend voegwoord 1637 [wnt] {4.2} |
omega laatste letter van het Griekse alfabet 1637 [Statenvertaling] <Grieks {3.2} |
[pagina 1028]
[p. 1028]
omelet eiergerecht 1860 [wnt zout i] <Frans {4.1.6} |
omen voorteken 1805 [mey] <Latijn |
omerta het zwijgen van maffialeden 1999 [gvd] <Italiaans {3.2} |
omgeving kring waarin men zich begeeft 1825 [wnt] <Duits {1.4} |
omheinen* met een omheining omgeven 1450 [mnw] |
omhelzen* de armen om de hals slaan 1393-1402 [mnw] |
omhoog* bijwoord van plaats: in de hoogte 1486 [mnw] |
omineus een boos voorteken inhoudend 1658 [mey] <Latijn |
omissie verzuim 1616 [Aanv wnt] <Frans |
omitteren weglaten 1637 [wnt assigneeren Suppl] <Latijn |
omkomen* sterven 1573 [Plantijn] {4.4} |
omnibus openbaar vervoermiddel 1832 [wei] <Frans {4.1.10} |
omnibus bundel verhalen 1961 [gvd] <Engels |
omnipotent alvermogend 1376-1400 [mnw] <Latijn |
omnium wielerwedstrijd 1950 [gvd] <Engels |
omnivoor alleseter 1865 [kvw] <Frans |
omroep* het radio- en later televisiebedrijf als geheel 1922 [Van der Horst in De Standaard 2/10/98] {4.4} |
omscholen opleiden voor een ander vak 1957 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
omstandigheid* stand van zaken 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
omstreden betwist 1944 [Theissen 1978] <Duits {3.2} |
omstreeks* voorzetsel 1776 [wnt] {4.2} |
omstreeks* bijwoord van hoedanigheid 1833 [wnt] {3.1} |
omtrek* hoofdlijn die grenzen van een figuur bepaalt 1586 [Toll.] |
omtrent* voorzetsel 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2} |
omtrent* bijwoord van hoedanigheid 1285 [cg Rijmb.] |
omturnen een andere wending geven 1966 [R75] |
omver* bijwoord van plaats: ondersteboven 1573 [Plantijn] |
omwille van* voorzetsel 1838 [wnt] {4.2} |
omzichtig* behoedzaam 1630 [wnt bevreesd] |
onager paardachtige 1832 [wei] <Latijn {4.1.3} |
onaneren masturberen 1824 [wei] {4.4} |
onbehagen misnoegen 1913 [Moortgat] <Duits |
onbeholpen* onhandig 1853 [wnt] |
onbehouwen* ruw 1458 [mnw] |
onbekookt ondoordacht 1854-1855 [wnt] |
onbeschoft lomp 1588 [Kil.] <Nederduits {3.2} |
onbestemd onbepaald, vaag 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
onbestendig wisselvallig 1637 [wnt] <Duits |
onbesuisd* onbeheerst 1599 [Kil.] |
onbevangen vrijmoedig 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
onbewimpeld* openhartig 1477 [Teuth.] |
ondanks* voorzetsel 1420 [mnw] {4.2} |
onder* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
onder* bijwoord van plaats 1330 [mnw] |
onderbouwen schragen 1591-1600 [wnt] <Duits |
onderdaan* onderworpene 1265-1270 [cg Lut.K] |
onderhavig waarvan op het ogenblik sprake is 1818-1821 [wnt] <Duits |
onderhevig* lijdende aan 1265-1270 [cg Lut.K] |
onderhuids* onder de huid 1805 [wnt] {3.1/5} |
onderkast kleine letter 1860-1861 [wnt] |
onderknuppel* ondergeschikte 1980 [De Coster 1999] {3.1} |
onderling* onder elkaar 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
onderrichten onderwijzen 1550 [wnt artikel Suppl] <Duits |
ondershands* bijwoord van hoedanigheid: in het geheim 1764 [wnt vendutie] {3.1} |
ondertussen* bijwoord van tijd: inmiddels 1632 [wnt] {4.1.7} |
onderwerp* als grammaticale term: zinsdeel dat in persoon en getal met vervoegde werkwoord overeenkomt 1585 [wnt] |
onderwerp* zaak waarover men spreekt 1784-1785 [wnt] |
onderwijzer* leraar 1784-1785 [wnt] |
onduleren golven 1847 [kku] <Frans |
oneindig* geen einde hebbend 1635 [wnt zijn iii] |
ongans* ongezond 1287 [cg NatBl] |
ongeacht* voorzetsel 1806-1807 [wnt] {4.2} |
ongedierte* schadelijke of lastige dieren 1623 [wnt] {3.1} |
ongekunsteld ongemaakt 1826 [wnt] <Duits {1.4} |
ongelikt* ongepolijst, ruw 1720 [wnt] |
ongesteld* in lichte mate ziek 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
ongesteld* menstruerend 1961 [gvd] {3.1} |
ongeveer bijwoord van hoedanigheid: om en nabij 1599 [Claes] <Duits |
onguur* schrikaanjagend, ruw 1287 [cg NatBl] |
[pagina 1029]
[p. 1029]
onhebbelijk onvriendelijk 1393-1402 [mnw] <Duits |
onheus* onbeleefd 1642 [wnt] |
onkosten kosten 1374 [mnw] |
onnozel onschuldig, dom 1265-1270 [cg Lut.K] |
onomasticon lijst van namen 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
onomatopee klanknabootsend woord 1824 [wei] <Frans |
onpasselijk misselijk, onwel 1693 [wnt wateren] |
onraad* gevaar 1300 [mnw] |
ons* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
ons gewicht 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
onstuimig wild 1573 [Claes] <Duits |
ontberen* missen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontbijten* ochtendmaal eten 1240 [Bern.] {1.2.5} |
ontbreken* mankeren 1285 [cg Rijmb.] |
ontdaan* van streek 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontdooien* vloeibaar worden van ijs 1602 [wnt vlijen] |
ontfermen, zich* uit de nood helpen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontfutselen* listig ontnemen 1618 [wnt] |
ontgelden* moeten boeten 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontginnen* bebouwbaar maken 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontgoocheling ontnuchtering 1874 [Picarta: titel van A. Rutgers v.d. Loeff] <? {3.5} |
onthaasting het rustiger aan doen 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
onthalen* trakteren 1265-1270 [cg Lut.K] |
onthouden* niet vergeten 1285 [cg Rijmb.] |
onthouden* niet geven 1429 [mnw] |
onthutsen* doen ontstellen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
ontiegelijk* bijwoord van hoedanigheid: enorm, zeer veel 1961 [gvd] {3.1} |
ontij* donkere tijd van de dag 1638 [wnt] |
ontlasting* uitwerpselen 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.4} |
ontluiken* (zich) ontsluiten 1348 [mnw] |
ontmoeten* toevallig tegenkomen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontoerekeningsvatbaar niet verantwoordelijk voor zijn daden 1916 [wnt toerekeningsvatbaar] <Duits {1.4/3.2} |
ontogenese ontwikkeling van een levend wezen 1918 [wnt vitalistisch] |
ontologie leer van het zijn 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ontredderd* gehavend 1616 [wnt ontredderen] |
ontrieven* ongemak veroorzaken 1427 [mnw] |
ontroeren* in het gemoed treffen 1637 [wnt] |
ontslapen* sterven 1637 [wnt] {4.4} |
ontsnappen* ontkomen 1648 [wnt] |
ontspringen* ontsnappen aan 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontstaan* vorm krijgen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontsteltenis* verwarring 1636 [wnt wijlen] {3.1} |
ontstentenis* het niet voorhanden zijn 1783 [Claes] {3.1} |
ontucht onkuisheid 1625 [wnt] |
ontvangst* het ontvangen 1648 [wnt] {3.1} |
ontvankelijk* vatbaar voor indrukken 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
ontvreemden* ontstelen 1333 [mnw] |
ontwaken* wakker worden 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontwaren* gewaarworden 1790 [Toll.] |
ontwerpen* uitdenken, schetsen 1380 [mnw] |
ontwikkelen* ontvouwen 1679 [wnt] |
ontwrichten* uit zijn verband rukken 1765 [wnt zinking] |
ontzag* eerbied 1599 [Kil.] |
ontzetten* verbijsteren 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontzetten* bevrijden 1285 [cg Rijmb.] |
ontzien* sparen 1236 [cg i 1, 21] |
onverdroten* niet ontmoedigd 1451-1500 [mnw] |
onverhoeds* plotseling 1445 [mnw] |
onverholen* niet verborgen 1350 [mnw] |
onverlaat* slechte kerel 1589 [Claes Tw. 12] |
onverlet* onbelemmerd, ongedeerd, zonder uitstel 1350-1384 [mnw] |
onverminderd* voorzetsel 1577 [wnt] {4.2} |
onversaagd onverschrokken 1285 [cg Rijmb.] |
onvertogen* ongepast 1695 [wnt] |
onvoorzien* onverhoeds 1285 [cg Rijmb.] |
onweer* donderbui 1285 [cg Rijmb.] {4.1.1} |
onwijs* erg goed 1985 [De Coster 1999] {3.1} |
onyx steensoort 1566 [wnt] <Frans |
onzalig* ellendig 1561 [wnt] |
onzijdig* neutraal 1631 [wnt] {3.1} |
onzijdig* als grammaticale term: neutrum 1706 [Ruijs] |
onzin* zottenklap 1818 [wnt brommen] |
ooft* fruit 901-1000 [cg wps Gloss.] {4.1.2} |
oog* gezichtsorgaan 901-1000 [wps] |
oogappel* lieveling 1637 [wnt] |
oogappel* pupil 1776 [wnt] |
ooglid* huidplooi over het oog 1287 [cg NatBl] {3.1} |
oogst het inzamelen van gewassen 1240 [Bern.] |
ooi* wijfjesschaap 1240 [Bern.] {4.1.3} |
ooievaar* reigerachtige 1240 [Bern.] |
[pagina 1030]
[p. 1030]
ooit* bijwoord van tijd: te eniger tijd 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.7} |
ook* bijwoord van modaliteit: bovendien 1001-1050 [cg i, 118] |
oom* broer van vader of moeder 1240 [Bern.] {4.1.4} |
oor* gehoororgaan 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
oorbaar* welgevoeglijk 1841 [wnt oorbaar ii] |
oord* plaats, plek 951-1000 [Claes] {2.3} |
oord* munt 1252 [mnw] {4.1.12} |
oordeel* mening 1240 [Bern.] |
oorgetuige* iemand die bij een gesprek aanwezig is 1965 [Carmiggelt, Mooi weer vandaag 60] {4.4} |
oorkonde schriftelijke getuigenis 1806 [Picarta: Oorkonden betrekklijk oprigting] <Duits {1.3} |
oorlam borrel 1887 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
oorlof* vergunning 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
oorlog* strijd tussen volkeren of staten 1240 [Bern.] |
oorsprong* aanvang 1301-1400 [mnw] |
oortje* munt 1350 [mnw] {4.1.12} |
oorvijg* klap 1599 [wnt oorveeg] |
oorwurm* insect 1351 [mnw] |
oorzaak reden 1401-1425 [mnw] <Duits |
oost* windstreek 802-822 [Claes] {2.3} |
Oost-Indisch doof net doen of men niets heeft gehoord 1872 [gvd] |
Oost-Indische kers plantje 1842 [wnt kers i] |
ootmoed nederigheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Engels {3.2} |
op* voorzetsel 777 [Claes] {2.3/4.2} |
opa grootvader 1897 [wnt] {4.1.4} |
opaal mineraal 1657 [wnt] <Frans |